Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 juni 2004
gepubliceerd op 25 augustus 2004

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het kunstendecreet van 2 april 2004

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036332
pub.
25/08/2004
prom.
25/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/25/2004036332/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 JUNI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het kunstendecreet van 2 april 2004


De Vlaamse Regering, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991;

Gelet op het kunstendecreet van 2 april 2004;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 mei 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 juni 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd, en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het kunstendecreet van 2 april 2004;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur;3° activiteiten : als activiteiten worden onder meer beschouwd : presentaties, voorstellingen, zelf geproduceerd of gepresenteerd, happenings, manifestaties, tentoonstellingsdagen, publieksdagen, publicaties, lezingen, vormingsmomenten, workshops, onderzoek, colloquia;4° artistieke uitgaven : alle kosten die rechtstreeks verband houden met de artistiek - inhoudelijke werking;5° financiering van de medewerkers : de totale kost voor de prestaties van werknemers en zelfstandige kunstenaars, ongeacht of deze laatste prestaties rechtstreeks dan wel middels een vennootschap worden gefactureerd.

Art. 2.De door de Vlaamse regering aangewezen dienst, bedoeld in het decreet, is de entiteit binnen de Vlaamse administratie bevoegd voor de professionele kunsten, hierna de administratie te noemen. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van kunstenorganisaties Afdeling I. - Subsidiëring voor het geheel van de werking

Onderafdeling I. - Technieken en vormen van subsidiëring

Art. 3.§ 1. De subsidies, bedoeld in artikel 4, § 1, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° in elk werkingsjaar worden er drie schijven van telkens 25 procent van de totale subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, uitbetaald vanaf respectievelijk 1 januari, 1 april en 1 juli;2° een vierde schijf van 23 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald vanaf 1 oktober;3° het saldo van 2 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden. § 2. De minister kan minimumbedragen bepalen voor de subsidiëring voor het geheel van de werking.

Art. 4.§ 1. Een aanvraag tot meerjarige subsidiëring als bedoeld in artikel 6, § 1, van het decreet, moet door organisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, a, tot en met j, en l, en m, van het decreet, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. Het aantal in te dienen exemplaren moet gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoccommissie waaraan de aanvraag wordt voorgelegd en drie exemplaren voor de administratie. § 2. Een aanvraag tot meerjarige subsidiëring moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de georganiseerde activiteiten als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 7, 8 en 9 van het decreet. Die informatie en documenten moeten opgenomen worden in het artistiek en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 7, § 3, van het decreet. De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen.

Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een kopie van de statuten van de aanvrager van de subsidie zoals deze op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden, ofwel een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief;2° de ledenlijst van de raad van bestuur van de aanvrager zoals deze samengesteld was op het ogenblik van de aanvraag en gepubliceerd werd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, ofwel de lijst van verantwoordelijken voor het initiatief;3° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan voldaan worden aan de basisvoorwaarden, genoemd in artikel 7 van het decreet, aan de beoordelingscriteria, genoemd in artikel 8 van het decreet en de bijkomende subsidiëringvoorwaarden, genoemd in artikel 9 van het decreet;4° een overzicht van de voorbije werking, indien van toepassing.

Art. 5.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In het geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 6.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie beoordeelt de artistiek-inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten van de ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring en brengt daarover advies uit.

Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 7, 8 en 9, van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of de ad hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de basisvoorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 7, 8 en 9 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. De schriftelijk gemotiveerde reactie van de aanvrager van een meerjarige subsidiëring tegen het voorontwerp van beslissing, bedoeld in artikel 85, 5°, van het decreet, moet per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs in drie exemplaren bij de administratie ingediend worden binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voorontwerp verstuurde. § 4. Als de Vlaamse regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot meerjarige subsidiëring een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing.

Onderafdeling II. - Basisvoorwaarden en criteria

Art. 7.Organisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, a, tot en met j, l, en m, van het decreet, die subsidies ontvangen in de vorm van een tweejarig financieringsbudget als bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid, van het decreet, zijn niet onderworpen aan de bepalingen van artikel 8.

Art. 8.Organisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, a, tot en met j, l, en m, van het decreet, die subsidies ontvangen in de vorm van een vierjarig financieringsbudget als bedoeld in artikel 5, § 1, eerste lid, van het decreet moeten aan de volgende voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor subsidiëring : 1° kunstencentra als bedoeld in artikel 3, 1°, a, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat kleiner is dan 375.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 50 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Deze organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 2° kunstencentra als bedoeld in artikel 3, 1°, a, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 375.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 100 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap. Deze organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers.

In afwijking van hetgeen bepaald in het eerste lid kunnen monodisciplinaire kunstencentra mits gegronde motivering een afwijking aanvragen bij de minister voor het in het eerste lid bepaalde percentage eigen inkomsten. Dit percentage kan evenwel nooit lager dan 5 procent zijn; 3° festivals als bedoeld in artikel 3, 1°, b, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Deze organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Zij moeten minimaal 10 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers.

In afwijking van hetgeen bepaald in het eerste lid kunnen monodisciplinaire festivals mits gegronde motivering, een afwijking aanvragen bij de minister voor het in het eerste lid bepaalde percentage eigen inkomsten. Dit percentage kan evenwel nooit lager dan 5 procent zijn; 4° organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst als bedoeld in artikel 3, 1°, c, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat kleiner is dan 250.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 30 activiteiten per jaar organiseren.

Bovendien moeten ze per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 5° organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst als bedoeld in artikel 3, 1°, c, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 250.000 euro en kleiner is dan 1.000.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 60 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 6° organisaties voor Nederlandstalige dramatische kunst als bedoeld in artikel 3, 1°, c, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 1.000.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 120 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 7° organisaties voor dans als bedoeld in artikel 3, 1°, d, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat kleiner is dan 250.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers. 8° organisaties voor dans als bedoeld in artikel 3, 1°, d, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 250.000 euro en kleiner is dan 1.000.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 40 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten zij per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 9° organisaties voor dans als bedoeld in artikel 3, 1°, d, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 1.000.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 80 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Deze organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 10° organisaties voor muziektheater als bedoeld in artikel 3, 1°, e, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat kleiner is dan 250.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 5 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten zij per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 11° organisaties voor muziektheater als bedoeld in artikel 3, 1°, e, van het decreet, die een financieringsbudget ontvangen dat gelijk is aan of groter is dan 250.000 euro per jaar, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode zorgen voor een aanbod van gemiddeld minimaal één nieuwe productie per jaar en gemiddeld minimaal 10 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten zij per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 12° muziekgroepen en - ensembles als bedoeld in artikel 3, 1°, f, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten zij per vierjarige subsidiëringperiode minstens één creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar die minstens drie jaar betrokken is bij het kunstgebeuren binnen de Vlaamse Gemeenschap.

Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers.

In afwijking van wat bepaald in het eerste lid, moeten muziekgroepen en - ensembles, actief op het vlak van de oude muziek, geen creatieopdracht toekennen aan een kunstenaar; 13° concertorganisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, g, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Zij moeten minimaal 10 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 14° muziekclubs als bedoeld in artikel 3, 1°, h, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Die organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 12,5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 15° werkplaatsen als bedoeld in artikel 3, 1°, i, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Deze organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 16° organisaties voor beeldende kunst als bedoeld in artikel 3, 1°, j, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Deze organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 17° architectuurorganisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, l, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Deze organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers; 18° organisaties voor audiovisuele kunsten als bedoeld in artikel 3, 1°, m, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan op regelmatige wijze activiteiten organiseren.Deze organisaties moeten tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistieke uitgaven. Ze moeten minimaal 20 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers.

Art. 9.§ 1. Een gesubsidieerde organisatie moet haar geactualiseerd beleidsplan als bedoeld in artikel 7, § 4, tweede lid, van het decreet, ten minste twee maanden voor de aanvang van het jaar waarop dat geactualiseerd beleidsplan betrekking heeft, per aangetekende brief naar de administratie versturen of tegen ontvangstbewijs bij de administratie indienen. § 2. In afwijking van § 1, moet een gesubsidieerd festival als bedoeld in artikel 3, 1°, b, van het decreet, zijn geactualiseerd beleidsplan uiterlijk twee maanden voor de datum waarop dat festival zijn eerste manifestatie organiseert in het jaar waarop dit beleidsplan betrekking heeft, per aangetekende brief naar de administratie versturen of tegen ontvangstbewijs bij de administratie indienen. § 3. In het geactualiseerde beleidsplan moet de gesubsidieerde organisatie in detail uiteenzetten hoe ze tijdens het desbetreffende jaar van de meerjarige subsidiëringperiode haar artistiek- inhoudelijke en zakelijke beleidsvisie zal realiseren. Ook geeft ze aan of er eventueel afgeweken wordt van het aangepast meerjarig artistiek en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 7, § 4, eerste lid, van het decreet. Eventuele afwijkingen van het aangepaste meerjarige artistiek en financieel beleidsplan moeten worden gemotiveerd. Het geactualiseerde beleidsplan omvat minimaal een gedetailleerde begroting en een activiteitenkalender. § 4. De administratie kan aan de organisatie bijkomende informatie en documenten over het geactualiseerd beleidsplan vragen.

Art. 10.§ 1. Om het toezicht, bedoeld in artikel 11 van het decreet, te kunnen uitoefenen, moet elke gesubsidieerde organisatie over elk jaar van de meerjarige subsidiëringperiode een werkingsverslag opstellen.

Het werkingsverslag, bedoeld in het eerste lid, bevat : a) een evaluatie van de werking;b) een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde activiteiten;c) de jaarrekening, zijnde de balans, de resultatenrekening en de toelichting;d) de verslagen van de algemene vergadering van de organisatie met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen en begroting, of, indien het gaat om een stichting : de verslagen van de raad van bestuur van de organisatie met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen en begroting;e) een overzicht van de individuele bezoldigingen;f) een afschrijvingstabel voor de investeringen; g) het verslag van een erkend accountant of bedrijfsrevisor die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische en zakelijke werking van de desbetreffende gesubsidieerde organisatie, met commentaar bij de balans en de resultatenrekening van deze organisatie, indien de jaarlijkse minstens 25.000 euro bedraagt.

Het werkingsverslag, bedoeld in het eerste lid, moet door de organisatie in drie exemplaren, en uiterlijk drie maanden na afloop van het werkingsjaar waarover verslag wordt uitgebracht, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden.

Onverminderd wat bepaald is in het derde lid, moet het aantal exemplaren van de gegevens en documenten, genoemd in het tweede lid, a, en b, gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoccommissie aan wie het werkingsverslag wordt voorgelegd en drie exemplaren voor de administratie.

De administratie mag op ieder ogenblik aan de gesubsidieerde organisatie bijkomende informatie en documenten vragen.

De minister kan een model van werkingsverslag opleggen. § 2. Als organisaties naast de werking waarvoor ze krachtens artikel 4 van het decreet gesubsidieerd worden nog andere activiteiten organiseren, dan moeten die organisaties in hun globale boekhouding een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen beide soorten activiteiten. § 3. De gegevens en documenten, genoemd in § 1, tweede lid, a, en b, worden door de administratie voorgelegd aan de bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie. Deze commissie toetst hierbij het werkingsverslag aan het geactualiseerde beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 7, § 4, tweede lid, van het decreet aan het meerjarig aangepast beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 7, § 4, eerste lid, van het decreet en aan de beoordelingscriteria voor de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten, bedoeld in artikel 8 van het decreet. Hierover formuleert ze tussentijds of op vraag van de administratie een beknopt advies ten behoeve van de minister en de administratie. Afdeling II. - Subsidiëring van projecten

Art. 11.§ 1. De subsidies, bedoeld in artikel 13 van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de projectsubsidie wordt toegekend;2° het saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 2. Om de realisatie van een gesubsidieerd project als bedoeld in artikel 13 van het decreet, te kunnen toetsen aan de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, zoals bepaald in artikel 16 en 17 van het decreet, en om te controleren of de projectsubsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk 15 maanden na de datum van ondertekening van het besluit waarin de projectsubsidie werd toegekend en uiterlijk op 15 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten in drie exemplaren per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgd worden : 1° de resultatenrekening met betrekking tot de realisatie van het project met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post;2° de specificatie van alle toegekende bezoldigingen, sociale lasten, vergoedingen, commissie- en erelonen, uitkoopsommen en voordelen in natura aan de personen die op artistiek, technisch, administratief of organisatorisch vlak meewerkten aan de realisatie van het project, met vermelding van de namen van de begunstigden; 3° als de toegekende projectsubsidie minstens 25.000 euro bedraagt : het verslag van een erkend accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische of zakelijke werking van de organisatie die het project realiseerde, met commentaar bij de resultatenrekening; 4° een inhoudelijk verslag van het gerealiseerde project. § 3. In afwijking van § 2, eerste lid, moeten voor projecten als bedoeld in artikel 3, 2°, d, van het decreet de documenten, bepaald in § 2,tweede lid, ten laatste 31 augustus van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgd worden. § 4. De minister mag, rekening houdend met en op grond van de specifieke doeleinden waarvoor de projectsubsidie aangewend moet worden en/of de bijzondere kenmerken van het project en/of de realisatiedatum van het project, een aangepaste verantwoording vragen en/of een aangepaste indieningdatum opleggen.

Een organisatie die een gesubsidieerd project realiseert en daarnaast nog andere activiteiten organiseert, moet in de globale boekhouding van die organisatie een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen de kosten en opbrengsten van de realisatie van het gesubsidieerde project en alle andere kosten en opbrengsten.

De administratie mag bijkomende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een gesubsidieerd project realiseert. De organisatie moet alle wijzigingen aan het oorspronkelijke dossier melden aan de administratie.

Art. 12.In uitvoering van artikel 17, § 2, van het decreet, kan de minister aanvullende criteria bepalen waaraan de projecten moeten voldoen.

Art. 13.§ 1. Een aanvraag tot projectmatige subsidiëring als bedoeld in artikel 18, § 1, van het decreet, moet per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. Het aantal in te dienen exemplaren moet gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoccommissie waaraan de aanvraag wordt voorgelegd en drie exemplaren voor de administratie. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van een project wordt tijdig ingediend : 1° voor projecten zoals bedoeld in artikel 3, 2°, a, tot en met c, en e, tot en met i, van het decreet en voor organisaties zoals bedoeld in artikel 3, 2°, tweede lid, van het decreet : uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het project van start gaat;2° voor projecten als bedoeld in artikel 3, 2°, d, van het decreet : - voor projecten die lopen van januari tot en met april : uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het project van start gaat; - voor projecten die lopen van mei tot en met augustus : uiterlijk op 15 januari van het jaar waarin het project van start gaat; - voor projecten die lopen van september tot en met december : uiterlijk op 15 april van het jaar waarin het project van start gaat. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van een project moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke/inhoudelijke kwaliteit van de georganiseerde activiteit, als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 16 en 17 van het decreet. De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen.

Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een kopie van de statuten van de aanvrager van de subsidie zoals deze op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden, ofwel een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief;2° de ledenlijst van de raad van bestuur van de aanvrager zoals die samengesteld was op het ogenblik van de aanvraag en gepubliceerd werd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, ofwel de lijst van verantwoordelijken voor het initiatief;3° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan worden voldaan aan de basisvoorwaarden en aan de beoordelingscriteria, genoemd in artikelen 16 en 17 van het decreet;4° een overzicht van reeds gerealiseerde activiteiten.

Art. 14.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. Een aanvraag die niet tijdig wordt ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 16 van het decreet, is onontvankelijk. In dat geval vermeldt het bericht de reden van de onontvankelijkheid.

Art. 15.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie beoordeelt de artistieke/inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 16 en 17 van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of de ad hoc commissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de basisvoorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. Als de Vlaamse regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot projectmatige subsidiëring een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van kunstenaars

Art. 16.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring als bedoeld in artikel 20 van het decreet, moet door de aanvrager, in één exemplaar, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. § 2. Een aanvraag tot toekenning van een ontwikkelingsgerichte beurs als bedoeld in artikel 21, 1°, van het decreet, moet worden ingediend : 1° ten laatste op 15 augustus van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de beurs wordt aangevraagd voor subsidiebedragen die 8.000 euro of meer belopen; 2° ten laatste op 15 maart van het lopende jaar voor de overige subsidieaanvragen. Een aanvraag tot toekenning van een projectbeurs als bedoeld in artikel 21, 2°, van het decreet, moet worden ingediend : 1° ten laatste op 15 augustus van het voorafgaande jaar voor subsidiebedragen die 8.000 euro of meer belopen; 2° voor subsidiebedragen die minder dan 8.000 euro belopen : - ten laatste op 15 september van het voorafgaande jaar voor projecten die aanvangen tijdens de periode januari tot april; - ten laatste op 15 januari van het lopende jaar voor projecten die aanvangen tijdens de periode mei tot augustus; - ten laatste op 15 april van het lopende jaar voor projecten die aanvangen tijdens de periode september tot december.

Een aanvraag tot toekenning van een creatieopdracht als bedoeld in artikel 21, 3°, van het decreet, moet worden ingediend : 1° ten laatste op 15 maart voor aanvragen op het vlak van de Nederlandstalige dramatische kunst, de dans en de beeldende kunsten;2° ten laatste 2 maanden na de ondertekening van de overeenkomst tussen de componist en de opdrachtgever, voor aanvragen op het vlak van de muziek en het muziektheater. § 3. Een aanvraag tot toekenning van een ontwikkelingsgerichte beurs als bedoeld in artikel 21, 1°, van het decreet, moet de volgende informatie en documenten bevatten : 1° een werkplan voor de periode waarop de aanvraag betrekking heeft;2° een curriculum vitae;3° documentatie over het oeuvre van de kunstenaar;4° kritische teksten met betrekking tot het oeuvre. Een aanvraag tot toekenning van een projectbeurs als bedoeld in artikel 21, 2°, van het decreet, moet de volgende informatie en documenten bevatten : 1° de werktitel van het project;2° de omschrijving van het project;3° een situering van het project en het belang ervan binnen het oeuvre van de kunstenaar;4° een sluitende begroting;5° een voorstelling van de projectpartners;6° een curriculum vitae;7° documentatie over het oeuvre van de kunstenaar;8° kritische teksten met betrekking tot het oeuvre. Een aanvraag tot toekenning van een creatieopdracht als bedoeld in artikel 21, 3°, van het decreet, moet de volgende informatie en documenten bevatten : 1° de omschrijving van de creatieopdracht en het belang ervan binnen het oeuvre van de kunstenaar;2° een toelichting van de motivering en het doel van de opdracht door de opdrachtgever;3° een sluitende begroting;4° een curriculum vitae;5° documentatie over het oeuvre van de kunstenaar;6° een fotokopie van de overeenkomst bedoeld in artikel 37, § 2 van het decreet;7° indien de aanvrager een organisatie is die beschikt over rechtspersoonlijkheid : een kopie van de statuten van de aanvrager van de subsidie zoals deze op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden of een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief en de ledenlijst van de raad van bestuur van de aanvrager zoals deze samengesteld was op het ogenblik van de aanvraag en gepubliceerd werd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad of de lijst van verantwoordelijken voor het initiatief. Bovendien moet een aanvraag tot toekenning van een creatieopdracht als bedoeld in artikel 21, 3°, van het decreet, de volgende informatie en documenten bevatten : 1° op het vlak van de Nederlandstalige dramatische kunst, de dans en het muziektheater : een synopsis van het toneelstuk, de choreografie of het libretto wanneer het een opdracht voor een toneelauteur, choreograaf of librettist betreft;2° op het vlak van de muziek a) de minimumduur van de compositie;b) de bezetting;3° op het vlak van de beeldende kunsten : a) de bestemming van het werk en de relevantie van deze bestemming;b) de toegankelijkheid van het werk voor het publiek;c) de manier van ontsluiten van het werk.

Art. 17.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de aanvrager met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. Een aanvraag die niet tijdig wordt ingediend of niet voldoet aan de voorwaarde, bepaald in artikel 22, § 1, van het decreet, is onontvankelijk. In dat geval vermeldt het bericht de reden van de onontvankelijkheid.

Art. 18.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad hoc commissie beoordeelt de artistieke/inhoudelijke aspecten van de aanvraag tot subsidiëring en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt in het geval van projectbeurzen en creatieopdrachten de zakelijke en financiële aspecten en de kwaliteit van de projectpartners en de opdrachtgevers en brengt daarover advies uit.

Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 22, 24, 27, 32, 36 en 37, van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of de ad hoc commissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de voorwaarden, de criteria en de aanvullende criteria op adequate wijze te toetsen. § 3. Als de Vlaamse regering, met betrekking tot een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring, zoals bedoeld in artikel 20 van het decreet, beslist om een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie, binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing. § 4. De subsidies als bedoeld in artikel 21, 1° en 2°, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 5. De subsidies als bedoeld in artikel 21, 3°, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : a) een eerste voorschot van 25 procent van de subsidie wordt aan de opdrachtgever uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de subsidie wordt toegekend;b) een tweede voorschot van 50 procent van de subsidie wordt aan de opdrachtgever uitbetaald nadat aan de administratie de nodige stukken werden bezorgd waaruit de levering blijkt van het opdrachtwerk aan de opdrachtgever;c) het saldo van 25 procent van de subsidie wordt aan de opdrachtgever uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden, bepaald in artikel 36, 2° van het decreet, werd voldaan. Bij de uitbetaling van het saldo dient de opdrachtgever het bewijs van betaling van het tussen opdrachtgever en kunstenaar overeengekomen honorarium aan de administratie voor te leggen. § 6. In afwijking van hetgeen bepaald in § 5, worden de subsidies voor creatieopdrachten die zich situeren op het vlak van de beeldende kunsten als volgt beschikbaar gesteld : a) een eerste voorschot van 50 procent van de subsidie wordt aan de opdrachtgever uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de subsidie wordt toegekend;b) een tweede voorschot van 25 procent van de subsidie wordt aan de opdrachtgever uitbetaald nadat aan de administratie de nodige stukken werden bezorgd waaruit de levering blijkt van het opdrachtwerk aan de opdrachtgever;c) het saldo van 25 procent van de subsidie wordt aan de opdrachtgever uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden, bepaald in artikel 36, 2°, van het decreet, werd voldaan. Bij de uitbetaling van het saldo dient de opdrachtgever het bewijs van betaling van het tussen opdrachtgever en kunstenaar overeengekomen honorarium aan de administratie voor te leggen. § 7. De kunstenaar aan wie een creatieopdracht werd toegekend moet een exemplaar van het opdrachtwerk deponeren bij het Steunpunt Muziek voor opdrachten binnen het veld van de muziek of bij het Steunpunt Podiumkunsten voor opdrachten binnen het veld van de Nederlandstalige dramatische kunst, de dans en het muziektheater. Voor creatieopdrachten binnen het veld van de beeldende kunsten dient de kunstenaar bij de administratie een verslag en de ontwerpschetsen in.

Art. 19.De termijn waarbinnen het opdrachtwerk gepresenteerd moet worden, wordt als volgt bepaald : 1° op het vlak van de muziek : de opdracht moet voor het eerst officieel voor een betalend publiek door de opdrachtgever worden uitgevoerd, uiterlijk op 1 november van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie wordt toegekend;2° op het vlak van de Nederlandstalige dramatische kunst, de dans en het muziektheater : de opdracht moet voor het eerst officieel voor een betalend publiek door de opdrachtgever worden uitgevoerd, uiterlijk op 1 november van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend;3° op het vlak van de beeldende kunsten : de creatie moet uiterlijk op 1 november van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend gepresenteerd worden.

Art. 20.In de overeenkomst, met betrekking tot de creatieopdracht, bedoeld in artikel 37, § 2, van het decreet, moeten de volgende gegevens en clausules vermeld worden : 1° de naam, de voornaam, het adres, de nationaliteit, de geboortedatum, de geboorteplaats en het nummer van de bank- of postrekening van de kunstenaar;2° de naam, de voornaam en het adres van de gevolmachtigde, die de overeenkomst ondertekent namens de opdrachtgever;3° het overeengekomen honorarium voor de opdracht;4° de aard van de opdracht;5° de uiterste datum waarop de kunstenaar de opdracht moet indienen bij de opdrachtgever en deponeren zoals bepaald in artikel 18, § 7;6° de uiterste datum waarop de opdracht voor het eerst door de opdrachtgever uitgevoerd of gepresenteerd zal worden;7° de bepaling dat het contract opgemaakt is in twee originelen, één voor elk van de contracterende partijen;8° de handtekening van de kunstenaar en de handtekening van de opdrachtgever;9° de datum waarop en de plaats waar het contract werd ondertekend;10° de voorwaarden waaronder het honorarium wordt betaald aan de kunstenaar.

Art. 21.Indien de opdrachtgever verzaakt de opdracht te presenteren, dan wordt bij wijze van sanctie, bepaald in artikel 38 van het decreet, het saldo van 25 procent, bepaald in artikel 18, § 5,c, en § 6, c, ingehouden. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring van organisaties voor kunsteducatie en organisaties voor sociaal-artistieke werking Afdeling I. - Subsidiëring voor het geheel van de werking

Onderafdeling I. - Technieken en vormen van subsidiëring

Art. 22.De subsidies, bedoeld in artikel 39, § 1, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° in elk werkingsjaar worden er drie schijven van telkens 25 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, uitbetaald vanaf respectievelijk 1 januari, 1 april en 1 juli;2° een vierde schijf van 23 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt vanaf 1 oktober uitbetaald;3° het saldo van 2 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden.

Art. 23.§ 1. Een aanvraag tot meerjarige subsidiëring als bedoeld in artikel 40, § 1, van het decreet, moet door organisaties als bedoeld in artikel 39, § 1, van het decreet, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. Het aantal in te dienen exemplaren moet gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoc commissie aan wie de aanvraag wordt voorgelegd en drie exemplaren voor de administratie. § 2. Een aanvraag tot meerjarige subsidiëring moet alle informatie en alle documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de inhoudelijke kwaliteit van de georganiseerde activiteiten, als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 42 en 43 van het decreet. Die informatie en documenten moeten opgenomen zijn in het artistiek en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 42, § 3, van het decreet.

Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een kopie van de statuten van de aanvrager van de subsidie zoals deze op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden, ofwel een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief;2° de ledenlijst van de raad van bestuur van de aanvrager zoals deze samengesteld was op het ogenblik van de aanvraag en gepubliceerd werd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, ofwel de lijst van verantwoordelijken voor het initiatief;3° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan voldaan worden aan de basisvoorwaarden, genoemd in artikel 42 van het decreet en aan de beoordelingscriteria, genoemd in artikel 43 van het decreet;4° een overzicht van de voorbije werking, indien van toepassing.

Art. 24.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. Een aanvraag die niet tijdig wordt ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 42, § 1, 1° tot en met 3° van het decreet, is onontvankelijk. In dat geval vermeldt het bericht de reden van de onontvankelijkheid.

Art. 25.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie beoordeelt de artistieke/inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. Organisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, n, van het decreet, worden beoordeeld aan de hand van de relevante basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in de artikelen 42 en 43, § 1, van het decreet. Organisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, o, van het decreet, worden beoordeeld aan de hand van de relevante basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 42, § 1 en § 3 en artikel 43, § 2 en § 3, van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of ad hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de basisvoorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 42 en 43 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. Ze kunnen onder meer de organisatie die de aanvraag tot subsidiëring heeft ingediend, horen, bijkomende documenten en gegevens opvragen en een bezoek ter plaatse brengen. § 3. De schriftelijke gemotiveerde reactie van de aanvrager van een meerjarige subsidiëring, tegen het voorontwerp van beslissing, bedoeld in artikel 85, 5°, van het decreet, moet per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs in drie exemplaren bij de administratie ingediend worden binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voorontwerp verstuurde. § 4. Als de Vlaamse regering met betrekking tot een ontvankelijke aanvraag tot meerjarige subsidiëring beslist om een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing.

Onderafdeling II. - Basisvoorwaarden en criteria

Art. 26.Organisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, n, en o, van het decreet die subsidies ontvangen in de vorm van een tweejarig financieringsbudget als bedoeld in artikel 40, § 1, tweede lid, van het decreet, zijn niet onderworpen aan de bepalingen van artikel 27.

Art. 27.Organisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, n, van het decreet, die subsidies ontvangen in de vorm van een vierjarig financieringsbudget als bedoeld in artikel 40, § 1, eerste lid, van het decreet, moeten overeenkomstig het beleidsplan, op regelmatige wijze activiteiten organiseren. Deze organisaties moeten binnen de subsidiëringperiode gemiddeld minimaal 20 activiteiten per jaar organiseren. Bovendien moeten ze tijdens de gesubsidieerde periode per werkingsjaar gemiddeld minimaal 5 procent aan eigen inkomsten verwerven, berekend in verhouding tot de artistiek/inhoudelijke uitgaven en minimaal 50 procent van de toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers.

Organisaties als bedoeld in artikel 3, 1°, o, van het decreet, moeten minimaal 50 procent van het toegekende financieringsbudget gebruiken voor de financiering van medewerkers.

Art. 28.§ 1. Een gesubsidieerde organisatie moet haar geactualiseerd beleidsplan, bedoeld in artikel 42, § 4, tweede lid, van het decreet, ten minste twee maanden voor de aanvang van het jaar waarop dat geactualiseerd beleidsplan betrekking heeft, per aangetekende brief naar de administratie versturen of tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgen. § 2. In het geactualiseerde beleidsplan moet de gesubsidieerde organisatie gedetailleerd uiteenzetten hoe ze tijdens het desbetreffende jaar van de meerjarige subsidiëringperiode haar artistieke/inhoudelijke en zakelijke beleidsvisie zal realiseren. Ook geeft ze aan of er eventueel afgeweken wordt van het aangepast meerjarig artistiek en financiële beleidsplan, bedoeld in artikel 42, § 1, 3°, eerste lid van het decreet. Eventuele afwijkingen van het ingediende meerjarige artistiek en financiële beleidsplan moeten worden gemotiveerd. Het geactualiseerde beleidsplan omvat minimaal een gedetailleerde begroting en activiteitenkalender. § 3. De administratie kan aan de organisatie bijkomende informatie en documenten over het geactualiseerde beleidsplan vragen.

Art. 29.§ 1. Om het toezicht, bedoeld in artikel 44 van het decreet, te kunnen uitoefenen moet elke gesubsidieerde organisatie over elk jaar van de meerjarige subsidiëringperiode een werkingsverslag opstellen.

Het werkingsverslag, bedoeld in het eerste lid, bevat : a) een evaluatie van de werking;b) een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde activiteiten;c) de jaarrekening, zijnde de balans, de resultatenrekening en de toelichting;d) de verslagen van de algemene vergadering van de organisatie met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen en begroting, of, indien het gaat om een stichting : de verslagen van de raad van bestuur van de organisatie met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen en begroting;e) een overzicht van de individuele bezoldigingen;f) een afschrijvingstabel voor de investeringen; g) het verslag van een erkend accountant of bedrijfsrevisor die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke/- inhoudelijke, organisatorische en zakelijke werking van de desbetreffende gesubsidieerde organisatie, met commentaar bij de balans en de resultatenrekening van deze organisatie indien de jaarlijkse subsidie minstens 25.000 euro bedraagt.

Het werkingsverslag, bedoeld in het eerste lid, moet door de organisatie in drie exemplaren, en uiterlijk drie maanden na afloop van het werkingsjaar waarover verslag wordt uitgebracht, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden.

Onverminderd wat bepaald is in het derde lid, moet het aantal exemplaren van de gegevens en documenten, vermeld in het tweede lid, a, en b, gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoc commissie waaraan het werkingsverslag wordt voorgelegd en drie exemplaren voor de administratie.

De administratie mag op ieder ogenblik aan de gesubsidieerde organisatie bijkomende informatie en documenten vragen.

De minister kan een model van werkingsverslag opleggen. § 2. Als organisaties, naast de activiteiten waarvoor ze krachtens artikel 39 van het decreet gesubsidieerd worden, nog andere activiteiten organiseren, dan moeten die organisaties in hun globale boekhouding een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen beide soorten activiteiten. § 3. De gegevens en documenten, vermeld in § 1, tweede lid, a, en b, worden door de administratie voorgelegd aan de bevoegde beoordelingscommissie of ad hoc commissie. Deze commissie toetst hierbij het werkingsverslag aan het geactualiseerd beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 42, § 4, tweede lid van het decreet, aan het meerjarige aangepaste beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 42, § 4, eerste lid van het decreet en aan de beoordelingscriteria voor de artistiek-inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten, bedoeld in artikel 43 van het decreet. Hierover formuleert ze tussentijds of op vraag van de administratie een beknopt advies ten behoeve van de minister en de administratie. Afdeling II. - Subsidiëring van projecten

Art. 30.§ 1. De subsidies, bedoeld in artikel 46 van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit waarin de projectsubsidie wordt toegekend;2° het saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 2. Om de realisatie van een gesubsidieerd project als bedoeld in artikel 46 van het decreet, te kunnen toetsen aan de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 49 en 50 van het decreet, en om te controleren of de projectsubsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk 15 maanden na de datum van ondertekening van het besluit, waarin de projectsubsidie werd toegekend, maar tevens uiterlijk op 15 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten in drie exemplaren per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgd worden : 1° de resultatenrekening met betrekking tot de realisatie van het project met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post;2° de specificatie van alle toegekende bezoldigingen, sociale lasten, vergoedingen, commissie- en erelonen, uitkoopsommen en voordelen in natura aan de personen die op artistiek, technisch, administratief of organisatorisch vlak meewerkten aan de realisatie van het project, met vermelding van de namen van de begunstigden; 3° als de toegekende projectsubsidie minstens 25.000 euro bedraagt : het verslag van een erkend accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische of zakelijke werking van de organisatie die het project realiseerde, met commentaar bij de resultatenrekening; 4° een inhoudelijk verslag van het gerealiseerde project. De minister mag, rekening houdend met en op grond van de specifieke doeleinden waarvoor de projectsubsidie aangewend moet worden en/of de bijzondere kenmerken van het project en/of de realisatiedatum van het project, een aangepaste verantwoording vragen en/of een aangepaste indieningdatum opleggen.

Een organisatie die een gesubsidieerd project realiseert en daarnaast nog andere activiteiten heeft, moet in de globale boekhouding van die organisatie een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen de kosten en opbrengsten van de realisatie van het gesubsidieerde project, en alle andere kosten en opbrengsten.

De administratie mag bijkomende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een gesubsidieerd project realiseert. De organisatie heeft de plicht om alle wijzigingen aan het oorspronkelijke dossier te melden aan de administratie.

Art. 31.In uitvoering van artikel 50, § 3, van het decreet, kan de minister aanvullende criteria bepalen waaraan de projecten moeten voldoen.

Art. 32.§ 1. Een aanvraag tot projectmatige subsidiëring als bedoeld in artikel 51 van het decreet, moet per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. Het aantal in te dienen exemplaren moet gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoccommissie aan wie de aanvraag wordt voorgelegd en drie exemplaren voor de administratie. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van een project zoals bedoeld in artikel 3, 2°, j, en k, van het decreet wordt tijdig ingediend als die aanvraag uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het project van start gaat, per aangetekende zending naar de administratie wordt verstuurd of tegen ontvangstbewijs bezorgd. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van een project moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke / inhoudelijke kwaliteit van de georganiseerde activiteit, als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 49 en 50 van het decreet. De minister kan een model voor de aanvraagdossiers opleggen Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een kopie van de statuten van de aanvrager van de subsidie zoals die op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden, ofwel een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief;2° de ledenlijst van de raad van bestuur van de aanvrager zoals die samengesteld was op het ogenblik van de aanvraag en gepubliceerd werd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, ofwel de lijst van verantwoordelijken voor het initiatief.3° een overzicht van reeds gerealiseerde activiteiten.

Art. 33.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In het geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden daarvan.

Art. 34.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie beoordeelt de artistieke / inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De organisaties worden beoordeeld aan de hand van de relevante basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in de artikelen 49 en 50 van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of ad hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de basisvoorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 49 en 50 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. Als de Vlaamse regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot projectmatige subsidiëring, een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de Vlaamse regering de beslissing nam, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing. HOOFDSTUK V. - Subsidies aan internationale initiatieven

Art. 35.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring van internationale initiatieven, zoals bedoeld in artikel 52, van het decreet, moet door organisaties, zoals bedoeld in artikel 54, § 1, van het decreet of natuurlijke personen als bedoeld in artikel 54, § 2, van het decreet, of door aanvragers als bedoeld in artikel 54, § 3, van het decreet, naar de administratie verstuurd worden of bezorgd worden.

Het aantal in te dienen exemplaren moet gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoccommissie aan wie de aanvraag wordt voorgelegd, en drie exemplaren voor de administratie.

In afwijking van hetgeen bepaald is in het tweede lid, volstaat het dat aanvragen tot subsidiëring zoals bedoeld in artikel 52, § 1, van het decreet, door organisaties of natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, in één exemplaar naar de administratie verstuurd worden of bezorgd worden.

In afwijking van hetgeen bepaald is in het tweede lid, volstaat het dat aanvragen tot subsidiëring zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 4°, van het decreet, in één exemplaar naar de administratie verstuurd worden of bezorgd worden. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van een internationaal initiatief moet de volgende informatie en documenten bevatten : 1° voor internationale projecten als bedoeld in artikel 3, 4°, a, van het decreet : a) een precieze omschrijving van het project : de visie, de deelnemers, de concrete planning en de locatie en de datum waarop het project plaats vindt;b) een uitgewerkte begroting van het project met geraamde uitgaven en voorzien inkomsten;c) een overzicht van de voorbije werking, indien van toepassing, en van de geplande werking;2° voor internationale werkverblijven, zoals bedoeld in artikel 3, 4°, b, van het decreet : a) een motivering van de aanvraag met een concrete planning;b) een uitgewerkte begroting met geraamde uitgaven en voorziene inkomsten;c) een toelichting in verband met de locatie waar het werkverblijf doorgaat;d) een curriculum vitae;e) documentatie over het werk van de aanvrager. Organisaties of natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad komen niet in aanmerking voor tegemoetkoming in internationale werkverblijven tenzij er een aantoonbare relatie is met het artistieke leven in de Vlaamse Gemeenschap. 3° voor internationale netwerkorganisaties, zoals bedoeld in de artikelen 3, 4°, c, van het decreet : a) een motivering van de aanvraag met een aanduiding van de relaties met het artistieke leven in de Vlaamse Gemeenschap en met een concrete planning;b) een uitgewerkte begroting met geraamde uitgaven en voorziene inkomsten;c) een verslag van het voorbije werkingsjaar;4° voor tegemoetkomingen in reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland zoals bedoeld in artikel 3, 4°, d, van het decreet : a) een motivering van de aanvraag met een concrete planning;b) een curriculum vitae;c) een toelichting in verband met de locatie;d) een begroting met geraamde uitgaven en voorziene inkomsten met betrekking tot de reis-, verblijf- en transportkosten. Voor de tegemoetkomingen in de reis-, verblijf- en transportkosten worden volgende maximumbedragen gehanteerd : a) 2.500 euro voor individuele kunstenaars en experts; b) 5.000 euro voor culturele organisaties, die geen subsidie ontvangen voor hun internationale werking, als onderdeel van de toegekende meerjarige subsidie voor het geheel van de werking; c) 7.000 euro voor culturele organisaties die geen meerjarige subsidie ontvangen voor het geheel van de werking.

Organisaties of natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad komen niet in aanmerking voor tegemoetkoming in reis-, verblijf- en transportkosten van en naar het buitenland tenzij er een aantoonbare relatie is met het artistieke leven in de Vlaamse Gemeenschap.

Kosten van internationale prospecties komen niet in aanmerking. 5° vertalingen als bedoeld in artikel 52, 5°, van het decreet : a) als het gaat om een niet-periodieke publicatie : 1) een gedetailleerde kostenraming van de publicatie aan de hand van het hiervoor voorziene calculatieformulier;2) de verschijningsdatum;3) de voorziene oplage(s) tijdens het eerste jaar;4) een exemplaar van de te vertalen originele tekst;5) een curriculum vitae van de vertaler;6) een kopie van het contract tussen uitgever en vertaler;b) als het gaat om de vertaling van een artikel : 1) de kostenraming van de vertaling;2) de originele tekst;3) de verschijningsdatum;4) een omschrijving van de finaliteit of het kader waarin het vertaalde artikel gesitueerd is, de verschijningsvorm en de verspreidingskanalen. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van een internationaal initiatief wordt tijdig ingediend : 1° internationale projecten en internationale netwerkorganisaties, zoals bedoeld in artikel 52, 1° en 3°, van het decreet : a) uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het initiatief van start gaat voor initiatieven die lopen van 1 januari tot en met 31 augustus of voor initiatieven die over een volledig werkingsjaar lopen;b) uiterlijk op 31 maart van het jaar waarin het initiatief van start gaat voor initiatieven die lopen van 1 september tot en met 31 december. Organisaties die op 1 oktober een aanvraag indienen die over een volledig werkingsjaar loopt, kunnen geen aanvraag indienen op 31 maart van het jaar waarop de jaarwerking betrekking heeft.

Organisaties die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied van Brussel-Hoofdstad kunnen het hele jaar door aanvragen indienen tot subsidiëring van een internationaal initiatief. Aanvragen moeten echter minstens twee maanden voor het betrokken project plaatsvindt worden ingediend. 2° werkverblijven, zoals bedoeld in artikel 52, 2°, van het decreet : minstens drie maanden voor aanvang van het internationale werkverblijf, tenzij gemotiveerde uitzonderingen;3° tegemoetkomingen in reis-, verblijf- en transportkosten, zoals bedoeld in artikel 52, 4° van het decreet : minstens één maand voor aanvang van de activiteit, tenzij gemotiveerde uitzonderingen;4° vertalingen : a) voor vertalingen van niet-periodieke publicaties : uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan de publicatie of uiterlijk op 15 maart van het jaar van de publicatie, voor vertalingen die worden uitgevoerd tussen 1 augustus en 31 december van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd;b) voor vertalingen van artikels : uiterlijk één maand voor de publicatie, tenzij gemotiveerde uitzondering.

Art. 36.Voor de aanvragen tot subsidiëring zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 1°, 2°, 3°, van het decreet, en voor de aanvragen tot subsidiëring van vertalingen van niet-periodieke publicaties zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 5°, van het decreet, stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de aanvrager met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. Een aanvraag die niet tijdig wordt ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 54 van het decreet, is onontvankelijk.

In dat geval vermeldt het bericht de reden van de onontvankelijkheid.

Art. 37.§ 1. Voor aanvragen als bedoeld in artikel 52, § 1, 1°, 2°, en 3°, van het decreet, en voor aanvragen tot subsidiëring van vertalingen van niet-periodieke publicaties zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 5°, van het decreet, beoordeelt de bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie de artistieke/inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit.

De administratie beoordeelt de financiële en zakelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 54 en 55 van het decreet.

De beoordelingscommissie of de ad hoccommissie en de administratie kunnen alle stappen nemen die ze nodig acht om de voorwaarden en de beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 54 en 55 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 2. 1°De subsidies voor internationale projecten, voor werkverblijven en voor internationale netwerkorganisaties bedoeld in artikel 52, § 1, respectievelijk 1°, 2° en 3°van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : a) een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de subsidie wordt toegekend;b) een saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend.2° De subsidies voor tussenkomsten in reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland, bedoeld in artikel 52, § 1, 4°, van het decreet en voor vertalingen, bedoeld in artikel 52, § 1, 5° van het decreet worden voor 100 procent ter beschikking gesteld na indiening van een inhoudelijk verslag en de nodige bewijsstukken bij de administratie en controle hiervan door de administratie. In afwijking van 1° worden de subsidies voor internationale projecten, vertalingen en internationale netwerkorganisaties toegekend aan organisaties of natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of het tweetalig gebied van Brussel-Hoofdstad als volgt beschikbaar gesteld : a) een voorschot van 70 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de subsidie wordt toegekend;b) een saldo van 30 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 3. Om de realisatie van internationale projecten en de werking van internationale netwerkorganisaties, zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 1°, en 3°, van het decreet, te kunnen toetsen aan de voorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 54 en 55 van het decreet, en om te controleren of de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten de volgende documenten in drie exemplaren naar de administratie verstuurd worden of bezorgd worden : 1° de resultatenrekening met betrekking tot de realisatie van het initiatief met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post; 2° als de toegekende subsidie minder dan 25.000 euro bedraagt : de specificatie met bewijsstukken van de toegekende subsidie; 3° als de toegekende subsidie minstens 25.000 euro bedraagt : het verslag van een erkend accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische of zakelijke werking van de organisatie die het project realiseerde, met commentaar bij de resultatenrekening; 4° een werkingsverslag. § 4. Om de realisatie van werkverblijven, zoals bedoeld in artikel 52, 2°, van het decreet, te kunnen toetsen aan de voorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 54 en 55 van het decreet, en om te controleren of de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten de volgende documenten in twee exemplaren naar de administratie verstuurd worden of bezorgd worden : 1° een inhoudelijk verslag van het werkverblijf;2° een staat van inkomsten en uitgaven met betrekking tot het werkverblijf. § 5. Om de realisatie van vertalingen, zoals bedoeld in artikel 52, 5°, van het decreet te kunnen toetsen aan de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikelen 54 en 55 van het decreet, en om te controleren of de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk op de indieningdatum zoals vermeld in het subsidiebesluit, de volgende documenten naar de administratie verstuurd worden of bezorgd worden : 1° een bewijs van de betaling van het honorarium van de vertaler;2° twee exemplaren van het vertaalde boek of het artikel. § 6. De documenten vermeld in § 2, 2°, § 3, § 4 en § 5, moeten worden ingediend : 1° voor internationale projecten, zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 1° van het decreet : a) uiterlijk op 1 maart van het jaar volgend op het jaar waarin het project van start gaat, voor activiteiten die lopen van 1 januari tot en met 31 augustus;b) uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarin het project van start gaat, voor activiteiten die lopen van 1 september tot en met 31 december of voor activiteiten die lopen over een volledig werkingsjaar;2° voor internationale netwerkorganisaties, zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 3° van het decreet, uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;3° voor internationale werkverblijven, zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 2°, van het decreet, zes maanden na afloop van het werkverblijf;4° voor tegemoetkomingen in reis-, verblijf- en transportkosten, zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 4°, van het decreet, uiterlijk op 1 september van het jaar volgend op het jaar waarin de reis-, verblijf- en transportkosten gemaakt werden.5° voor vertalingen, zoals bedoeld in artikel 52, § 1, 5°, van het decreet, uiterlijk op 1 september van het jaar volgend op het jaar waarin de subsidie werd toegekend. Organisaties en natuurlijke personen die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en aan wie een subsidie voor een internationaal initiatief, bedoeld in artikel 52, § 1, 1°, 3° en 5° van het decreet, werd toegekend moeten uiterlijk op 1 september van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten in drie exemplaren aan de administratie versturen of bezorgen : 1° een overzicht van inkomsten en uitgaven met betrekking tot het internationaal initiatief en kostenbewijzen ten bedrage van het subsidiebedrag;2° een inhoudelijk verslag van het initiatief. § 7. De administratie mag bijkomende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een internationaal initiatief realiseert.

Een organisatie die een gesubsidieerd internationaal initiatief realiseert en daarnaast nog andere activiteiten heeft, moet in de globale boekhouding van die organisatie een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen de kosten en opbrengsten van de realisatie van het internationaal initiatief, en alle andere kosten en opbrengsten. § 8. Als de minister beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring als bedoeld in artikel 52 van het decreet, een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing.

In afwijking van het eerste lid, wordt voor wat betreft de subsidieaanvragen die minder bedragen dan 6.000 euro en voor organisaties die niet gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een gewone brief met kennisgeving van die beslissing gestuurd. HOOFDSTUK VI. - Subsidiëring van publicaties en opnameprojecten

Art. 38.§ 1. Aanvragen tot subsidiëring als bedoeld in artikel 57, 1°, 2° en 3°, van het decreet, moeten door de aanvrager per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. Het aantal in te dienen exemplaren moet gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoc commissie waaraan de aanvraag wordt voorgelegd, en drie exemplaren voor de administratie. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring van periodieke publicaties als bedoeld in artikel 57, 1°, van het decreet, moet de volgende documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke / inhoudelijke kwaliteit, als de werking en het beheer te kunnen beoordelen aan de hand van de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 58, 62 en 63 van het decreet : 1° het profiel, de doelgroep en een inhoudelijk beleidsplan;2° een sluitende begroting;3° de periodiciteit;4° de oplage;5° de wijze van distributie : de huidige en/of de geplande distributie;6° de middelen voor promotie. § 3. Een aanvraag tot subsidiëring van niet-periodieke publicaties als bedoeld in artikel 57, 2°, van het decreet, moet de volgende documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke/inhoudelijke kwaliteit, als de werking en het beheer te kunnen beoordelen aan de hand van de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 58, 66 en 67 van het decreet : 1° de voorziene distributie;2° de verschijningsdatum;3° de verkoopprijs;4° een curriculum vitae van de auteur;5° de inhoudsopgave;6° het manuscript en/of een representatief deel ervan;7° een gedetailleerde kostenraming aan de hand van het hiervoor voorziene calculatie-formulier.Deze moet naast de productieprijs met inbegrip van het auteurshonorarium ook de verwachte inkomsten omvatten; 8° de geplande oplage in het eerste jaar;9° de geplande promotie. § 4. Een aanvraag tot subsidiëring van niet-periodieke publicaties als bedoeld in artikel 57, 2°, van het decreet, moet worden ingediend uiterlijk op 15 september van het jaar dat voorafgaat aan de publicatie of uiterlijk op 15 maart van het jaar van de publicatie voor publicaties die worden uitgevoerd tussen 1 augustus en 31 december van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd. § 5. Een aanvraag tot subsidiëring van opnameprojecten als bedoeld in artikel 57, 3°, van het decreet, moet de volgende documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de artistieke / inhoudelijke kwaliteit, als de werking en het beheer te kunnen beoordelen aan de hand van de basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 58, 70 en 71 van het decreet : 1° de geplande opnamen met vermelding van hun titel, de auteur en de duur van elke opname;2° een gedetailleerde lijst van de artistieke/inhoudelijke medewerkers met betrekking tot de opname;3° de plaats waar de opname gerealiseerd wordt en de geplande opnamedatum;4° de plaats waar de montage en de mastering gebeurt;5° de naam van de producer en van de opnameleider;6° de geplande releasedatum;7° de wijze waarop de opname zal verdeeld worden;8° een sluitende begroting van het opnameproject met vermelding van alle geraamde inkomsten en uitgaven en onder meer alle bezoldigingen, vergoedingen, honoraria, commissie- en erelonen en uitkoopsommen met de naam van de begunstigde. § 6. Een aanvraag tot subsidiëring van opnameprojecten als bedoeld in artikel 57, 3°, van het decreet, mag het hele jaar door worden ingediend.

Art. 39.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de aanvrager met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. In het geval van onontvankelijkheid vermeldt het bericht de reden.

Art. 40.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie beoordeelt de artistieke/inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag en brengt daarover advies uit. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten en brengt daarover advies uit. Die beoordelingen gebeuren aan de hand van de relevante voorwaarden en beoordelingscriteria, bepaald in artikel 58, 62, 66 en 68 van het decreet. § 2. De beoordelingscommissie of ad hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de voorwaarden, de beoordelingscriteria en de aanvullende beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 58, 62, 66 en 68 van het decreet, op adequate wijze te toetsen.

De schriftelijke gemotiveerde reactie van de aanvrager van subsidiëring voor een periodieke publicatie tegen het voorontwerp van beslissing, bedoeld in artikel 85, 5°, van het decreet, moet in drie exemplaren per aangetekende brief verstuurd worden of tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgd worden, binnen tien werkdagen te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voorontwerp verstuurde. § 3. Als de Vlaamse regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring, een subsidie toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing. § 4. De minister kan aan de toekenning van een subsidie zoals bedoeld in artikel 57, van het decreet, bijkomende voorwaarden opleggen in verband met distributie.

De minister mag, rekening houdend met en op grond van de specifieke doeleinden waarvoor de publicatie of het opnameproject aangewend moet worden en/of de bijzondere kenmerken van de publicatie of het opnameproject en/of de realisatiedatum van de publicatie of opnameproject, een aangepaste verantwoording vragen en/of een aangepaste indieningsdatum opleggen.

Art. 41.§ 1. De subsidies, bedoeld in artikel 57, 1°, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° in elk werkingsjaar worden er drie schijven van telkens 25 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, uitbetaald vanaf respectievelijk 1 januari, 1 april en 1 juli;2° een vierde schijf van 23 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt vanaf 1 oktober uitbetaald;3° het saldo van 2 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden. § 2. Om het toezicht, bedoeld in artikel 59, § 5, van het decreet, te kunnen uitoefenen moet de uitgever van een gesubsidieerde periodieke publicatie over elk werkingsjaar van de meerjarige subsidiëringperiode een werkingsverslag opstellen.

Het werkingsverslag, bedoeld in het eerste lid, bevat : a) een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde publicaties;b) de verslagen van de algemene vergadering van de organisatie met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen en begroting; c) de jaarrekening, zijnde de balans, de resultatenrekening en de toelichting;; d) een overzicht van de individuele bezoldigingen;e) een afschrijvingstabel voor de investeringen;f) het verslag van een erkend accountant of bedrijfsrevisor die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische en zakelijke werking van de desbetreffende gesubsidieerde organisatie, met commentaar bij de balans en de resultatenrekening van deze organisatie. Het werkingsverslag, bedoeld in het eerste lid, moet door de organisatie in drie exemplaren, en uiterlijk drie maanden na afloop van het werkingsjaar waarover verslag wordt uitgebracht, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden.

Onverminderd wat bepaald is in het derde lid, moet het aantal exemplaren van de gegevens en documenten, genoemd in het tweede lid, a, gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoccommissie waaraan het werkingsverslag wordt voorgelegd en drie exemplaren voor de administratie.

De administratie mag op ieder ogenblik aan de gesubsidieerde organisatie bijkomende informatie en documenten vragen.

De gegevens en documenten, genoemd in het tweede lid, worden door de administratie voorgelegd aan de bevoegde beoordelingscommissie of ad hoccommissie. Ze toetst hierbij het werkingsverslag aan de toepasselijke voorwaarden en beoordelingscriteria voor de artistieke/inhoudelijke kwaliteit van de activiteiten, bedoeld in artikel 62 en 63 van het decreet. Hierover formuleert ze tussentijds of op vraag van de administratie een beknopt advies ten behoeve van de minister en de administratie.

Art. 42.§ 1. De subsidies, bedoeld in artikel 57, 2° en 3°, van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° een voorschot van 90 procent van de subsidie wordt uitbetaald na de ondertekening van het besluit, waarin de subsidie wordt toegekend;2° het saldo van 10 procent van de subsidie wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden en dat de subsidie aangewend werd voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend. § 2. Om de realisatie van een gesubsidieerde publicatie of opnameproject als bedoeld in artikel 57, 2° en 3° van het decreet, te kunnen toetsen aan de toepasselijke basisvoorwaarden en beoordelingscriteria, zoals bepaald in artikel 65, 66, 69 en 70, van het decreet, en om te controleren of de subsidie werd aangewend voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, moeten uiterlijk 15 maanden na de datum van ondertekening van het besluit, waarin de subsidie werd toegekend, en uiterlijk op 15 september van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidie werd toegekend, de volgende documenten in drie exemplaren per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstbewijs aan de administratie bezorgd worden : 1° de resultatenrekening met betrekking tot de realisatie van de publicatie of opnameproject met een specificatie van alle vermelde kosten- en opbrengstenrekeningen en een toelichting per post; 2° als de toegekende subsidie minstens 25.000 euro bedraagt : het verslag van een erkend accountant die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische of zakelijke werking van de organisatie die de publicatie of opnameproject realiseerde, met commentaar bij de resultatenrekening; 3° een werkingsverslag;4° tien exemplaren van de publicatie of het opnameproject waarvoor de subsidie werd toegekend; De administratie mag bijkomende informatie of bewijsstukken vragen aan de organisatie die een gesubsidieerde publicatie of opnameproject realiseert. HOOFDSTUK VII. - Subsidiëring van steunpunten

Art. 43.§ 1. Een aanvraag tot subsidiëring, zoals bedoeld in artikel 71, § 1, van het decreet, moet door organisaties, zoals bedoeld in artikel 3, 6°, van het decreet per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden. Het aantal in te dienen exemplaren moet gelijk zijn aan het aantal leden van de adviescommissie en drie exemplaren voor de administratie. § 2. Een aanvraag tot subsidiëring moet alle informatie en documenten bevatten die nodig en nuttig zijn om zowel de inhoudelijke kwaliteit als de werking en het beheer van de organisatie te kunnen beoordelen aan de hand van de kerntaken, bepaald in artikel 74 van het decreet.

Die informatie en documenten moeten opgenomen zijn in het inhoudelijk en financieel beleidsplan, bedoeld in artikel 73, § 1, van het decreet.

Bovendien moet de aanvraag tot subsidiëring de volgende documenten bevatten : 1° een kopie van de statuten van de aanvrager van de subsidie zoals deze op het ogenblik van zijn aanvraag van kracht zijn en in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werden, ofwel een kopie van het besluit tot inrichting van het initiatief;2° de ledenlijst van de raad van bestuur van de aanvrager zoals deze samengesteld was op het ogenblik van de aanvraag en gepubliceerd werd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, ofwel de lijst van verantwoordelijken voor het initiatief;3° een overzicht van de financiële situatie en de nodige elementen waaruit blijkt dat kan voldaan worden aan de kerntaken, genoemd in artikel 74 van het decreet;4° het werkingsverslag van het voorbije werkingsjaar indien van toepassing.

Art. 44.De administratie stuurt binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, een bericht naar de organisatie met de melding dat de aanvraag ontvankelijk dan wel onontvankelijk is. Een aanvraag die niet tijdig wordt ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden, bepaald in artikel 7, § 1, 1° tot en met 3°, van het decreet, is onontvankelijk. In dat geval vermeldt het bericht de reden van onontvankelijkheid.

Art. 45.§ 1. De adviescommissie of ad hoccommissie beoordeelt de inhoudelijke aspecten van de ontvankelijke aanvraag tot subsidiëring en brengt daarover advies uit. Het steunpunt wordt beoordeeld aan de hand van de relevante kerntaken, bepaald in artikel 74 van het decreet. De administratie beoordeelt de zakelijke en financiële aspecten en brengt daarover advies uit. § 2. De adviescommissie of de ad hoccommissie en de administratie kunnen alle initiatieven nemen die ze nodig achten om de relevante kerntaken, bepaald in artikel 74 van het decreet, op adequate wijze te toetsen. § 3. De schriftelijke gemotiveerde reactie van de aanvrager van een subsidiëring, op het voorontwerp van beslissing, bedoeld in artikel 85, 5°, van het decreet, moet in drie exemplaren per aangetekende brief verstuurd worden of tegen ontvangstbewijs bij de administratie ingediend worden binnen tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de administratie de aangetekende brief met de kennisgeving van dat voorontwerp verstuurde. § 4. Als de Vlaamse regering beslist om bij een ontvankelijke aanvraag een subsidiëring toe te kennen of te weigeren, dan stuurt de administratie binnen vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de datum van het ondertekende besluit, een aangetekende brief naar de aanvrager met de kennisgeving van die beslissing.

Art. 46.§ 1. De subsidies, bedoeld in artikel 71 van het decreet, worden als volgt beschikbaar gesteld : 1° in elk werkingsjaar worden er drie schijven van telkens 25 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, uitbetaald vanaf respectievelijk 1 januari, 1 april en 1 juli;2° een vierde schijf van 23 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt vanaf 1 oktober uitbetaald;3° het saldo van 2 procent van de subsidie die voor dat werkingsjaar is toegekend, wordt uitbetaald nadat de administratie heeft vastgesteld dat de voorwaarden waaronder de subsidie toegekend werd, nageleefd werden. § 2. Om het toezicht, bedoeld in artikel 75 van het decreet te kunnen uitoefenen moet elk gesubsidieerd steunpunt over elk jaar van de meerjarige subsidiëringperiode een werkingsverslag opstellen.

Het werkingsverslag, bedoeld in het eerste lid, bevat : a) een evaluatie van de werking;b) een gedetailleerd overzicht van de gerealiseerde activiteiten;c) de jaarrekening, zijnde de balans en de resultatenrekening;d) de verslagen van de algemene vergadering van het steunpunt met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen en begroting, of, indien het gaat om een stichting : de verslagen van de raad van bestuur van het steunpunt met betrekking tot de goedkeuring van rekeningen en begroting;e) een overzicht van de individuele bezoldigingen;f) een afschrijvingstabel voor de investeringen;g) het verslag van een erkend accountant of bedrijfsrevisor, die niet betrokken mag zijn bij de dagelijkse artistieke, organisatorische en zakelijke werking van het desbetreffende gesubsidieerde steunpunt, met commentaar bij de balans en de resultatenrekening van deze organisatie. Het werkingsverslag, bedoeld in het eerste lid, moet door het steunpunt in drie exemplaren, en uiterlijk drie maanden na afloop van het werkingsjaar waarover verslag wordt uitgebracht, per aangetekende brief naar de administratie verstuurd worden of tegen ontvangstmelding aan de administratie bezorgd worden.

Onverminderd wat bepaald is in het derde lid, moet het aantal exemplaren van de gegevens en documenten, genoemd in het tweede lid, a, en b, gelijk zijn aan het aantal leden van de beoordelingscommissie of ad hoccommissie aan wie het werkingsverslag wordt voorgelegd en drie exemplaren voor de administratie.

De administratie mag op ieder ogenblik aan het gesubsidieerde steunpunt bijkomende informatie en documenten vragen.

De minister kan een model van werkingsverslag opleggen. § 3. Steunpunten die, naast de activiteiten waarvoor ze krachtens artikel 71 van het decreet gesubsidieerd worden, nog andere activiteiten organiseren, moeten in hun globale boekhouding een duidelijk en identificeerbaar onderscheid maken tussen beide soorten activiteiten. § 4. De gegevens en documenten, genoemd in § 2, tweede lid, a en b, worden door de administratie voorgelegd aan de adviescommissie of ad hoccommissie. Die commissie gaat na in welke mate en op welke wijze het steunpunt de toepasselijke kerntaken, bepaald in artikel 74 van het decreet tijdens het werkingsjaar in kwestie concreet heeft ingevuld en beoordeelt de inhoudelijke aspecten van de gerealiseerde activiteiten. Ze toetst daarbij het oorspronkelijk artistiek en financieel beleidsplan, het geactualiseerd beleidsplan met betrekking tot het geëvalueerde werkingsjaar, en de kwalitatieve invulling van de kerntaken, bedoeld in artikel 74 van het decreet en de bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 75 van het decreet.

Daarover formuleert ze een gemotiveerd advies. HOOFDSTUK VIII. - Kwaliteitsbeoordeling

Art. 47.§ 1. In toepassing van artikel 79, § 1, en § 8, van het decreet worden de volgende beoordelingscommissies opgericht en samengesteld als volgt : 1° beoordelingscommissie kunstencentra en werkplaatsen : een voorzitter, een ondervoorzitter en negen leden;2° beoordelingscommissie festivals : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;3° beoordelingscommissie theater : een voorzitter, een ondervoorzitter en elf leden;4° beoordelingscommissie dans : een voorzitter, een ondervoorzitter en vijf leden;5° beoordelingscommissie muziektheater : een voorzitter, een ondervoorzitter en vijf leden;6° beoordelingscommissie muziek : een voorzitter, een ondervoorzitter en dertien leden;7° beoordelingscommissie beeldende kunst : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;8° beoordelingscommissie architectuur en vormgeving : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;9° beoordelingscommissie audiovisuele kunsten : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;10° beoordelingscommissie kunsteducatie : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;11° beoordelingscommissie sociaal-artistieke werking : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden;12° beoordelingscommissie publicaties : een voorzitter, een ondervoorzitter en zeven leden. De beoordelingscommissies kunstencentra en werkplaatsen, festivals, kunsteducatie, sociaal-artistieke werking en publicaties moeten bij de beoordeling van monodisciplinaire dossiers, een advies inwinnen bij de betrokken beoordelingscommissie of ad hoccommissie. § 2. In toepassing van artikel 80, § 1, en § 4, van het decreet wordt de adviescommissie kunsten opgericht en samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en tien leden. § 3 Ten hoogste twee derde van de leden van een beoordelingscommissie of van de adviescommissie mag van hetzelfde geslacht zijn.

De voorzitter en de ondervoorzitter van de beoordelingscommissies en de adviescommissie zijn van een verschillend geslacht. § 4. Bij de samenstelling van de adviescommissie en de beoordelingscommissies wordt telkens ten minste één kunstenaar opgenomen. § 5. Bij de samenstelling van de adviescommissie wordt ten minste één persoon opgenomen die vertrouwd is met de Vlaamse aanwezigheid in Brussel.

Art. 48.§ 1. De administratie bezorgt voor de samenstelling van elke ad hoccommissie een lijst van tien kandidaten aan de minister. Uit deze lijst duidt de minister minimaal vijf en maximaal zeven leden aan. De minister kan hieraan één of meerdere leden toevoegen.

Het mandaat van de leden van de ad hoccommissies wordt beëindigd wanneer de opdracht waarvoor de ad hoccommissie door de minister werd aangesteld, is vervuld. § 2. De administratie bezorgt voor de aanduiding van de experts die moeten adviseren op het vlak van optionele elementen van de beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 7, § 3, 1°, van het decreet telkens een lijst van minimaal drie experts aan de minister. Uit deze lijst duidt de minister minimaal één en maximaal drie experts aan. De minister kan hieraan één of meerdere leden toevoegen. § 3. De administratie bezorgt voor de aanduiding van de buitenlandse experts, bedoeld in artikel 79, § 6, van het decreet, telkens een lijst van minimaal drie buitenlandse experts aan de minister. Uit deze lijst duidt de minister minimaal één en maximaal drie experts aan. De minister kan hieraan één of meerdere leden toevoegen. Deze experts moeten beschikken over een internationale kennis van het te beoordelen onderdeel van het beleidsveld.

Art. 49.Inzake aanstelling en ontslag van de leden van beoordelingscommissies en adviescommissie gelden, met toepassing van artikel 82 van het decreet, volgende voorwaarden : 1° de adviescommissie en beoordelingscommissies leggen, binnen drie maanden na hun aanstelling, een voorstel van huishoudelijk reglement met betrekking tot hun werking voor aan de minister. De minister keurt vervolgens voor de adviescommissie en de beoordelingscommissies het huishoudelijk reglement goed. 2° een lid van een adviescommissie of een beoordelingscommissie, dat door de minister wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of van een lid van wie het mandaat voortijdig is beëindigd, voleindigt het mandaat.3° de minister kan op verzoek van de betrokkenen een einde maken aan het mandaat van : a) voorzitter, ondervoorzitter of lid van een adviescommissie;b) voorzitter, ondervoorzitter of lid van een beoordelingscommissie.4° de minister kan op verzoek van de adviescommissie een einde maken aan het mandaat van : a) voorzitter, ondervoorzitter of lid van een adviescommissie;b) voorzitter, ondervoorzitter of lid van een beoordelingscommissie.5° de minister kan op verzoek van een beoordelingscommissie een einde maken aan het mandaat van voorzitter, ondervoorzitter of lid van een beoordelingscommissie.6° bovendien kan de minister na advies van respectievelijk een adviescommissie of een beoordelingscommissie, in de volgende gevallen ambtshalve een einde stellen aan een mandaat van een voorzitter, ondervoorzitter of lid van een adviescommissie of een beoordelingscommissie : a) als de mandaathouder driemaal na elkaar zonder voorafgaande kennisgeving de vergadering van de adviescommissie of de beoordelingscommissie niet bijwoont;b) als de mandaathouder activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben.

Art. 50.De voorzitters, de ondervoorzitters, de leden, de plaatsvervangers alsook de deskundigen die worden gehoord, kunnen aanspraak maken op de volgende vergoedingen, bedoeld in artikel 84 van het decreet : 1° een presentiegeld van 60 euro per dagdeel, geïndexeerd, met een maximum van 2 dagdelen per dag, voor het bijwonen van vergaderingen en werkvergaderingen;2° een reisvergoeding van 25 eurocent per kilometer, geïndexeerd, voor het bijwonen van vergaderingen, werkvergaderingen en prospectieactiviteiten. HOOFDSTUK IX. - Overdracht van financiële reserves

Art. 51.§ 1. Een reserve, aangelegd met eigen inkomsten en subsidies, als bedoeld in artikel 12, § 1, artikel 45, § 1, artikel 76, § 1, van het decreet, wordt in de balans van een organisatie opgenomen als een onderdeel van het eigen vermogen en bestaat uit de balanspost « reserve » en de balanspost « overgedragen winst/verlies » van de jaarrekening. § 2. In uitvoering van artikel 12, § 2, eerste lid, artikel 45, § 2, eerste lid, artikel 76, § 2, eerste lid, van het decreet worden volgende éénmalige uitzonderlijke inkomsten niet in aanmerking genomen voor de berekening van de overdraagbare reserve : 1° schenkingen;2° legaten;3° prijzen. De reserve opgebouwd met de éénmalige uitzonderlijke inkomsten wordt als een afzonderlijke reserve in de balans opgenomen met als naam « reserve éénmalige uitzonderlijke inkomsten ». Deze reserve kan onbeperkt worden overgedragen.

Art. 52.§ 1. In uitvoering van artikel 12, § 2, tweede lid, artikel 45, § 2, tweede lid, artikel 76, § 2, tweede lid, van het decreet, kan de minister, op basis van een gemotiveerd verzoek en bestedingsplan van de organisatie, een afwijking toestaan op het voor de bepaling van de overdraagbare reserve te hanteren percentage van 10 % van de gemiddelde jaarlijkse personeels- en werkingskosten, als bedoeld in artikel 12, § 2, eerste lid, artikel 45, § 2, eerste lid, artikel 76, § 2, eerste lid, van het decreet.

Het gemotiveerde verzoek en bestedingsplan wordt meegestuurd met het jaarverslag, als bedoeld in artikel 10, § 1, artikel 29, § 1, artikel 41, § 2, van het laatste jaar van de vierjarige subsidieperiode. § 2. In uitvoering van artikel 12, § 3, tweede lid, artikel 45, § 3, tweede lid, artikel 76, § 3, tweede lid, dient de na de vierjarige subsidieperiode overgedragen reserve, als bepaald in artikel 12, § 2, eerste lid, artikel 45, § 2, eerste lid, artikel 76, § 2, eerste lid, van het decreet, te worden aangewend voor de realisatie van een door de minister goedgekeurd bestedingsplan, waarvan de uitvoering in de tijd is beperkt tot twee begrotingsjaren, volgend op de voorbije vierjarige subsidieperiode.

Dit bestedingsplan wordt meegestuurd met het jaarverslag, als bedoeld in artikel 10,§ 1, artikel 29,§ 1, artikel 41, § 2, van het laatste jaar van de vierjarige subsidieperiode. § 3. Indien het bestedingsplan niet goedgekeurd wordt, of niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, dan is de organisatie ertoe gehouden om de niet binnen het kader van dit bestedingsplan aangewende middelen van de overgedragen reserve terug te storten aan de administratie. § 4. De administratie wordt belast met de controle op de uitvoering van het bestedingsplan. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 53.In afwachting van de oprichting en de inwerkingtreding van de entiteit bevoegd voor de professionele kunsten, is de door de Vlaamse regering aangewezen dienst bedoeld in het decreet, in afwijking van wat bepaald is in artikel 2, de voor het beleidsveld bevoegde administratie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

Art. 54.De Vlaamse minister, bevoegd voor de cultuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 juni 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN

^