gepubliceerd op 12 april 2016
Besluit van de Vlaamse Regering houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap
26 FEBRUARI 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, 2°, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende personen met een handicap;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1983 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de personen met een handicap, geplaatst ten laste van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de goedkeuring en subsidiëring van geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 betreffende de vergunning, erkenning en subsidiëring van een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 oktober 1983 tot bepaling voor de Vlaamse Gemeenschap van het aantal afwezigheidsdagen van sommige begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
Gelet op het ministerieel besluit van 21 november 1990 tot vaststelling van de A.D.L.-schaal zoals bedoeld in artikel 13, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
Gelet op het ministerieel besluit van 11 juni 2010 houdende de vraagverduidelijking en het ondersteuningsplan voor een persoon met een handicap van de diensten Inclusieve Ondersteuning;
Gelet op het ministerieel besluit van 11 juni 2010 houdende het zorgzwaarte-instrument ter inschaling van de ondersteuningsnood van personen met een handicap van de diensten Inclusieve Ondersteuning;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 oktober 2015;
Gelet op advies 58.798/1 van de Raad van State, gegeven op 11 februari 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° agentschap : het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, opgericht bij decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;2° collectief overlegorgaan : het overlegorgaan, vermeld in artikel 27 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap;3° collectieve inspraak : de collectieve inspraak, vermeld in artikel 30 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap;4° dagondersteuning : de ondersteuning, vermeld in artikel 9, § 2;5° gebruiker : de meerderjarige persoon met een handicap die beschikt over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z12 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012, zoals het geldt op datum van inwerkingtreding van dit besluit;6° individuele ondersteuning : de ondersteuning van een gebruiker, vermeld in artikel 9, § 4;7° FAM : een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarige personen met een handicap als vermeld in artikel 2 van dit besluit;8° ministerieel besluit van 1 maart 2012 : het ministerieel besluit van 1 maart 2012 houdende vaststelling van de ondersteuningsvelden;10° woonondersteuning : de ondersteuning, vermeld in artikel 9, § 3.
Art. 2.Het agentschap kan binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor ingeschreven zijn op de begroting, flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap erkennen en subsidiëren. HOOFDSTUK 2. - Erkenning
Art. 3.Om erkend te worden en te blijven, moet een FAM voldoen aan de bepalingen van dit hoofdstuk en hoofdstuk 3, 4 en 5 van dit besluit.
Art. 4.Een FAM wordt erkend voor een aantal personeelspunten.
Per functie wordt per voltijdsequivalent een puntwaarde vastgesteld.
De tabel 1, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, geeft per voltijdsequivalent per functie het aantal personeelspunten aan.
De erkenning of de wijzigingen van erkenning worden toegekend conform de bepalingen van hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
Art. 5.§ 1. Een FAM voorziet, wat betreft de infrastructuur en basisuitrusting die het ter beschikking stelt aan gebruikers, in veilige en aangepaste accommodatie waarbij de privacy van de gebruiker gegarandeerd wordt. De infrastructuur moet voldoende verwarmd, verlicht en geventileerd zijn. § 2. Een FAM neemt maatregelen voor brandpreventie. Voor gebouwen die door de voorziening ter beschikking gesteld worden voor woonondersteuning aan meer dan 10 personen en voor lokalen voor dagondersteuning, beschikt een FAM over een brandweerverslag over de brandveiligheid van het gebouw.
Voor gebouwen die door een FAM ter beschikking gesteld worden voor woonondersteuning aan minder dan 10 personen, dient voldaan te worden aan de bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse wooncode. HOOFDSTUK 3. - Opdracht en doelgroep
Art. 6.Een FAM biedt op vraaggestuurde wijze niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning zodat het voor de persoon met een handicap mogelijk is om binnen FAM vlotter over te schakelen tussen ondersteuningsfuncties of om slechts deeltijds van bepaalde ondersteuning gebruik te maken.
Art. 7.De gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger of bewindvoerder die zelf een woning huurt of wenst te huren, kan een FAM om ondersteuning vragen bij het voorbereiden, afsluiten en opvolgen van de huurovereenkomst.
Art. 8.§ 1. Een FAM biedt ondersteuning aan de meerderjarige persoon met een handicap die beschikt over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z12 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan een FAM ondersteuning bieden aan een minderjarige persoon met een handicap vanaf de leeftijd van zestien jaar die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2012 houdende vaststelling van maatregelen ter ondersteuning van kwetsbare jongvolwassen personen met een handicap. § 3. Een FAM dat voorheen erkend was als observatie-eenheid die gericht is op de diagnose en behandeling van de gebruiker met matig tot diep verstandelijke beperkingen, in combinatie met ernstige gedrags- of emotionele stoornissen, biedt die ondersteuning met als doel de re-integratie in het oorspronkelijke milieu van de gebruiker verder aan.
De gemiddelde duur van de observatie en behandeling bedraagt maximaal negen maanden.
De gebruiker moet beschikken over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z76 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012.
Art. 9.§ 1. Een FAM kan de volgende ondersteuningsfuncties aanbieden, zowel mobiel als ambulant : 1° dagondersteuning;2° woonondersteuning;3° individuele ondersteuning. In het eerste lid wordt verstaan onder : 1° mobiel : de ondersteuning waarbij de begeleider zich begeeft naar de gebruiker;2° ambulant : de ondersteuning waarbij de gebruiker zich begeeft naar een FAM. § 2. De dagondersteuning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, is ondersteuning die gedurende de dag wordt geboden.
De geleverde ondersteuning is moeilijk tot niet individueel te plannen of toe te wijzen. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie.
De dagondersteuning wordt binnen een FAM uitgedrukt in dagdelen. De voormiddag en de namiddag zijn dagdelen. Er kunnen maximaal twee dagdelen worden geregistreerd per gebruiker per dag.
Voor de dagondersteuning die niet gekoppeld is aan woonondersteuning, kunnen, als naast de voormiddag en de namiddag vroeg in de ochtend of 's avonds ondersteuning geboden wordt, maximaal drie dagdelen worden geregistreerd. § 3. De woonondersteuning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, is ondersteuning die tot doel heeft de gebruiker te ondersteunen bij het wonen.
De geleverde uren ondersteuning zijn moeilijk tot niet individueel te plannen of toe te wijzen. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie tijdens het verblijf.
In het tweede lid wordt verstaan onder verblijf : een overnachting, met inbegrip van ondersteuning gedurende de ochtend- en avonduren.
De woonondersteuning wordt binnen een FAM uitgedrukt in nachten. § 4. De individuele ondersteuning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3°, kan bestaan uit : 1° individuele psychosociale begeleiding : een-op-eenbegeleiding die tot doel heeft de gebruiker en de context te ondersteunen in de organisatie van zijn dagelijkse leven;2° individuele praktische hulp : ondersteuning bij algemene dagelijkse activiteiten van het leven in een een-op-eenrelatie, hoofdzakelijk instrumenteel van aard;3° globale individuele ondersteuning : ondersteuning die ruimer is en verschillende levensdomeinen kan omvatten.De aard van de ondersteuning kan verschillend zijn en kan door elkaar lopen : stimulatie, coaching, training en assistentie bij activiteiten; 4° oproepbare permanentie : beschikbaarheid van de begeleiding om na een oproep binnen een bepaalde tijd niet te plannen een-op-eenondersteuning aan te bieden, eventueel in samenwerking met een ander FAM of een andere welzijnsvoorziening. De individuele ondersteuning, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°, wordt uitgedrukt in uren.
Art. 10.§ 1. Het aanbod van een FAM wordt onderverdeeld in de vier ondersteuningscategorieën, vermeld in paragraaf 2 tot en met 5. § 2. Middenfrequente ondersteuning van een FAM bestaat uit individuele ondersteuning van maximaal 150 uur per jaar, of kortdurende dag- of woonondersteuning van maximaal 92 dagen per jaar. Individuele ondersteuning, dagondersteuning en woonondersteuning kunnen gecombineerd worden.
De gebruiker moet beschikken over een toewijzing voor het ondersteuningsveld Z51 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012. § 3. FAM-dagondersteuning bestaat uit individuele ondersteuning van maximaal 150 uur per jaar, of dagondersteuning of kortdurende woonondersteuning van maximaal 92 dagen per jaar. Individuele ondersteuning, dagondersteuning en woonondersteuning kunnen gecombineerd worden.
De gebruiker moet beschikken over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z66 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012. § 4. Intensieve ondersteuning van een FAM bestaat uit individuele ondersteuning, dagondersteuning of woonondersteuning.
De gebruiker moet beschikken over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z66 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012. § 5. Kortdurende woon- of dagondersteuning van een FAM bestaat uit kortdurende dagondersteuning of woonondersteuning van maximaal 92 dagen waarop ondersteuning wordt geboden per jaar. De gebruiker moet beschikken over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z12 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012.
In afwijking van het eerste lid en artikel 8, § 1, van dit besluit kan een FAM woonondersteuning als logeerfunctie aanbieden aan een gebruiker die beschikt over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z2 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012.
Elke gebruiker kan maximaal dertig dagen per kalenderjaar gebruikmaken van de logeerfunctie.
In afwijking van artikel 8, § 1, van dit besluit kan een FAM kortdurende woon- of dagondersteuning van maximaal 92 dagen waarop ondersteuning wordt geboden per jaar aanbieden aan een minderjarige persoon met een handicap die beschikt over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z11 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012, op voorwaarde dat het FAM daarvoor beschikt over de kortdurende modules voor verblijf, vermeld in hoofdstuk 6, Afdeling 2 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.
In afwijking van artikel 8, § 1, van dit besluit kan een FAM woonondersteuning als logeerfunctie aanbieden aan een minderjarige persoon met een handicap die beschikt over een toewijzing tot het ondersteuningsveld Z1 of hoger, vermeld in het ministerieel besluit van 1 maart 2012, op voorwaarde dat het FAM daarvoor beschikt over de kortdurende modules voor verblijf, vermeld in hoofdstuk 6, Afdeling 2 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp.
Elke minderjarige persoon met een handicap kan maximaal dertig dagen per kalenderjaar gebruikmaken van de logeerfunctie. De logeerfunctie kan niet gecombineerd worden met de andere ondersteuningscategorieën.
De kortdurende woon- of dagondersteuning van een FAM en de logeerfunctie kunnen niet : 1° gecumuleerd worden met elkaar;2° gecombineerd worden met de ondersteuningscategorieën, vermeld in paragraaf 2, 3, en 4.
Art. 11.De toegang tot en de overstap tussen de ondersteuningscategorieën, vermeld in artikel 10, § 2 tot en met § 4, van dit besluit, zijn onderworpen aan de bepalingen van artikel 18 tot en met 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 betreffende de regie van de zorg en de bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap.
Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan bepalen dat een FAM over beleidsmatig relevante topics cijfermatig of inhoudelijk moet rapporteren.
Art. 13.Een FAM bezorgt aan het agentschap de wettelijk vereiste gegevens, vermeld in artikel 73 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 februari 2010 houdende de uitvoering van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering.
Het agentschap bepaalt de wijze waarop die gegevens verstrekt worden. HOOFDSTUK 4. - Subsidiëring Afdeling 1. - Subsidiëring door het agentschap
Art. 14.Het agentschap bepaalt, binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor ingeschreven zijn op de begroting, per FAM : 1° het aantal personeelspunten waarvoor het FAM erkend is;2° de werkingssubsidies van het FAM;3° in voorkomend geval het hoogste bedrag voor de werkingssubsidies voor vervoer waarop het FAM gedurende de drie kalenderjaren voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit recht had met toepassing van artikel 2 § 5 van het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken;4° de door het FAM te innen financiële bijdrage van de gebruikers. Het agentschap bepaalt per FAM het aantal begeleidingsovereenkomsten die geregistreerd zijn het jaar voor de instap in het experiment FAM, dat opgezet werd vanaf 2014 en werd georganiseerd op basis van beheersovereenkomsten als vermeld in artikel 7/1, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden en maatregelen volgens welke het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap bijzondere subsidies aan voorzieningen kan toekennen . Dat aantal geldt als referentie voor het te realiseren aantal begeleidingsovereenkomsten, vermeld in artikel 34 van dit besluit. Bij de bepaling van het aantal begeleidingsovereenkomsten wordt geen rekening gehouden met de gebruikers die opgenomen zijn via een persoonsvolgend convenant, gesloten met toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 houdende maatregelen om tegemoet te komen aan de noodzaak tot leniging van dringende behoeften van personen met een handicap.
Art. 15.Minstens 75 % van het aantal personeelspunten in de erkenning wordt besteed aan functies van zorggebonden personeel.
Art. 16.Met behoud van de toepassing van artikel 15 kan een FAM, met behoud van het aantal personeelspunten in de erkenning, personeelspunten overdragen aan een ander FAM. De overdracht van personeelspunten vindt pas plaats na overleg met de werknemersvertegenwoordiging van het FAM. Op verzoek van het agentschap bewijst het FAM het resultaat van het overleg met de werknemersvertegenwoordiging.
De betrokken FAM's staan zelf in voor de onderlinge verrekening van de overgedragen personeelspunten door middel van de elektronische uitwisseling van personeelsgegevens met het agentschap.
Art. 17.Een FAM kan maximaal 10 % van de personeelspunten omzetten in werkingsmiddelen tegen een bedrag per punt.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt jaarlijks door het agentschap bepaald door de totale gesubsidieerde personeelskosten van de voorzieningen erkend en gesubsidieerd door het agentschap te delen door het totale aantal gesubsidieerde personeelspunten.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt alleen gesubsidieerd op voorwaarde dat er over de aanwending van het bedrag voorafgaand overleg is gepleegd met het collectief overlegorgaan of dat er collectieve inspraak is geweest en dat er een schriftelijke overeenkomst met de werknemersvertegenwoordiging is, en er aan deze overlegkanalen transparantie is geboden over de aanwending. Op verzoek van het agentschap bewijst het FAM het resultaat van het overleg met het collectief overlegorgaan of collectieve inspraak en het schriftelijk akkoord met de werknemersvertegenwoordiging.
Als een FAM 5 % of minder dan 5 % van de personeelspunten omzet in werkingsmiddelen, dan is er geen schriftelijke overeenkomst met de werknemersvertegenwoordiging vereist. In dat geval volstaat voorafgaand overleg met de genoemde overlegkanalen met het oog op transparantie over de aanwending.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, mag niet aangewend worden voor reservevorming als vermeld in artikel 30. De besteding van het bedrag mag evenwel gespreid worden over meer dan een boekhoudkundig jaar."
Art. 18.De personeelssubsidies worden gesubsidieerd conform de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 1 en bijlage 1 van het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, titel I, afdeling 2 en bijlage II, tabel II, van het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.
Art. 19.De te innen financiële bijdrage wordt in mindering gebracht van de werkingssubsidies.
In afwijking van het eerste lid zal het gedeelte van de bijdrage dat een FAM niet kan innen, niet in mindering van de werkingssubsidies worden gebracht als het FAM kan aantonen dat de inning niet of niet volledig mogelijk was.
Het agentschap bepaalt de wijze waarop dat moet worden aangetoond.
Art. 20.Een FAM ontvangt aanvullend op de werkingssubsidies, vermeld in artikel 14, een aanvullende werkingssubsidie voor de uitgekeerde socioculturele toelagen, vermeld in artikel 23.
De aanvullende werkingssubsidie wordt berekend per gebruiker als vermeld in artikel 23, per nacht op jaarbasis, vermeerderd met de factor 1,65. Het resultaat wordt begrensd tot het aantal dagen van de respectieve maand. Op jaarbasis wordt de werkingssubsidie begrensd tot respectievelijk maximaal 365 dagen of 366 dagen.
Art. 21.De werkingssubsidies en de aanvullende werkingssubsidies worden op 1 januari (jaar X) aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule : (basisbedrag x G-index december jaar X-1).
G-index december 2015 Afdeling 2. - Financiële bijdrage
Art. 22.§ 1. De gebruiker betaalt aan het FAM een eigen financiële bijdrage, of staat zelf in voor de woon- en leefkosten.
Tabel 2, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, bepaalt de maximale eigen financiële bijdrage die gevraagd kan worden per ondersteuningsfunctie.
De bijdrage per dag kan nooit hoger zijn dan de bijdrage voor woonondersteuning respectievelijk voor -21-jarigen of voor +21-jarigen. Als verschillende FAM's tegelijk ondersteuning bieden aan een gebruiker, regelen ze de verdeling van de maximale bijdrage onderling.
Voor individuele praktische hulp, globale ondersteuning en oproepbare permanentie mag geen bijdrage gevraagd worden.
Voor individueel toewijsbare en geleverde prestaties op verzoek van de gebruiker mag een FAM kosten met betrekking tot woon- en leefkosten aanrekenen aan de gebruiker die zelf instaat voor zijn persoonlijke woon- en leefkosten. § 2. Voor gebruikers die gebruikmaken van ondersteuning op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit en die daarvoor hun eigen financiële bijdrage betalen, blijft die regeling gelden.
Voor gebruikers die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit zelf instaan voor hun woon- en leefkosten, blijft die regeling gelden.
Alleen na onderling overleg en akkoord van de gebruiker kan veranderd worden van regeling. Elke wijziging van regeling wordt als bijlage opgenomen in het protocol van verblijf, behandeling en begeleiding. § 3. Bij nieuwe instromers wordt bepaald of de gebruiker de financiële bijdrage betaalt, dan wel zelf instaat voor de woon- en leefkosten. § 4. Aan gebruikers die een financiële bijdrage betalen, mogen alleen nog persoonlijke, individueel toewijsbare kosten aangerekend worden.
Die kosten kunnen geen betrekking hebben op infrastructuur of onderhoud van infrastructuur, energiekosten, vervoer naar de collectieve dagbesteding, kosten en heffingen ten laste van een FAM, kosten voor de collectieve atelierwerking binnen de dagondersteuning of administratiekosten. § 5. De personen met een handicap, vermeld in artikel 8, § 2, en artikel 10, § 5, derde en vierde lid, van dit besluit, betalen de financiële bijdrage, vermeld in hoofdstuk 5, afdeling 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap.
Art. 23.Een FAM kent een gebruiker die gebruikmaakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, vanuit zijn werkingssubsidies de socioculturele toelage toe, op voorwaarde dat de toelage besteed wordt door de gebruiker of zijn bewindvoerder voor activiteiten of diensten die bijdragen tot de sociale integratie of tot de handhaving ervan. Voor een gebruiker met motorische of zintuiglijke beperkingen bedraagt de toelage 2,2780 euro per nacht, vermeerderd met factor 1,65. Voor een gebruiker met lichte of matige mentale beperkingen bedraagt de toelage 1,4807 euro per nacht, vermeerderd met factor 1,65. Op jaarbasis wordt de socioculturele toelage begrensd tot respectievelijk maximaal 365 dagen of 366 dagen.
Art. 24.Een gebruiker die gebruikmaakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, behoudt 357,39 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten of minstens een derde van zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, als hij voldoet aan een van de volgende voorwaarden : 1° hij is bekwaam om tewerkgesteld te worden of in een erkend maatwerkbedrijf te werken;2° hij heeft alleen motorische of zintuiglijke of licht mentale beperkingen of een niet-aangeboren hersenletsel. Een andere gebruiker dan de gebruiker, vermeld in het eerste lid, die gebruikmaakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, en die niet bekwaam is om in een erkend maatwerkbedrijf te werken, behoudt 190,61 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten.
Een gebruiker die alleen gebruikmaakt van dagondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, behoudt 357,39 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten. Dezelfde gebruiker met een vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, behoudt minstens een derde van dat inkomen.
Art. 25.Een gebruiker die alleen gebruikmaakt van dagondersteuning van een FAM, en die ook ondersteund wordt door een pleeggezin met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg, betaalt de financiële bijdrage voor dagondersteuning met een maximum van het resterende inkomen na de aftrek van de bijdrage in de kosten van de pleegzorg en na vrijstelling van het bedrag, vermeld in artikel 62, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg.
In afwijking van het eerste lid is er tot en met 31 december 2020 geen bijdrage verschuldigd als de gebruiker voor 1 januari 2014 al opvang in een pleeggezin combineerde met opvang in een dagcentrum.
Art. 26.De inkomsten voor een gehuwde of wettelijk samenwonende gebruiker worden berekend door de inkomsten van de gehuwden of wettelijk samenwonenden te delen door twee als dat voordeliger is voor de gebruiker.
Met behoud van de toepassing van eventuele rechterlijke beslissingen over de onderhoudsplicht wordt het bedrag dat de gebruiker behoudt uit zijn persoonlijke inkomsten of uit een derde van zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, verhoogd met 200 euro per kind ten laste. Dat bedrag is gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, geldig op 1 januari 2008.
Art. 27.De financiële bijdrage, vermeld in artikel 22, wordt geïnd door een FAM. Binnen de regels, vermeld in deze afdeling, wordt de regeling van de kosten die verschuldigd zijn door de gebruikers, in overleg met het collectief overlegorgaan of collectieve inspraak bepaald.
Art. 28.De bedragen, vermeld in deze afdeling, zijn gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, daarvoor berekend en benoemd in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
De basis is de spilindex die geldig is op 1 januari 2014.
De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden telkens op 1 januari en 1 juli aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Afdeling 3. - Betaling van de subsidies
Art. 29.De voorschotten op de subsidies worden per maand betaald voor een bedrag van 8,33 % van de totale subsidie op jaarbasis. De personeelssubsidies worden geraamd op basis van de aan het agentschap bekendgemaakte personeelsgegevens.
Het subsidiedossier wordt uiterlijk ingediend op 30 juni van het jaar na het werkingsjaar. Het agentschap bepaalt de inhoud en de vorm van het subsidiedossier.
Het saldo van de subsidies wordt verrekend na de goedkeuring van het subsidiedossier, binnen achttien maanden die volgen op de datum, vermeld in het tweede lid.
Art. 30.Het gedeelte van de toegekende subsidie dat de verantwoorde kosten overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves tot maximaal 20 % van het subsidiebedrag, met uitzondering van het sociaal passief.
De totale gecumuleerde reserves, met uitzondering van het sociaal passief, kunnen maximaal vijftig procent van het subsidiebedrag van het laatst gesubsidieerde werkingsjaar bedragen.
Het sociaal passief, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt beperkt tot vijfentwintig procent van de jaarlijkse personeelskosten.
Als het maximum, vermeld in het eerste en tweede lid, overschreden wordt, wordt het overschreden bedrag teruggestort aan het agentschap, tenzij het agentschap na motivering beslist dat er van de maximumpercentages kan worden afgeweken.
Als een FAM niet verder wordt gesubsidieerd, moet het gecumuleerde bedrag van de reserves aan het agentschap worden teruggestort. Afdeling 4. - Verantwoording van de personeelspunten
Art. 31.Een FAM en een gebruiker of wettelijke vertegenwoordiger, of de bewindvoerder, of een gebruiker en de bewindvoerder samen onderhandelen over een realistische individuele dienstverleningsovereenkomst, opgesteld in termen van de ondersteuningsfuncties en de ondersteuningscategorieën, vermeld in artikel 9 en 10, die geconsolideerd wordt in een begeleidingsovereenkomst.
Art. 32.Een FAM registreert de begeleidingsovereenkomsten op basis van de werkelijk ingezette ondersteuningsfuncties en de frequentie ervan volgens de ondersteuningscategorieën, vermeld in artikel 10.
Art. 33.Een FAM moet minstens evenveel begeleidingsovereenkomsten realiseren als bepaald conform artikel 14, tweede lid.
Bij de bepaling van het aantal begeleidingsovereenkomsten, vermeld in het eerste lid, wordt geen rekening gehouden met de gebruikers die opgenomen zijn via een persoonsvolgend convenant dat gesloten is met toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 houdende maatregelen om tegemoet te komen aan de noodzaak tot leniging van dringende behoeften van personen met een handicap.
Als een FAM minder begeleidingsovereenkomsten realiseert dan bepaald in het eerste lid, motiveert het FAM dat in het subsidiedossier, vermeld in artikel 29, tweede lid. HOOFDSTUK 6. - Toezicht
Art. 34.Zorginspectie van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin als vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein, controleert in voorkomend geval ook ter plaatse of de bepalingen, vermeld in de hoofdstukken 2 tot en met 5 van dit besluit, worden nageleefd. HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepalingen
Art. 35.In artikel 10, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de zinsnede "voorziening voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap" vervangen door de zinsnede "multifunctioneel centrum voor minderjarige personen met een handicap, hierna MFC te noemen, of een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarige personen met een handicap, hierna FAM te noemen";2° in het tweede lid, inleidende zin, wordt de zinsnede "verleend door een dagcentrum, een semi-internaat schoolgaanden of een semi-internaat voor niet-schoolgaanden" vervangen door de zinsnede "bestaande uit dagondersteuning, schoolaanvullende dagopvang of schoolvervangende dagopvang, verleend door een FAM of een MFC,"; 3° in het tweede lid, 1°, wordt de zinsnede "met een semi-internaat voor schoolgaanden;" vervangen door de zinsnede "met schoolaanvullende dagopvang in een MFC;"; 4° in het tweede lid, 2°, wordt de zinsnede "met een semi-internaat voor niet-schoolgaanden;" vervangen door de zinsnede "met schoolvervangende dagopvang in een MFC;"; 5° in het tweede lid, 3°, worden de woorden "met een dagcentrum" vervangen door de woorden "met FAM-dagondersteuning";6° in het tweede lid, 4°, worden de woorden "met een dagcentrum" vervangen door de woorden "met FAM-dagondersteuning";7° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Met ingang van 1 januari 2014 wordt in het tweede lid verstaan onder kostprijs de kostprijs van het werkingsjaar 2014.Die kostprijs wordt ook gehanteerd voor de berekeningen vanaf 1 januari 2015."; 8° in het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden "verleend door een tehuis voor kortverblijf" vervangen door de woorden "bestaande uit kortdurende woon- of dagondersteuning van een FAM of kortdurende modules verblijf in een MFC";9° in het bestaande zesde lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden "de tenlasteneming in een tehuis voor kortverblijf" vervangen door de woorden "kortdurende woon- of dagondersteuning van een FAM". HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 36.De erkenningen als tehuis, met toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten,worden omgezet naar een erkenning als FAM. De erkenningen als tehuis, als vermeld in het eerste lid, worden na de omzetting opgeheven.
Art. 37.De erkenningen als dagcentrum, met toepassing van het koninklijk besluit van 2 juli 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende personen met een handicap, worden omgezet naar een erkenning als FAM. De erkenningen als dagcentrum, als vermeld in het eerste lid, worden na de omzetting opgeheven.
Art. 38.De erkenningen als tehuis voor kortverblijf voor meerderjarigen, met toepassing van het koninklijk besluit van 25 januari 1971 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de tehuizen van kortverblijf ten behoeve van gehandicapten, worden omgezet naar een erkenning als FAM. De erkenningen als tehuis voor kortverblijf, als vermeld in het eerste lid, worden na de omzetting opgeheven.
Art. 39.De erkenningen als dienst zelfstandig wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, worden omgezet naar een erkenning als FAM .
De erkenningen als dienst zelfstandig wonen, als vermeld in het eerste lid, worden na de omzetting opgeheven.
Art. 40.De erkenningen als dienst voor beschermd wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor beschermd wonen voor personen met een handicap, worden omgezet naar een erkenning als FAM .
De erkenningen als dienst voor beschermd wonen, als vermeld in het eerste lid, worden na de omzetting opgeheven.
Art. 41.De erkenningen als dienst voor begeleid wonen, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap, worden omgezet naar een erkenning als FAM .De erkenningen als dienst voor begeleid wonen, als vermeld in het eerste lid, worden na de omzetting opgeheven.
Art. 42.De erkenningen als geïntegreerde woonproject, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 betreffende de goedkeuring en subsidiëring van geïntegreerde woonprojecten voor personen met een handicap, worden omgezet naar een erkenning als FAM .
De erkenningen als geïntegreerde woonproject, als vermeld in het eerste lid, worden na de omzetting opgeheven.
Art. 43.De erkenningen als dienst inclusieve ondersteuning, met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 betreffende de vergunning, erkenning en subsidiëring van een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, worden omgezet naar een erkenning als FAM. De erkenningen als dienst inclusieve ondersteuning, als vermeld in het eerste lid, worden na de omzetting opgeheven.
Art. 44.De beheersovereenkomsten, gesloten tussen het agentschap en de voorzieningen als FAM op grond van artikel 7/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1995 tot vaststelling van de voorwaarden en maatregelen volgens welke het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap bijzondere subsidies aan voorzieningen kan toekennen, zijn opgezegd met ingang van 1 januari 2016.
Art. 45.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 2 juli 1973 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van dagcentra voor meerderjarige niet werkende personen met een handicap, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2010;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1983 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de personen met een handicap, geplaatst ten laste van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2015;3° het besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 1987 houdende de wijze van vereffening van de toelagen per dag toegekend voor het onderhoud en de behandeling van personen met een handicap, geplaatst ten laste van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;4° het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2015; 5° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2015;6° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 betreffende de vergunning, erkenning en subsidiëring van een pilootproject diensten Inclusieve Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2015;7° het ministerieel besluit van 25 oktober 1983 tot bepaling voor de Vlaamse Gemeenschap van het aantal afwezigheidsdagen van sommige begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 1998; 8° het ministerieel besluit van 21 november 1990 tot vaststelling van de A.D.L.-schaal zoals bedoeld in artikel 13, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten; 9° het ministerieel besluit van 11 juni 2010 houdende de vraagverduidelijking en het ondersteuningsplan voor een persoon met een handicap van de diensten Inclusieve Ondersteuning, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 7 december 2012;10° het ministerieel besluit van 11 juni 2010 houdende het zorgzwaarte-instrument ter inschaling van de ondersteuningsnood van personen met een handicap van de diensten Inclusieve Ondersteuning.
Art. 46.Om in 2016 een subsidiebelofte als vermeld in artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden te kunnen krijgen van de minister kan voor de toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap gebruik gemaakt worden van de toepasselijke erkenningsgegevens zoals gekend bij het agentschap per 31 december 2015.
Art. 47.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016, met uitzondering van artikel 45 dat in werking treedt op 31 december 2016.
Art. 48.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 februari 2016.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN
Bijlage Tabel 1. De tabel, vermeld in artikel 4, tweede lid
functie
barema
functiegroep
punten- waarde
1 zorggebonden personeel
1
L4
logistiek personeel klasse 4
53,5
2
L4 ond II
logistiek onderhoud categorie II
53,5
3
L4 ond III
logistiek onderhoud categorie III
53,5
4
L3 ond IV
logistiek onderhoud categorie IV
56
5
L2 ond V
logistiek onderhoud categorie V
61
6
L3a
logistiek klasse 3
56
7
L3
logistiek klasse 3
56
8
L2
logistiek personeel klasse 2
61
9
A2
logistiek personeel klasse 2
61
10
A1
logistiek personeel klasse 1
71
11
MV2
verzorgend personeel
67
12
B3
begeleidend-verzorgend klasse 3
57,5
13
B2B
begeleidend-verzorgend klasse 2B
61
14
B2A
begeleidend-verzorgend klasse 2A
63,5
15
B1C
opvoedend personeel klasse 1
71
16
B1b
hoofdopvoeder
79
17
B1A
opvoeder groepschef
86
18
MV1
sociaal paramedisch en therapeutisch personeel
71
19
B1b
diensthoofd sociaal paramedisch of therapeutisch personeel
79
20
B1A
coördinator sociaal paramedisch of therapeutisch personeel
86
21
L1
licentiaten
90
22
G1
geneesheer omnipracticus
108
23
GS
geneesheer specialist
143,5
24
B2B
adl-assistent
61
barema
functiegroep
punten- waarde
2 organisatiegebonden personeel
L4
logistiek personeel klasse 4
53,5
L4 ond II
logistiek onderhoud categorie II
53,5
L4 ond III
logistiek onderhoud categorie III
53,5
L3 ond IV
logistiek onderhoud categorie IV
56
L2 ond V
logistiek onderhoud categorie V
61
L3a
logistiek klasse 3
56
L3
logistiek klasse 3
56
L2
logistiek personeel klasse 2
61
A2
logistiek personeel klasse 2
61
A1
logistiek personeel klasse 1
71
A1
administratie klasse 1
71
A2
administratie klasse 2
61
A2 boekh kl II
administratief personeel boekhouder klasse II
61,5
A3
administratief personeel klasse III
56
K5
Onderdirecteur
90
K3
directeur 30-59 bedden
93,5
K2
directeur 60-89 bedden
96,5
K1
directeur +90 bedden
100
Tabel 2. Financiële bijdrage. De tabel, vermeld in artikel 22, § 1
ONDERSTEUNINGSFUNCTIE
leeftijd
maximale bijdrage
bijkomende bepalingen
dagondersteuning als vermeld in artikel 9, § 2
meer dan 21 jaar zonder vervoer
4,76 euro per dagdeel
De maximale bijdrage per dag (voor dagondersteuning, woonondersteuning en individuele begeleiding samen) mag nooit meer dan 33,35 euro bedragen voor gebruikers ouder dan 21 jaar, en 16,66 euro voor gebruikers jonger dan 21 jaar.
Er mogen maximaal twee uren psychosociale begeleiding per dag aangerekend worden.
Er mogen geen vervoerskosten aangerekend worden voor mobiele individuele ondersteuning.
meer dan 21 jaar met vervoer
5,96 euro per dagdeel
woonondersteuning als vermeld in artikel 9, § 3
meer dan 21 jaar
33,35 euro per nacht verblijf, met inbegrip van de ondersteuning gedurende de avond en ochtend
individuele psychosociale begeleiding als vermeld in artikel 9, § 4, eerste lid, 1°
maximaal 5 euro per uur individuele ondersteuning
De bedragen, vermeld in deze tabel, zijn gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, daarvoor berekend en benoemd in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basis is de spilindex die geldig is op 1 januari 2014.
De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden telkens op 1 januari en 1 juli aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van ondersteuningscentra voor meerderjarige personen met een handicap.
Brussel, 26 februari 2016.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN