Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 november 2022
gepubliceerd op 21 december 2022

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de organisatie, de samenstelling en de werking van de IBH

bron
vlaamse overheid
numac
2022034774
pub.
21/12/2022
prom.
25/11/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 NOVEMBER 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de organisatie, de samenstelling en de werking van de IBH


Rechtsgrond(en) Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 25 februari 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/02/2022 pub. 05/05/2022 numac 2022020564 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst sluiten tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/03/1999 pub. 08/04/1999 numac 1999035415 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende het beleid en het beheer van de zeehavens sluiten houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst, artikelen 21 en 34; - het decreet van 2 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/03/1999 pub. 08/04/1999 numac 1999035415 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende het beleid en het beheer van de zeehavens sluiten houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, artikel 25bis, ingevoegd bij het decreet van 25 februari 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/02/2022 pub. 05/05/2022 numac 2022020564 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst sluiten.

Vormvereiste(n) De volgende vormvereiste(n) is/zijn vervuld: - Wetgevingstechnisch en taalkundig advies nr. 2022/250 d.d. 17 juni 2022; - De Inspectie van Financiën heeft een gunstig advies gegeven op 14 juni 2022; - Begrotingsakkoord werd verleend op 4 juli 2022; - De Vlaamse Toezichtscommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2022/070 gegeven op 6 september 2022; - Er is op 24 oktober 2022 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn.

Daarom wordt artikel 84, § 4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.

Motivering Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief/de volgende motieven: - Artikel 21 van het decreet van 25 februari 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/02/2022 pub. 05/05/2022 numac 2022020564 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst sluiten tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/03/1999 pub. 08/04/1999 numac 1999035415 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende het beleid en het beheer van de zeehavens sluiten houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst voegt een artikel 25bis toe aan het Havendecreet dat voorziet in de oprichting van een Instantie voor de behandeling van havengeschillen. Het betreft de omzetting van een verplichting uit de Europese havenverordening.

Paragraaf 14 van artikel 25bis bepaalt dat de Vlaamse Regering: 1° het adres en het secretariaat van de IBH vaststelt;2° de organisatie regelt van het secretariaat van de IBH, de financiering van de IBH en de vergoeding van haar leden;3° de organisatie regelt van de IBH, haar samenstelling, werking, de klachtprocedure en de bewaring van de dossiers. In artikel 34 van het decreet van 25 februari 2022Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/02/2022 pub. 05/05/2022 numac 2022020564 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens, het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur en het decreet van 3 mei 2019 houdende de havenkapiteinsdienst sluiten is ook opgenomen dat de Vlaamse Regering de datum vaststelt waarop artikel 21 van dit decreet in werking treedt.

Initiatiefnemer(s) Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van verordening (EU) 2017/352.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Havendecreet: het decreet van 2 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 02/03/1999 pub. 08/04/1999 numac 1999035415 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende het beleid en het beheer van de zeehavens sluiten houdende het beleid en het beheer van de zeehavens;2° IBH: de instantie voor de behandeling van havengeschillen, vermeld in artikel 25bis van het Havendecreet;3° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken. HOOFDSTUK I. - Organisatie van de IBH Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 3.De voorzitter, vaste bijzitter en tijdelijke bijzitters van de IBH staan hiërarchisch onder het rechtstreekse gezag van de minister.

Zij zijn functioneel onafhankelijk van de minister bij het uitoefenen van de aan de IBH toevertrouwde opdrachten.

Art. 4.De selectie van de voorzitter en de tijdelijke bijzitters wordt uitgevoerd door een selectiecommissie, op basis van een functiebeschrijving en competentieprofiel die worden vastgelegd in het selectiereglement.

Art. 5.De voorzitter wordt benoemd door de Vlaamse Regering, op voorstel van de minister, onder de kandidaten die na de selectie geschikt worden bevonden.

Art. 6.De tijdelijke bijzitters die na selectie geschikt worden bevonden, worden in een lijst opgenomen die beperkt wordt tot maximaal tien personen. Deze lijst wordt voor goedkeuring door de minister aan de Vlaamse Regering voorgelegd. De goedkeuring van deze lijst door de Vlaamse Regering wordt beschouwd als benoeming van de tijdelijke bijzitters. Afdeling II. - Bepalingen met betrekking tot de functie van voorzitter

Art. 7.Om tot voorzitter te kunnen worden benoemd, moet een kandidaat slagen voor de selectie.

De kandidaat voor de functie van voorzitter moet: 1° houder zijn van een diploma van master of licentiaat rechten;2° een functionele kennis hebben van het Nederlands, het Frans en het Engels;3° een grondige kennis hebben van procesvoering en rechtsbescherming in bestuurlijke of rechterlijke aangelegenheden.

Art. 8.De voorzitter wordt belast met de volgende opdrachten: 1° beoordeling van de ontvankelijkheid van een klacht, ingediend bij de IBH;2° behandeling van een ontvankelijk verklaarde klacht;3° het vertegenwoordigen in de Europese en internationale instellingen voor alle besprekingen die de bevoegdheden van de IBH betreffen;hij neemt deel aan andere besprekingen in Europese en internationale instellingen over wet- en regelgeving die verordening (EU) 2017/352 betreffen, onverminderd de bevoegdheden ter zake van de minister en andere overheden; 4° het bijdragen ten behoeve van het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering of andere instanties tot het voorbereiden en evalueren van de toepassing van verordening (EU) 2017/352 in België, het bijdragen tot een betere kennis van dit beleid en het leiden van studies;5° het bijdragen tot de voorbereiding of aanpassing van de regelgeving en reglementering met betrekking tot de toepassing van de Europese havenverordening. Afdeling III. - Bepalingen met betrekking tot de functie van vaste

bijzitter

Art. 9.De vaste bijzitter wordt belast met de volgende opdrachten: 1° de behandeling van een ontvankelijk verklaarde klacht;2° de tijdelijke vervanging van de voorzitter van de IBH;3° het opnemen van een bemiddelaarsrol wanneer de IBH een poging tot bemiddeling onderneemt. Afdeling IV. - Bepalingen met betrekking tot de functie van tijdelijke

bijzitter

Art. 10.Om tot tijdelijke bijzitter te kunnen worden benoemd, moet een kandidaat slagen voor de selectie.

De kandidaat voor de functie van tijdelijke bijzitter levert hierbij het bewijs van deskundigheid en nuttige ervaring inzake beheer en exploitatie van de havens voor de uitoefening van de functie.

De kandidaat moet: 1° houder zijn van een diploma van master of licentiaat;2° een functionele kennis hebben van het Nederlands, het Frans en het Engels.

Art. 11.De tijdelijke bijzitter wordt belast met volgende opdrachten: 1° het behandelen van een ontvankelijk verklaarde klacht;2° tijdelijke vervanging van de vaste bijzitter of de voorzitter van de IBH. Afdeling IV. - Bepalingen met betrekking tot het secretariaat

Art. 12.Het secretariaat van de IBH staat in voor de administratieve ondersteuning en bestaat uit een administratief deskundige.

Art. 13.Het departement Mobiliteit en Openbare Werken stelt een administratief deskundige beschikbaar van de IBH en voorziet in een vervangingsregeling bij afwezigheid. Afdeling V. - Vergoeding leden van de IBH

Art. 14.De voorzitter en tijdelijke bijzitters ontvangen een forfaitaire vergoeding per afgehandeld dossier. Dit geldt ook voor tijdelijke bijzitters die de voorzitter of de vaste bijzitter vervangen.

In het eerste lid wordt verstaan onder afgehandeld dossier: een geregistreerde en ontvankelijk verklaarde klacht waarover een eindbeslissing door de IBH werd geformuleerd.

De hoogte van de forfaitaire vergoeding per afgehandeld dossier wordt vastgesteld bij ministerieel besluit.

De forfaitaire vergoeding wordt betaald na de eindbeslissing die door de IBH in de betrokken procedure werd genomen.

Art. 15.De voorzitter krijgt naast de in artikel 14 voorziene forfaitaire vergoeding ook aanvullende vergoedingen voor het leveren van prestaties zoals omschreven in artikel 8, 1°, 3°, 4° en 5°.

De prestaties en de hoogte van de bijhorende vergoeding worden vastgesteld bij ministerieel besluit.

Art. 16.De tijdelijke bijzitter krijgt naast de in artikel 14 voorziene forfaitaire vergoeding, in het geval van vervanging van de voorzitter, ook aanvullende vergoedingen voor het leveren van prestaties zoals omschreven in artikel 8, 1°, 3°, 4° en 5°.

De tijdelijke bijzitter krijgt naast de in artikel 14 voorziene forfaitaire vergoeding, in het geval van vervanging van de vaste bijzitter, ook aanvullende vergoedingen voor het leveren van prestaties zoals omschreven in artikel 9, 3°.

De prestaties en de hoogte van de bijhorende vergoeding worden vastgesteld bij ministerieel besluit.

Art. 17.De voorzitter en tijdelijke bijzitters kunnen bijkomende onkosten aanrekenen die worden gemaakt naar aanleiding van geleverde prestaties in het kader van de behandeling ten gronde van een ontvankelijk verklaarde klacht. Dit geldt ook voor tijdelijke bijzitters die de voorzitter of de vaste bijzitter vervangen.

De verschillende onkosten en bijhorende vergoedingen die hiervoor kunnen worden aangerekend, worden vastgesteld bij ministerieel besluit. Afdeling VI. - Mandaat van de leden van de IBH

Art. 18.De voorzitter en de tijdelijke bijzitters worden zes maanden voor het einde van hun mandaat geëvalueerd door de minister op basis van een rapport over het functioneren van de voorzitter of de tijdelijke bijzitters. Dit rapport wordt opgeleverd door een onafhankelijke instelling, aangewezen door de minister.

Art. 19.Wanneer de mandaten van de voorzitter en de tijdelijke bijzitters aflopen, kunnen zij, met inachtneming van artikel 25bis van het Havendecreet, een nieuw mandaat bekomen op voorwaarde dat zij gunstig geëvalueerd worden.

Art. 20.Voor de uitoefening van de functie van voorzitter of tijdelijke bijzitter geldt geen leeftijdsbeperking.

Art. 21.Elke ernstige tekortkoming aan de vereisten voor de uitoefening van de functie van de voorzitter of tijdelijke bijzitters kan tijdens het mandaat aanleiding geven tot onmiddellijke beëindiging van het mandaat. De vaste bijzitter neemt de functie van voorzitter waar tot de benoeming van een nieuwe voorzitter door de Vlaamse Regering.

Elke ernstige tekortkoming aan de vereisten voor de uitoefening van de functie van vaste bijzitter kan tijdens het uitoefenen van de functie van vaste bijzitter aanleiding geven tot een onmiddellijke verwijdering uit de IBH en de benoeming van een tijdelijke bijzitter tot vaste bijzitter. Die benoeming blijft van kracht tot de datum van de aanstelling van een nieuwe Gewestelijke Havencommissaris door de Vlaamse Regering.

Onder ernstige tekortkoming zoals omschreven in het eerste en tweede lid wordt verstaan een tekortkoming die wordt vastgesteld na een onderzoek dat wordt ingesteld op vraag van de minister naar aanleiding van één of meerdere klachten die zijn ingediend bij de minister met betrekking tot het functioneren van de IBH in zijn geheel of van één of meerdere leden van de IBH. In afwachting van de resultaten van het onderzoek, kan de minister, op elk moment na het ontvangen van één of meerdere klachten met betrekking tot het functioneren van de IBH in zijn geheel of van één of meerdere leden van de IBH overgaan tot tijdelijke schorsing van de voorzitter, vaste bijzitter en tijdelijke bijzitters.

Art. 22.In geval van ongeschiktheid om gezondheidsredenen of tijdelijke schorsing kunnen de voorzitter, de vaste bijzitter en de tijdelijke bijzitters vervangen worden. Afdeling VII. - Adres en secretariaat van de IBH

Art. 23.De zetel van de IBH is gevestigd het in Graaf de Ferrarisgebouw, Koning Albert II-laan 20, 1000 Brussel. Afdeling VIII. - Financiering van de IBH

Art. 24.De middelen voor de werking van de IBH, de vergoeding van de leden, de vergoeding van getuigen en de kosten voor het door de IBH bevolen deskundigenonderzoek worden door het Departement Mobiliteit en Openbare Werken ter beschikking gesteld.

Art. 25.De vergoedingen worden als uitgaven in de rekeningen van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap geboekt. Afdeling IX. - Interne werking en huishoudelijk reglement van de IBH

Art. 26.De IBH stelt een huishoudelijk reglement op dat minstens de werkwijze bepaalt.

Art. 27.Het huishoudelijk reglement van de IBH wordt bekendgemaakt op de website van de IBH. HOOFDSTUK II. - Procedure voor behandeling van klachten door de IBH

Art. 28.Voor de berekening van termijnen onder dit hoofdstuk geldt het volgende: 1° Termijnen worden gerekend van middernacht tot middernacht en lopen vanaf de dag na de datum van beveiligde zending of van de gebeurtenis die hem doet ingaan en omvat alle dagen, ook zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen;2° De vervaldag wordt in de termijn begrepen.Is die dag echter een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, dan wordt die vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag; 3° Een beveiligde zending wordt geacht plaats te vinden op de datum van de poststempel of van het voor het gebruikte systeem geldende verzendbewijs.

Art. 29.Partijen kunnen zich voor de IBH laten bijstaan door een raadsman.

Een raadsman die advocaat is, treedt voor de IBH op als gevolmachtigde van een partij zonder dat hij daarvoor een volmacht moet kunnen voorleggen. Behalve in geval van bewijs van het tegendeel, wordt de advocaat verondersteld gemandateerd te zijn door de persoon die hij beweert te vertegenwoordigen.

Een raadsman die geen advocaat is, kan alleen voor de IBH optreden als gevolmachtigde van een partij als hij een schriftelijke volmacht heeft. Hij voegt deze volmacht bij de akte die hij indient of bezorgt deze aan de IBH van zodra hij zijn tussenkomst meldt.

Als een raadsman die geen advocaat is niet over een schriftelijke volmacht beschikt, wordt de betrokken partij geacht niet bijgestaan of vertegenwoordigd te zijn en wordt de betrokken akte of het betrokken stuk geacht niet te zijn ingediend.

Art. 30.Na de beoordeling over de ontvankelijkheid deelt de IBH aan de klager en aan de aangeklaagde de identiteit mee van de leden van de IBH die voor de beoordeling ten gronde van de betrokken zaak worden aangeduid als zetelende leden van de IBH.

Art. 31.De partijen kunnen ieder lid van de IBH die de klacht behandelt schriftelijk en op gemotiveerde wijze wraken binnen 15 dagen na mededeling van de identiteit van deze personen, of wanneer de reden tot wraking later is ontstaan, binnen 15 dagen na kennisname van die reden.

Er kan enkel sprake zijn van wraking indien één of meerdere leden van de IBH niet voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot onpartijdigheid.

De voorzitter of, als de voorzitter wordt gewraakt, de vaste bijzitter doet zo spoedig mogelijk uitspraak over het verzoek tot wraking. Als het verzoek wordt ingewilligd, wordt het gewraakte lid van de IBH vervangen.

Art. 32.Bij de uitnodiging aan de aangeklaagde om een repliekmemorie in te dienen, wijst de IBH de aangeklaagde uitdrukkelijk op artikel 25 bis, § 8 van het decreet en artikel 28 van dit besluit alsook op de modaliteiten voor indiening.

Als de aangeklaagde de repliekmemorie niet binnen de voorziene termijn indient, worden de door de klager aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij deze feiten kennelijk onjuist zijn.

Om in overweging genomen te kunnen worden, dienen de eventuele aanvullende overtuigingsstukken van de aangeklaagde geïnventariseerd en tegelijkertijd met de repliekmemorie ingediend te worden.

Art. 33.§ 1. De IBH betekent een afschrift van de repliekmemorie en kopie van deze eventuele aanvullende overtuigingsstukken aan de klager of deelt hem mee dat de repliekmemorie ontbreekt. § 2. De voorzitter van de IBH kan beslissen om de klager toe te laten een memorie van wederantwoord in te dienen binnen een door de voorzitter vastgestelde termijn.

De klager kan aan de memorie van wederantwoord aanvullende overtuigingsstukken toevoegen voor zover hij nog niet over die stukken kon beschikken op het ogenblik waarop het verzoekschrift werd ingediend of voor zover ze noodzakelijk zijn voor het wederantwoord op de repliekmemorie van de aangeklaagde. Om in overweging genomen te kunnen worden, dienen de eventuele aanvullende overtuigingsstukken geïnventariseerd en tegelijkertijd met de memorie van wederantwoord ingediend te worden. § 3. Indien de klager gebruik heeft gemaakt van de toelating om een memorie van wederantwoord in te dienen, betekent de IBH een afschrift van die memorie van wederantwoord en van de eventuele aanvullende stukken aan de aangeklaagde en wordt de aangeklaagde toegelaten om een slotmemorie in te dienen binnen een termijn die gelijk is aan de termijn die werd vastgesteld voor de memorie van wederantwoord.

Art. 34.§ 1. De partij die wil dat een getuige een schriftelijke of mondelinge verklaring aflegt, dient een afzonderlijk verzoek in bij de IBH, dat gemotiveerd wordt en waarin de identiteit en contactgegevens van de voorgestelde getuige worden meegedeeld.

De IBH beslist over de opportuniteit om een getuige een schriftelijke of mondelinge verklaring te laten afleggen en over de modaliteiten daarvan. De IBH kan ook ambtshalve getuigen verzoeken om een verklaring af te leggen. § 2. Indien een getuige wordt gevraagd om een schriftelijke verklaring af te leggen, dan moet die verklaring gedagtekend en door de opsteller ervan ondertekend worden. Eveneens wordt een kopie van een bewijs van identiteit van de getuige waarop diens handtekening vermeld is, bijgevoegd.

Wanneer de getuige wordt gevraagd om een mondelinge verklaring af te leggen, deelt de IBH per beveiligde zending mee op welke plaats, dag en uur dit zal plaatsvinden.

De administratief deskundige stelt een verslag op van de vragen en antwoorden, dat hij samen met de voorzitter en de getuige ondertekent.

Een afschrift van de schriftelijke verklaring of van het verslag van de mondelinge verklaring wordt aan de partijen bezorgd. § 3. Aan iedere getuige die ambtshalve door de IBH wordt gehoord, worden de kosten voor het vervoer berekend op de voordeligste wijze vergoed. Het bedrag bedraagt maximaal 200 euro .

Aan iedere getuige die na verzoek van een partij door de IBH wordt gehoord, worden de kosten voor het vervoer, berekend op de voordeligste wijze, door diezelfde partij vergoed.

Art. 35.§ 1. De partij die wil dat een deskundige een schriftelijke of mondelinge verklaring aflegt, dient een afzonderlijk verzoek in bij de IBH, dat gemotiveerd wordt.

De IBH beslist over de opportuniteit om een deskundige een schriftelijke of mondelinge verklaring te laten afleggen. De IBH kan ook ambtshalve deskundigen oproepen om een verklaring af te leggen.

Een schriftelijke verklaring wordt ingediend door middel van een verslag van onderzoek.

De beslissing van de IBH vermeldt: 1° de identiteit van de door de IBH aangestelde deskundige;2° de inhoud van diens opdracht;3° de termijn waarbinnen diens verslag uiterlijk moet worden ingediend. § 2. De IBH bezorgt aan de deskundige een afschrift van het administratief dossier. De partijen dienen aan de deskundige de stukken te bezorgen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.

De deskundige en partijen kunnen onderling het verdere verloop van het onderzoek alsook de wijze van communicatie afspreken. Ingeval van betwisting, zal de voorzitter van de IBH hierover beslissen. § 3. Het eindverslag van de deskundige wordt na ondertekening per beveiligde zending bezorgd aan de IBH en aan de partijen.

Wanneer de deskundige mondeling gehoord wordt, stelt de administratief deskundige een verslag op van de vragen en antwoorden, dat hij samen met de voorzitter en de gehoorde deskundige ondertekent. Een afschrift van het verslag wordt aan de partijen bezorgd. § 4. De deskundige begroot zijn staat van kosten en erelonen op omstandige wijze en voegt die begroting als bijlage bij het eindverslag of, hij bezorgt die, in voorkomend geval, binnen 15 dagen na het afleggen van de mondelinge verklaring.

De partij die een deskundigenonderzoek heeft gevraagd, draagt de kosten en erelonen die aan dat onderzoek verbonden zijn.

Als een deskundigenonderzoek ambtshalve door de IBH is gevraagd, worden de kosten door de IBH gedragen. De voorzitter keurt de staat van kosten en erelonen van de deskundige bij beslissing al dan niet goed. Hij kan daarbij onder meer rekening houden met de omstandigheid of het verslag al dan niet tijdig werd ingediend.

Art. 36.De partij die wil dat ter plekke een onderzoek wordt ingesteld, dient een afzonderlijk verzoek in bij de IBH, dat gemotiveerd wordt en waarin de locatie van het onderzoek, alsook, indien dat vereist is, de contactgegevens van de persoon of entiteit aan wie toegang tot deze locatie moet gevraagd worden, worden meegedeeld.

De IBH beslist over de opportuniteit om ter plekke een onderzoek in te stellen. De IBH kan ook ambtshalve een onderzoek ter plekke instellen.

De IBH deelt per beveiligde zending mee aan partijen wiens aanwezigheid is vereist op welke plaats, dag en uur de werkzaamheden in het kader van het onderzoek zullen plaatsvinden.

De administratief deskundige stelt een verslag op van het onderzoek ter plekke dat hij samen met de voorzitter ondertekent. Een afschrift van het verslag wordt aan de partijen bezorgd.

Art. 37.§ 1. De partij die wil dat een tegensprekelijke hoorzitting wordt georganiseerd, dient een afzonderlijk verzoek in bij de IBH, dat gemotiveerd wordt.

De IBH beslist over de opportuniteit om een hoorzitting te laten plaatsvinden. De IBH kan ook ambtshalve een tegensprekelijke hoorzitting organiseren.

Een hoorzitting kan betrekking hebben op alle aspecten van de procedure, zo ook op het afleggen van mondelinge verklaringen van een getuige, deskundige of van een partij. § 2. De IBH deelt per beveiligde zending aan partijen mee op welke plaats, dag en uur de hoorzitting plaatsvindt, alsook het oogmerk van deze hoorzitting.

Bij regelmatige oproeping belet de afwezigheid van een partij de geldigheid van een zitting niet. De zaak wordt in dat geval geacht op tegenspraak behandeld te zijn.

Art. 38.Indien door de IBH een poging tot bemiddeling wordt ondernomen, kan deze betrekking hebben op de volledige klacht of op een gedeelte ervan.

De voorzitter van de IBH stelt in geval van poging tot bemiddeling de Gewestelijke Havencommissaris, in zijn hoedanigheid van vaste bijzitter van de IBH, aan als bemiddelaar door de ondertekening van een beslissing waarin het volgende wordt vermeld: 1° de inhoud van de opdracht van de bemiddelaar;2° de termijn van de opdracht, die maximaal 2 maanden bedraagt. § 2. De vaste bijzitter nodigt de partijen uit binnen een termijn die hij bepaalt. Bij de uitnodiging voegt de vaste bijzitter een inventaris van de stukken die al aan hem bezorgd zijn.

De partijen kunnen de bemiddelaar aanvullende stukken bezorgen die ze nuttig achten. § 3. Uiterlijk op de laatste dag van de termijn van de bemiddelingsopdracht informeert de vaste bijzitter de voorzitter van de IBH over het resultaat van de bemiddeling.

Indien de bemiddeling tot een oplossing van het geschil heeft geleid, kan de voorzitter van de IBH de procedure, mits gezamenlijk akkoord van partijen, afsluiten. De beslissing wordt aan de partijen ter kennis gegeven.

Als de partijen nog niet tot een akkoord zijn gekomen, kunnen ze door middel van een gezamenlijk verzoek om een nieuwe bemiddelingstermijn verzoeken. § 4. Van zodra één van de partijen schriftelijk aan de voorzitter van de IBH meedeelt dat zij niet meer wenst deel te nemen aan de bemiddeling, doet de voorzitter van de IBH het nodige om de procedure conform het normale verloop verder te laten lopen.

Art. 39.De IBH kan zaken over dezelfde of over een verwante klacht ter behandeling samenvoegen en de behandeling achteraf weer splitsen.

Art. 40.§ 1. De IBH beraadslaagt achter gesloten deuren over zijn beslissingen. § 2. De eindbeslissing van de IBH vermeldt naast de motivering over de gegrondheid steeds de volgende gegevens: 1° de namen van de partijen en in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de persoon die de partijen bijstaat of vertegenwoordigt;2° de verschillende memories en stukken die in overweging werden genomen;3° de datum van de beslissing en de namen en handtekeningen van de leden van de IBH die erover hebben beraadslaagd. HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding

Art. 41.Artikel 25 bis van het Havendecreet treedt in werking op een datum die de minister, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken vaststelt, en uiterlijk op 1 juli 2023.

Art. 42.De Vlaamse minister, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 43.Dit Besluit van de Vlaamse Regering treedt in werking op een datum die de minister, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken vaststelt, en uiterlijk op 1 juli 2023.

Brussel, 25 november 2022.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS

^