Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 juni 2004
gepubliceerd op 18 november 2004

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling en indeling van de ambten in de instellingen van het gewoon basisonderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036699
pub.
18/11/2004
prom.
25/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/25/2004036699/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 JUNI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling en indeling van de ambten in de instellingen van het gewoon basisonderwijs


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 3, 9°;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 5, 11°;

Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek, inzonderheid op artikel IX.2, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 tot vaststelling en rangschikking van de ambten in het gewoon kleuter-, lager en basisonderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 juni 1994 en 28 augustus 2000;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen, zoals gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 1994;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 14 oktober 2003;

Gelet op het protocol nr. 520 van 6 februari 2004 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 287 van 6 februari 2004 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het advies nr. 36.882/1van de Raad van State, gegeven op 22 april 2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op : 1° de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel van de scholen voor het gewoon basisonderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse gemeenschap;2° de leden van het beleids- en ondersteunend personeel van de scholen voor het gewoon basisonderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse gemeenschap;3° de leden van het paramedisch personeel van het gewoon onderwijs;4° de leden van het opvoedend hulppersoneel van de internaten gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, de tehuizen voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;5° de leden van het paramedisch, het sociaal en het opvoedend hulppersoneel van het Tehuis van het Gemeenschapsonderwijs dat instaat voor de opname van jongeren in het kader van de hulp- en bijstandsregeling. HOOFDSTUK II. - Ambten in de instellingen van het gewoon basisonderwijs

Art. 2.De ambten die de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel kunnen uitoefenen in het gewoon basisonderwijs, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld : 1° wervingsambten : a) kleuteronderwijzer;b) onderwijzer;c) leermeester lichamelijke opvoeding;d) leermeester godsdienst;e) leermeester niet-confessionele zedenleer;2° selectieambten : nihil 3 ° bevorderingsambt : directeur.

Art. 3.De ambten die de leden van het beleids- en ondersteunend personeel kunnen uitoefenen in het gewoon basisonderwijs, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld : 1° wervingsambten : a) administratief medewerker;b) beleidsmedewerker;2° selectieambten : nihil 3° bevorderingsambten : nihil.

Art. 4.De ambten die de leden van het paramedisch personeel kunnen uitoefenen in het gewoon kleuteronderwijs, worden vastgesteld en ingedeeld als volgt : 1° wervingsambten : kinderverzorger 2° selectieambten : nihil 3° bevorderingsambten : nihil.

Art. 5.De ambten die de leden van het paramedisch personeel kunnen uitoefenen in het Tehuis van het Gemeenschapsonderwijs dat instaat voor de opname van jongeren in het kader van de hulp- en bijstandsregeling, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld : 1° wervingsambten : a) verpleger b) kinderverzorger c) ergotherapeut 2° selectieambten : nihil 3° bevorderingsambt : nihil.

Art. 6.De ambten die de leden van het sociaal personeel kunnen uitoefenen in het Tehuis van het Gemeenschapsonderwijs dat instaat voor de opname van jongeren in het kader van de hulp- en bijstandsregeling, worden als volgt vastgesteld en ingedeeld : 1° wervingsambten : maatschappelijk werker 2° selectieambten : nihil 3° bevorderingsambt : nihil.

Art. 7.De ambten die de leden van het opvoedend hulppersoneel kunnen uitoefenen in de tehuizen voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben en in de internaten gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap worden als volgt vastgesteld en ingedeeld : 1° wervingsambten : studiemeester-opvoeder in een internaat;2° selectieambten : nihil;3° bevorderingsambten : beheerder.

Art. 8.De ambten die de leden van het opvoedend hulppersoneel kunnen uitoefenen in het Tehuis van het Gemeenschapsonderwijs dat instaat voor de opname van jongeren in het kader van de hulp- en bijstandsregeling worden vastgesteld en ingedeeld als volgt : 1° wervingsambten : studiemeester-opvoeder in een internaat;2° selectieambten : nihil;3° bevorderingsambten : hoofdopvoeder.

Art. 9.De ambten die de leden van het opvoedend hulppersoneel kunnen uitoefenen in de internaten gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap worden als volgt vastgesteld en ingedeeld : 1° wervingsambten : nihil;2° selectieambten : nihil;3° bevorderingsambten : beheerder. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 10.De ambten opgesomd in artikel 2 van dit besluit vervangen de volgende ambten : 1° Het wervingsambt van kleuteronderwijzer vervangt de wervingsambten van kleuteronderwijzer in het kleuteronderwijs en van kleuteronderwijzer in het basisonderwijs.2° Het wervingsambt van onderwijzer vervangt de wervingsambten van onderwijzer in het lager onderwijs en van onderwijzer in het basisonderwijs.3° Het wervingsambt van leermeester godsdienst vervangt de wervingsambten van leermeester godsdienst in het lager onderwijs en van leermeester godsdienst in het basisonderwijs.4° Het wervingsambt van leermeester niet-confessionele zedenleer vervangt de wervingsambten van leermeester niet-confessionele zedenleer in het lager onderwijs en van leermeester niet-confessionele zedenleer in het basisonderwijs.5° Het wervingsambt van leermeester lichamelijke opvoeding vervangt de wervingsambten van leermeester lichamelijke opvoeding in het lager onderwijs en van leermeester lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs.6° Het bevorderingsambt van directeur vervangt de bevorderingsambten van directeur van een kleuterschool, directeur van een lagere school en directeur van een basisschool.

Art. 11.De personeelsleden die vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit in dienst waren in één van de ambten die door dit besluit worden vervangen, worden geacht zich in het nieuwe ambt in dezelfde administratieve toestand te bevinden, als in het ambt dat vervangen wordt. De diensten, gepresteerd in het opgeheven ambt, worden geacht te zijn gepresteerd in het vervangend ambt.

Art. 12.De op 31 augustus 1990 bestaande betrekkingen van leermeester bijzondere vakken, andere specialiteiten dan lichamelijke opvoeding, en de op dezelfde datum bestaande betrekkingen van het selectieambt van leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool, andere dan lichamelijke opvoeding, blijven behouden tot op de dag dat de titularis van het ambt de betrekking definitief verlaat.

Art. 13.De personeelsleden die op 31 augustus 1990 hetzij vast benoemd zijn, hetzij vast benoemd en als dusdanig erkend, daar waar deze erkenning vereist is, hetzij gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden in één van de selectieambten van onderwijzer aan een lagere oefenschool, van kleuteronderwijzer aan een oefenschool voor kleuteronderwijzers of van leermeester bijzondere vakken aan een lagere oefenschool behouden het voordeel van de weddenschaal die verbonden is aan het door hen op 31 augustus 1990 uitgeoefende selectieambt. Zij blijven ertoe gehouden verder de opdrachten te vervullen die verbonden zijn aan dit selectieambt.

Art. 14.De personeelsleden die op 31 augustus 1990 hetzij vast benoemd zijn, hetzij vast benoemd en als dusdanig erkend, daar waar deze erkenning vereist is, hetzij gelijkgesteld zijn met de vastbenoemde of definitief erkende personeelsleden in één van de bevorderingsambten van hoofdkleuteronderwijzeres van een oefenschool voor kleuteronderwijzers of van hoofdonderwijzer aan een lagere oefenschool behouden de weddenschaal 210/1 vastgesteld bij het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 de schalen worden vastgesteld, die verbonden zijn aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst,belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen, verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat.

Art. 15.Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1990 tot vaststelling en rangschikking van de ambten in het gewoon kleuter-, lager en basisonderwijs wordt opgeheven.

Art. 16.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1990 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het opvoedend hulppersoneel van de onderwijsinstellingen, gewijzigd bij besluiten van de Vlaams Regering van 19 oktober 1994, 28 augustus 2000 en 24 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 1.

De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de leden van het opvoedend hulppersoneel van : - de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs met volledig leerplan; - de door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde instellingen voor voltijds secundair onderwijs, voor voltijds secundair onderwijs die deeltijds beroepssecundair onderwijs organiseren of voor voltijds secundair zeevisserijonderwijs die deeltijds secundair zeevisserijonderwijs organiseren.

Ze zijn eveneens van toepassing op de leden van het opvoedend hulppersoneel van : - de internaten georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, toegankelijk voor kinderen te plaatsen door de Jeugdrechtbank; - de instituten en medisch pedagogische instituten georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap.

De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op de leden van het opvoedend hulppersoneel van de semi-internaten georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap en op de leden van het opvoedend hulppersoneel zoals bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van ...... tot vaststelling en indeling van de ambten in de instellingen van het gewoon basisonderwijs. »

Art. 17.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2003 met uitzondering van : 1° artikel 2 dat in werking treedt op 1 september 2002 met de beperking evenwel dat hieruit voor de periode van 1 september 2002 tot en met 31 augustus 2003 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de schoolbesturen met betrekking tot bezoldiging, vaste benoeming en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling;2° artikelen 4, 5, 6 en 8 die in werking treden op 1 september 2000 met de beperking evenwel dat hieruit voor de periode van 1 september 2000 tot en met 31 augustus 2003 geen gevolgen kunnen voortvloeien voor de personeelsleden en de schoolbesturen met betrekking tot bezoldiging, vaste benoeming en terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling.

Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 juni 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

^