Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 26 oktober 2007
gepubliceerd op 23 november 2007

Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de selectiecriteria zoals bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidiëring van projecten in het kader van het Rubiconfonds in het begrotingsjaar 2007

bron
vlaamse overheid
numac
2007037027
pub.
23/11/2007
prom.
26/10/2007
ELI
eli/besluit/2007/10/26/2007037027/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 OKTOBER 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de selectiecriteria zoals bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidiëring van projecten in het kader van het Rubiconfonds in het begrotingsjaar 2007


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 27 juni 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2003, meer bepaald op artikel 32;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidiëring van projecten in het kader van het Rubiconfonds in het begrotingsjaar 2007 van 7 september 2007, inzonderheid artikel 4;

Gelet op de vaststelling van selectiecriteria door de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid, in uitvoering van artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidiëring van projecten in het kader van het Rubiconfonds in het begrotingsjaar 2007, op 19 september 2007;

Gelet op het akkoord van de Vlaams minister, bevoegd voor begroting, van 4 oktober 2007;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat deze selectiecriteria noodzakelijk zijn om de projectaanvragen te kunnen indienen en deze projectaanvragen moeten uiterlijk op 22 oktober 2007 ingediend worden.

Gelet op het advies 43.676/1 van de Raad van State, gegeven op 16 oktober 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het besluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidiëring van projecten in het kader van het Rubiconfonds in het begrotingsjaar 2007;2° de CIW : Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid zoals opgericht bij art.25 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid; 3° NTMB : natuurtechnische milieubouw;4° overheid : gemeenten, gemeentebedrijven, intercommunales of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, provincies, polders en wateringen;5° project : kleinschalige investeringswerken uitgevoerd door een overheid of door de Vlaamse Landmaatschappij in samenwerking met een overheid voor zover zij geen overheidssubsidies van een andere instelling dan het Rubiconfonds ontvangen;6° vitale openbare nutsvoorzieningen : distributie-installaties voor gas, elektriciteit, telecommunicatie, politie, brandweer en medische faciliteiten. HOOFDSTUK II. - Selectiecriteria

Art. 2.Op basis van de door de CIW op 19 september 2007, overeenkomstig artikel 4 van het besluit, vastgestelde selectiecriteria bepaalt de Vlaamse Regering dat de beoordeling van de aanvragen gebeurt op basis van vier gelijkwaardige selectiecriteria.

De beoordeling maakt het mogelijk de aanvragen te rangschikken naar volgorde van in aanmerking komend voor subsidie. Een aanvraag wordt hoger gewaardeerd naarmate het project positiever bijdraagt aan de selectiecriteria, zoals bepaald in artikelen 3, 4, 5 en 6. Deze selectiecriteria gelden enkel voor de beoordeling van aanvragen die overeenkomstig artikel 2 § 1 van het besluit uiterlijk op 22 oktober 2007 bij de CIW worden ingediend.

Art. 3.De relatie van het project met het planningsinstrumentarium binnen het integraal waterbeleid is het eerste selectiecriterium.

Projecten die in relatie staan tot of uitvoering geven aan één of meerdere van de onderstaande plannen krijgen een hogere beoordeling : a) een ontwerp van bekkenbeheerplan of deelbekkenbeheerplan;b) een goedgekeurd waterhuishoudingsplan;c) een door de gemeenteraad of provincieraad goedgekeurd DuLo-Waterplan in uitvoering van de Cluster Water van de Samenwerkingsovereenkomst « Milieu als opstap naar Duurzame Ontwikkeling ».

Art. 4.De mate waarin het project aansluit op de volgende doelstellingen van het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 is het tweede selectiecriterium : 1° het voorkomen van de verdere achteruitgang van aquatische ecosystemen, van rechtstreeks van waterlichamen afhankelijke terrestrische ecosystemen en van waterrijke gebieden; 2 ° het verbeteren en het herstellen van aquatische ecosystemen en van rechtstreeks van waterlichamen afhankelijke terrestrische ecosystemen; 3° het beheer van hemelwater en oppervlaktewater zo organiseren dat : a) het hemelwater zoveel mogelijk verdampt of nuttig wordt aangewend of geïnfiltreerd, en dat het overtollig hemelwater en effluentwater gescheiden van het afvalwater en bij voorkeur op een vertraagde wijze via het oppervlaktewaternet wordt afgevoerd;b) verdroging wordt voorkomen, beperkt of ongedaan gemaakt;c) zoveel mogelijk ruimte wordt geboden aan water, met behoud en herstel van de watergebonden functies van de oeverzones en overstromingsgebieden;d) de risico's op overstromingen die de veiligheid aantasten van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, worden teruggedrongen; 4°de integrale afweging van de diverse functies binnen een watersysteem, evenals het onderling verband tussen de verschillende functies van het watersysteem; 5° het bevorderen van de betrokkenheid van de mens met het watersysteem, waaronder de verhoging van de belevingswaarde in stedelijk gebied en vormen van zachte recreatie.

Art. 5.De noodzaak en (snelle) uitvoerbaarheid van het project is het derde selectiecriterium.

De noodzaak van een project wordt afgewogen in functie van het overstromingsgevaar voor vergunde of vergund geachte woningen, bedrijfsgebouwen en vitale openbare nutsvoorzieningen in de gebieden die na uitvoering gevrijwaard worden van overstromingen.

De beveiligingsgraad wordt bepaald aan de hand van het aantal vergunde of vergund geachte woningen, bedrijfsgebouwen en vitale openbare nutsvoorzieningen dat beschermd wordt en aan de hand van de beperking van de economische schade door uitvoering van het project.

Bij de afweging van projecten wordt niet alleen het absoluut aantal vergunde of vergund geachte woningen, bedrijfsgebouwen en vitale openbare nutsvoorzieningen dat gevrijwaard wordt van overstroming bekeken, ook de kostenefficiëntie van het project wordt in rekening gebracht.

Voor de uitvoerbaarheid van het project wordt nagegaan of in alle redelijkheid kan aangenomen worden dat het project binnen de termijn voorzien in artikel 9 van het besluit kan uitgevoerd worden.

Art. 6.De mate waarin maatregelen van NTMB in het project worden geïntegreerd, is het vierde selectiecriterium.

Als referentie voor maatregelen van natuurtechnische milieubouw gelden het 'Vademecum Natuurtechniek : inrichting en beheer van waterlopen' departement Leefmilieu en Infrastructuur (Brussel 1994) en het 'Vademecum Natuurtechniek : inrichting en beheer van wegen' departement Leefmilieu en Infrastructuur (Brussel 1996). HOOFDSTUK III. - Inhoud aanvraagdossier

Art. 7.§ 1. Onder de beknopte beschrijving van het project en het belang van het project waarvoor de subsidie wordt aangewend, zoals bepaald in art. 2. § 3., 2e lid, 3e streepje van het besluit, wordt ten minste het volgende verstaan : a) een vermelding van de relatie tussen het ingediende project en de in artikel 3 bedoelde plannen of in hoeverre het project uitvoering geeft aan de in artikel 3 bedoelde plannen;b) een beschrijving in hoeverre het project invloed heeft op de achteruitgang, verbetering of herstelling van aquatische ecosystemen, van rechtstreeks van waterlichamen afhankelijke terrestrische ecosystemen of van waterrijke gebieden;c) in voorkomend geval, een beschrijving van de maatregelen die de aanvrager parallel of gelijk met het project neemt voor de realisatie van de in artikel 4.3° a) of b) bedoelde doelstellingen; d) de volgende gegevens met betrekking tot de beveiligingsgraad van het project : - een gedetailleerde kaart waarop wordt aangegeven welk gebied door uitvoering van het project wordt gevrijwaard van overstroming; - een inschatting van de economische schade ten gevolge van het niet uitvoeren van het project; e) een opgave van de manier waarop de integrale afweging tussen de verschillende functies van het watersysteem is gebeurd en indien er enkel wordt gekozen voor beveiliging tegen overstroming ten koste van andere functies van het watersysteem, de argumenten op basis waarvan die keuze gemaakt is.f) een opgave van de manier waarop de betrokkenheid van de mens bij het watersysteem, het verhogen van de belevingswaarde van water in het stedelijk gebied of recreatief medegebruik in het project werd opgenomen.g) een beschrijving in hoeverre er maatregelen van NTMB werden geïntegreerd in het project of, indien dit niet is gebeurd, op basis van welke argumenten werd beslist geen maatregelen van NTMB mee te nemen. § 2. Daarnaast toont de beknopte beschrijving van het project en het belang van het project waarvoor de subsidie wordt aangewend, zoals bepaald in art. 2. § 3., 2e lid, 3e streepje van het besluit, bij voorkeur aan : - hoeveel woningen, bedrijfsgebouwen en vitale openbare nutsvoorzieningen nu reeds regelmatig overstromen en/of dat het overstromingsgevaar door andere ingrepen, buiten de verantwoordelijkheid van de aanvrager, recent is toegenomen; - hoeveel vergunde of vergund geachte woningen, bedrijfsgebouwen en vitale openbare nutsvoorzieningen, gelegen buiten de natuurlijke overstromingsgebieden, van overstroming gevrijwaard worden ten gevolge van de realisatie van het project, op basis van modellering, studies of inschattingen.

Art. 8.Om de urgentie en/of prioriteit van het project, zoals bepaald in art. 2. § 3., 2e lid, 4e streepje van het besluit, te bepalen dient de aanvrager aan te geven hoeveel vergunde of vergund geachte woningen, bedrijfsgebouwen of vitale openbare nutsvoorzieningen recent zijn overstroomd en/of dat het overstromingsgevaar door andere ingrepen, buiten de verantwoordelijkheid van de aanvrager, recent is toegenomen.

Art. 9.De kostenraming van de werken, zoals bepaald in art. 2. § 3, 2e lid, 6e streepje van het besluit, dient in voorkomend geval ook opgesplitst te worden per fase van het project.

In voorkomend geval moet bij deze kostenraming, een verklaring gevoegd worden waaruit blijkt dat de aanvrager voor dit project ook subsidieaanvragen bij andere overheidsinstellingen heeft ingediend.

Art. 10.In het projectplan of stappenplan met timing vanaf beslissing tot realisatie van het project, zoals bepaald in art. 2. § 3., 2e lid, 7e streepje van het besluit moet worden aangegeven welke stappen reeds zijn ondernomen, in welke fase het project zich op het moment van de aanvraag bevindt en wat de verwachte data voor de verder realisatie zijn.

Indien om het project vergunbaar te maken eerst een bestemmingswijziging via een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan noodzakelijk is, dient dit vermeld te worden in het stappenplan met inbegrip van de stand van zaken in de besluitvorming.

De aanvrager dient in voorkomend geval minimaal volgende stappen op te nemen in het stappenplan : a) de startbeslissing van het project;b) de beslissing tot opmaak van een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;c) de beslissing tot voorlopige vaststelling van het plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;d) de start en sluiting van het openbaar onderzoek over het ontwerp plan van aanleg of ontwerp ruimtelijk uitvoeringsplan;e) de beslissing tot definitieve vaststelling van het plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;f) het goedkeuringsbesluit van de hogere overheid over het plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;g) de onteigeningsbesluiten;h) de datum van de aanvraag voor de stedenbouwkundige vergunningen;i) de datum van de toekenning van de stedenbouwkundige vergunningen;j) de data van toewijzing van uitvoerder(s) project;indien het project in meerdere fasen wordt uitgewerkt dient dit voor elke fase afzonderlijk te gebeuren; k) de geplande data van oplevering (voor elke fase afzonderlijk). HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 oktober 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

^