gepubliceerd op 13 december 2002
Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de steun aan projecten van innovatiestimulering, technologisch advies en collectief onderzoek op verzoek van Vlaamse innovatie samenwerkingsverbanden
24 MEI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de steun aan projecten van innovatiestimulering, technologisch advies en collectief onderzoek op verzoek van Vlaamse innovatie samenwerkingsverbanden
De Vlaamse regering Gelet op de verordening 69/2001 van de Europese Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun;
Gelet op het samenwerkingsakkoord betreffende de financiering van de collectieve centra van 5 april 1995;
Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie, inzonderheid op artikel 5, vervangen bij het decreet van 18 mei 1999.
Gelet op het decreet van 18 mei 1999 betreffende het voeren van een beleid ter aanmoediging van de technologische innovatie, inzonderheid op artikelen 6 en 21;
Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid, gegeven op 9 november 2000;
Gelet op de adviezen van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie, gegeven op 19 februari 1998; 21 september 2000 en 18 oktober 2001 Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting gegeven op 11 december 2001;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 14 december 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 32.802/1 van de Raad van State, gegeven op 28 februari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° IWT-VLAANDEREN : het Instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen;2° raad van bestuur : de raad van bestuur van het IWT-VLAANDEREN;3° directiecomité : het directiecomité van het IWT-VLAANDEREN;4° de minister : de Vlaamse minister, belast met het toezicht op het IWT-VLAANDEREN;5° de Commissie : de Commissie van de Europese Unie;6° technologische innovatiestimulering : een bundeling van activiteiten die tot doel hebben bedrijven, in het bijzonder KMO's, bewust te maken van het belang van technologische innovatie, en hen hierbij te ondersteunen door eerstelijnszorg en verdere doorverwijzing, en in voorkomend geval, hen te begeleiden bij de aanvraag en de verdere voortgangscontrole van een dossier voor het verkrijgen van overheidssteun inzake technologische innovatie;7° technologieadvies : een bundeling van activiteiten die tot doel hebben bedrijven bij te staan bij het oplossen van technologische problemen ten behoeve product- en procesinnovatie, door eerstelijnsadvies en doorverwijzing naar andere competente kenniscentra;8° collectief onderzoek : onderzoek en studies, uitgevoerd door een onderzoeksinstelling zonder winstoogmerk, gericht op het verwerven, het bundelen en het vertalen van technologische kennis tot bruikbare innovatietoepassingen ten behoeve van een ruime collectiviteit van bedrijven.De resultaten van dit onderzoek moeten leiden tot een aantoonbare economische en/of sociale en ecologische meerwaarde en moeten worden gevaloriseerd voor een zo ruim mogelijke groep van bedrijven, gevestigd in de Europese Unie en in het Vlaamse Gewest in het bijzonder. De resultaten van het onderzoek die geen aanleiding kunnen geven tot intellectuele eigendomsrechten zullen op grote schaal verspreid worden. De eventuele eigendomsrechten op de onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten worden geheel aan het samenwerkingsverband uitgekeerd; 9° Vlaams innovatiesamenwerkingsverband : de gestructureerde samenwerking van in hoofdzaak Vlaamse bedrijven, met al dan niet een of meerdere organisaties of instellingen, met het oog op het uitoefenen van activiteiten van collectief onderzoek, technologieadvies en/of technologische innovatiestimulering, en die voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, opgenomen in dit besluit;10° kleine of middelgrote onderneming : een onderneming die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) In de onderneming werken gemiddeld niet meer dan 250 personen voltijds (of equivalenten) tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin de steun wordt aangevraagd;b) de onderneming realiseert in het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin de steun wordt aangevraagd een omzet, exclusief BTW en accijnzen, van minder dan 40 miljoen euro of een balanstotaal van minder dan 27 miljoen euro;c) niet meer dan 25% van het kapitaal van de onderneming is rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit van een of meerdere ondernemingen die zelf niet aan de definitie van kleine of middelgrote onderneming voldoen, met uitzondering van publieke investeringsmaatschappijen, participatiemaatschappijen of, als er geen controle wordt uitgeoefend, institutionele beleggers.11° kleine onderneming : een onderneming die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) in de onderneming werken gemiddeld niet meer dan 50 personen voltijds (of equivalenten) tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin de steun wordt aangevraagd;b) de onderneming realiseert in het kalenderjaar dat voorafgaat aan dat waarin de steun wordt aangevraagd een omzet, exclusief BTW en accijnzen, van minder dan 7 miljoen euro of een balanstotaal van minder dan 5 miljoen euro;c) niet meer dan 25% van het kapitaal is rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit van een of meerdere ondernemingen die zelf niet aan de definitie van kleine onderneming voldoen, met uitzondering van publieke investeringsmaatschappijen, participatiemaatschappijen of, als er geen controle wordt uitgeoefend, institutionele beleggers.12° steunpercentage : het percentage van de kosten die verband houden met het project dat wordt gedekt door de steun;13° brutokosten : het geheel van de kosten die verband houden met het project, zoals omschreven in de bijlage, gevoegd bij dit besluit;14° marginale kosten : de werkelijke aanvullende directe kosten van het project, zoals omschreven in bijlage, gevoegd bij dit besluit;15° standaardkosten : de gemiddelde kosten per type medewerker bij een project, zoals omschreven in de bijlage, gevoegd bij dit besluit;16° kosten : op basis van het specifieke geval, de marginale, bruto- of standaardkosten;17° de collectieve centra : instellingen die erkend zijn op basis van besluitwet van 30 januari 1947 tot vaststelling van het statuut van oprichting en werking van de Centra, belast met de bevordering en de coördinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van 's lands bedrijfsleven, door het wetenschappelijk onderzoek;18° sociaal-economische effecten (positieve externaliteiten) : de sociaal-economische en ecolo-gische baten die het gevolg zijn van de uitvoering van een project en die de rechtstreekse voordelen voor de bedrijven in kwestie overstijgen;19° stimulerend karakter van steun (additionaliteit) : de positieve invloed van steun op de totstandkoming, de omvang en de kwaliteit van het project;20° projecttypes : er zijn vier types van projecten : a) projecten van collectief onderzoek;b) projecten van technologieadvies, al dan niet in combinatie met innovatiestimulering;c) projecten van innovatiestimulering, gericht op samenwerkingsverbanden van bedrijven in Vlaanderen op basis van sector- en/of technologiespecifiieke kenmerken;d) projecten van innovatiestimulering, gericht op een subregionale doelgroep van bedrijven over de sector- en/of technologiedomeinen heen. HOOFDSTUK II. - Tegemoetkomingen ter bevordering van het collectief onderzoek, het technologieadvies en de technologische innovatiestimulering
Art. 2.Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt steun door het IWT-VLAANDEREN verleend, voor technologische innovatiestimulering, technologieadvies en voor collectief onderzoek, op basis van de bepalingen, vervat in dit besluit. HOOFDSTUK III. - Maximaal steunpercentage en cumulatie met andere steun Afdeling I. - Maximaal steunpercentage
Art. 3.De steun voor een project van technologische innovatiestimulering bedraagt ten hoogste 80 % van de kosten die, overeenkomstig de bijlage, gevoegd bij dit besluit, voor het project aanvaard worden.
Art. 4.De steun voor een project van technologieadvies, bedraagt ten hoogste 80 % van de kosten die, overeenkomstig de bijlage, gevoegd bij dit besluit, voor het project aanvaard worden.
Art. 5.De steun voor een project van collectief onderzoek bedraagt ten hoogste 50 % van de kosten die, overeenkomstig de bijlage, gevoegd bij dit besluit, voor het project aanvaard worden. Afdeling II. - Cumulatie met andere steun
Art. 6.§ 1. De toekenning van steun kan enkel voor kosten die niet reeds gedekt zijn door een andere vorm van steun van de Vlaamse overheid. § 2. Indien een project financiële steun ontvangt van een publiekrechtelijke rechtspersoon die niet ressorteert onder de Vlaamse overheid, wordt deze steun in aanmerking genomen voor de berekening van het maximale steunpercentage bepaald in de artikelen 3, 4 en 5.
Deze regeling geldt eveneens voor de projecten die ondersteund worden binnen het samenwerkingsakkoord van 5 april 1995 betreffende de financiering van de collectieve centra, of een andere regeling waarbij projecten gezamelijk gefinancierd worden met de andere gewesten of de andere overheden. Afdeling III. - De minimis-regeling
Art. 7.De steuncomponent aan de beneficiant van de diensten als gevolg van de uitvoering van de binnen dit besluit gesteunde projecten van Vlaamse innovatiesamenwerkingsverbanden dient volledig conform te zijn met de verordening 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun. De totale omvang van de steuncomponent van alle geleverde diensten ten bate van een bepaalde onderneming in dit kader evenals alle andere vorm van voor deze regeling relevante steun, mag het maximumbedrag dat krachtens de Europese de minimisregeling geldt niet overtreffen en dit gedurende een periode van drie jaar. Vlaamse innovatiesamenwerkingsverbanden dienen aan te tonen dat alle maatregelen zijn genomen om een concentratie aan dienstverlening voor een beperkt aantal van bedrijven te vermijden. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor de behandeling van de aanvragen voor steun aan Vlaamse innovatie-samenwerkingsverbanden
Art. 8.§ 1. De aanvragen van Vlaamse innovatiesamenwerkingsverbanden of de door dit besluit gelijkgestelde verbanden moeten worden geformuleerd overeenkomstig de algemene regeling die de raad van bestuur vaststelt voor elk van de projecttypes. De raad van bestuur kan voorzien in een of meerdere uiterste indieningsdata in de loop van een werkjaar voor specifieke projecttypes, met het oog op een gegroepeerde beslissing.
Voor elke aanvraag wordt binnen 14 werkdagen na indiening een ontvangstmelding bezorgd aan de aanvrager, met verzoek om verdere informatie als het dossier formeel niet beantwoordt aan de indieningsinstructies van de aanvraagprocedures die vastgesteld is door de raad van bestuur. § 2. Het directiecomité beoordeelt de ontvankelijkheid van de aanvraag met het oog op de behandeling ten gronde op basis van de formele indieningsvoorwaarden en instructies, zoals bedoeld in § 1. § 3. De aanvragen die niet ontvankelijk werden verklaard, kunnen door het directiecomité administratief worden afgesloten, wanneer de aanvrager binnen 25 werkdagen na het eerste verzoek van het IWT-VLAANDEREN om zijn dossier te vervolledigen, niet voldoet aan de formele vereisten van de aanvraag.
De beslissing van het directiecomité wordt samen met de motivering meegedeeld aan de aanvrager en aan de raad van bestuur. § 4. De aanvragen die binnen 14 werkdagen na een vastgelegde uiterste indieningsdatum die er betrekking op heeft, ontvankelijk worden verklaard, moeten een evaluatieprocedure doorlopen van maximaal 75 werkdagen tot de uiteindelijke beslissing door de raad van bestuur, te rekenen vanaf de vastgelegde uiterste indieningsdatum. § 5. Indien de aanvrager tijdens de evaluatieprocedure de aanvullende informatie die gevraagd is, niet tijdig levert, kan de raad van bestuur een beslissing nemen binnen de voorgeschreven termijn, op basis van de beschikbare elementen van het dossier, tenzij de aanvrager schriftelijk en gemotiveerd verzoekt om de beslissing uit te stellen. Een volgende uiterste indieningsdatum is dan op deze aanvraag van toepassing, of bij onstentenis een latere zitting van de raad van bestuur. § 6. De aanvrager van wie het projectvoorstel bij een gegroepeerde beslissing geen steun werd gegund, kan zijn projectvoorstel opnieuw indienen. In dat geval is de eerstvolgende uiterste indieningsdatum van toepassing. Bij voorkeur zal de aanvrager zijn projectvoorstel eventueel verbeteren door rekening te houden met de elementen van de eerste evaluatie.
Art. 9.De raad van bestuur kan voor elk projectvoorstel of groep van projectvoorstellen externe deskundigen aanwijzen die zullen adviseren over de aspecten die de algemene regeling van de raad van bestuur bepaalt conform art. 8, § 1. De raad van bestuur kan deze bevoegdheid tot samenstelling van colleges delegeren aan het directiecomité of aan een specifieke commissie die de raad samenstelt.
Art. 10.De raad van bestuur beslist op basis van het dossier, dat in voorkomend geval het advies van het college van deskundigen bevat, en bepaalt de omvang en de aard van de steun alsmede de bijzondere voorwaarden en de bepalingen ervan. HOOFDSTUK V. - Algemene ontvankelijkheidscriteria ten aanzien van de indieners van projecten
Art. 11.§ 1. Projecten kunnen door Vlaamse innovatiesamenwerkingsverbanden ingediend worden als ze beantwoorden aan de volgende criteria : 1° het samenwerkingsverband is een groepering van bedrijven met al dan niet andere organisaties of instellingen;2° representatief zijn voor een welomschreven groep van bedrijven;3° de toetredingsvoorwaarden tot het samenwerkingsverband zijn gebaseerd op duidelijke en objectieve criteria;4° moeten representatief zijn voor de samenstelling ervan;5° een of meerdere waarnemers, aangewezen door het IWT-VLAANDEREN tot alle vergaderingen van de beheersorganen toelaten;6° over rechtspersoonlijkheid beschikken;7° een boekhouding voeren, die moet toelaten de gesteunde projectkosten eenduidig te identificeren;8° een jaarlijks activiteitenverslag en beleidsplan publiceren. § 2. De volgende organisaties en instellingen kunnen eveneens projecten indienen in het kader van dit besluit : 1° de collectieve centra en de zogenaamde gelijkgestelde centra : het Belgisch Lasinstituut BIL, het Coatings Research Instituut CORI en het Centrum voor Research in de Metallurgie CRM;2° andere instellingen die door de Vlaamse regering aanvaard zijn voor de gehele of gedeeltelijke toepassing van dit besluit. § 3. De voormelde indieners kunnen projecten indienen alleen of in onderlinge samenwerking en kunnen een beroep doen op derde kenniscentra voor de uitvoering van het project. HOOFDSTUK VI. - Beslissingsvoorwaarden en -criteria voor projecten
Art. 12.De raad van bestuur kan een negatieve beslissing nemen of aanvullende voorwaarden stellen op basis van de volgende elementen : 1° bij onvoldoende financiële draagkracht van de aanvrager of eventuele partners aan het project ten behoeve van de uitvoering of het welslagen ervan;2° indien de aanvrager of partners aan het project niet voldoen aan overige verplichtingen of vergunningen vanwege de overheid;3° indien de aanvrager of partners aan het project blijk hebben gegeven van niet-correct gedrag naar aanleiding van vorige aanvragen, onder meer inzake informatieverstrekking, inhoudelijke en financiële verplichtingen of verslaggeving.
Art. 13.§ 1. De raad van bestuur zal bij zijn beslissing om aan een project van collectief onderzoek al dan niet steun te verlenen, steunen op de volgende beoordelingsdimensies : 1° het innovatiepotentieel van het project, inzonderheid inzake : a) de omvang van het beoogde bedrijfsbereik, vatbaar voor de valorisatie van de resultaten van het project, inzonderheid KMO's;b) de bijdrage tot competentieverhoging binnen het samenwerkingsverband via het project;c) het economisch belang van de potentieel geïnitieerde innovaties bij de valorisatie van de resultaten van het project;d) de complementariteit aan lopende andere onderzoeksactiviteiten;e) de resultaten van verwante projecten die voorafgaand gesteund zijn, indien dat van toepassing is;2° de kwaliteit van het project, inzonderheid inzake : a) de competenties en de expertise van de uitvoerders voor het welslagen van het project en de kwaliteit van de samenwerking tussen de betrokken uitvoerders, indien dat van toepassing is;b) de originaliteit en creativiteit van het project;c) de omvang en haalbaarheid van de beoogde kennisopbouw;d) de kwaliteit en de relevantie van het werkplan en van de haalbaarheid ervan binnen het bepaalde tijdsbestek en budget;e) de resultaten van een verwant project dat voorafgaand gesteund is, indien dat van toepassing is.3° de sociaal-economische effecten en het stimulerend karakter van steun, inzonderheid inzake : f) de bijdrage tot duurzame ontwikkeling;g) de bijdrage tot overige beleidsdoelstellingen;h) het domeinoverschrijdend karakter van het project;i) het interregionaal en/of internationaal karakter van het project;j) het innoverend karakter van de projecten van collectief onderzoek voor het samenwerkings-verband in kwestie. § 2. De raad van bestuur kan zijn beslissing tot verlening van steun bovendien nemen op basis van de volgende overwegingen : 1° de complementariteit van de projecten onderling;2° de spreiding van de projecten over sector- en/of technologiedomeinen. § 3. De raad van bestuur kan zijn steun beperken tot een deel van het project.
Art. 14.§ 1. De raad van bestuur zal zijn beslissing op een project van technologie-advies om al dan niet steun te verlenen, steunen op de volgende beoordelingsdimensies : 1° het innovatiepotentieel van het project, inzonderheid inzake : a) de omvang van het beoogde bedrijfsbereik in de loop van het project, inzonderheid voor KMO's;b) de bijdrage tot competentieverhoging binnen het samenwerkingsverband via het project;c) het economisch belang van de potentieel geïnitieerde innovaties door toedoen van de gerealiseerde kennisoverdracht;d) de complementariteit aanmet overige dienstverlenende activiteiten, al dan niet door de overheid ondersteund;e) de resultaten van een verwant project dat voorafgaand gesteund is, indien dat van toepassing is;2° de kwaliteit van het project, inzonderheid inzake : a) de competenties en de expertise van de uitvoerder voor het welslagen van het project;b) de kwaliteit van de beoogde dienstverlening;c) de kwaliteit van de inhoudelijke formulering van het project;d) de kwaliteit van de verankering van het project in het betrokken kenniscentrum;e) de resultaten van een verwant project dat voorafgaand gesteund is, indien dat van toepassing is;3° de sociaal-economische effecten en het stimulerend karakter van steun, inzonderheid inzake : a) de bijdrage tot duurzame ontwikkeling;b) de bijdrage tot overige beleidsdoelstellingen;c) het domeinoverschrijdend karakter van het project;d) de noodzaak van steun voor het tot stand komen van het project;e) de nieuwheid van het samenwerkingsverband in kwestie. § 2. De raad van bestuur kan zijn beslissing tot verlening van steun bovendien nemen op basis van de volgende overwegingen : 1° de complementariteit aan projecten van innovatiestimulering indien ze in combinatie met activiteiten van technologieadvies worden ingediend;2° de complementariteit van de projecten onderling;3° de spreiding van de projecten over sectoren of technologiedomeinen. § 3. De raad van bestuur kan zijn steun beperken tot een deel van het project.
Art. 15.§ 1. De raad van bestuur zal bij zijn beslissing om een project van technologische innovatiestimulering al dan niet steun te verlenen, steunen op de volgende beoordelingsdimensies : 1° het innovatiepotentieel van het project, inzonderheid inzake : a) de omvang van het beoogde bedrijfsbereik in de loop van het project, inzonderheid voor KMO's;b) het engagement van de beoogde doelgroep voor het project;c) de potentiële omvang van de verwachte geïnitieerde initiatieven van technologische innovatie dankzij het project;d) de complementariteit aan overige dienstverlenende activiteiten, al dan niet door de overheid ondersteund;e) de resultaten van een verwant project dat voorafgaand gesteund is, indien dat van toepassing is;2° de kwaliteit van het project, inzonderheid inzake : a) de competenties en de expertise van de uitvoerder voor het welslagen van het project, zowel voor de technologische als in combinatie met de niet-technologische aspecten van innovatie;b) de kwaliteit van de beoogde dienstverlening;c) de kwaliteit van de inhoudelijke formulering van het project;d) de kwaliteit van het samenwerkingsverband voor het welslagen van het project;e) de resultaten van een verwant project dat voorafgaand gesteund is, indien dat van toepassing is;3° de sociaal-economische effecten en het stimulerend karakter van steun, inzonderheid inzake : a) de bijdrage tot duurzame ontwikkeling;b) de bijdrage tot overige beleidsdoelstellingen;c) het domeinoverschrijdend karakter van het project;d) de noodzaak van steun voor het tot stand komen van het project;e) de nieuwheid van het samenwerkingsverband in kwestie. § 2. De raad van bestuur kan zijn beslissing tot verlening van steun bovendien nemen op basis van de volgende overwegingen : 1° de complementariteit aan projecten van technologieadvies, indien ze in combinatie met innovatiestimulering worden ingediend;2° de complementariteit van de projecten onderling en in functie van een spreiding van de projecten over sector- en/of technologiedomeinen, indien het projecttypes betreft die een specifieke bedrijvendoelgroep in het Vlaamse Gewest beogen;3° de complementariteit van de projecten indien het projecttypes betreft met een subregionale doelgroep, over de sector- of technologiedomeinen heen. § 3. De raad van bestuur kan zijn steun beperken tot een deel van het project.
Art. 16.§ 1. De raad van bestuur zal bij de nadere invulling van de beoordeling tevens rekening houden met de algemene beleidslijnen, inzonderheid zoals vastgelegd in de beheersovereenkomst met de Vlaamse regering. § 2. De raad van bestuur zal jaarlijks over de uitvoering van dit besluit omstandig verantwoording afleggen aan de minister inzake de steunbepalingen en overwegingen die tot zijn beslissingen hebben geleid. § 3. De projecten hebben een maximale duur van 2 maal 2 jaar, op voorwaarde dat er een positieve tussentijdse evaluatie van het project is na twee jaar met betrekking tot de voorzetting van het project.
Projecten kunnen verlengd worden mits zij in een nieuwe oproep ingediend worden. § 4. De aanvaardbare kosten voor deze projecten zijn uitgedrukt als brutokosten, marginale kosten of standaardkosten, conform de algemene regeling, vermeld in art. 8, § 1, vastgelegd door de raad van bestuur.
De betreffende kosten worden nader gespecifieerd in de bijlage bij dit besluit. De raad van bestuur kan niet-gespecifieerde kosten aanvaarden op voorwaarde dat ze voorzien worden in de algemene regeling, vermeld in art. 8, § 1. HOOFDSTUK VII. - Verzoek tot herziening
Art. 17.Na de beslissing van de raad van bestuur wordt aan de aanvrager een afschrift betekend van de gemotiveerde beslissing van de raad van bestuur.
Ingeval de beslissing negatief is, wordt uitdrukkelijk verwezen naar het recht van de aanvrager om, overeenkomstig art. 18, een herziening van de beslissing te vragen of, overeenkomstig art. 8, § 6, het project opnieuw in te dienen.
Art. 18.§ 1. De aanvrager kan de herziening vragen van de beslissing van de raad van bestuur tot weigering van steun, zonder evenwel de opportuniteit van de beslissing te kunnen in vraag te kunnen stellen.
De herziening wordt, op straffe van verval, gevraagd per aangetekende brief, binnen een termijn van dertig werkdagen na afgifte op de post van de betekening van de beslissing. § 2. Het verzoekschrift tot herziening bevat, op straffe van onontvankelijkheid, een opgave van de objectief apprecieerbare elementen van het dossier, die aan de raad van bestuur ter beslissing werd voorgelegd, waarvan de aanvrager beweert dat de incorrecte appreciatie kennelijk bepalend is geweest voor het nemen van de bestreden beslissing, alsmede de argumenten ter weerlegging van de bedoelde appreciatie.
De aanvrager beschikt daartoe over het recht op inzage van het dossier, zoals het ter beslissing is voorgelegd aan de raad van bestuur. § 3. Als de beslissing van de raad van bestuur steunt op een negatief advies van het college van deskundigen, kan de aanvrager de samenstelling van een nieuw college van deskundigen vragen. De raad van bestuur oordeelt of dat redelijk is. Het college kan zijn advies beperken tot de beoordeling van de argumenten die door de aanvrager aangevoerd zijn, zoals weergegeven in zijn verzoekschrift. § 4. De raad van bestuur beslist binnen dertig werkdagen na ontvangst van het verzoekschrift tot herziening. Als de raad van bestuur beslist tot de samenstelling van een nieuw college van deskundigen wordt deze termijn met dertig dagen verlengd. § 5. Als de herziening wordt verworpen motiveert de raad van bestuur zijn beslissing onder verwijzing naar de argumenten, aangebracht door de aanvrager.
Indien de herziening wordt aanvaard, bepaalt de raad van bestuur de te volgen procedure en neemt een definitieve beslissing over het dossier binnen de 45 werkdagen na de beslissing tot herziening. De beslissing van de raad van bestuur wordt binnen vijf werkdagen per aangetekende brief betekend door de aanvrager. § 6. De raad van bestuur kan deze bevoegdheid niet delegeren.
Art. 19.De voorwaarden en bepalingen, die de raad van bestuur heeft vastgelegd voor de steun, worden opgenomen in een overeenkomst die het IWT-VLAANDEREN sluit met de aanvrager, volgens een typeovereenkomst, goedgekeurd door de raad van bestuur. HOOFDSTUK VIII. - Aanwending van de steun en toezicht
Art. 20.§ 1. Het IWT-VLAANDEREN wordt belast met het toezicht op de aanwending door de begunstigden van de steun die bij de toepassing van dit besluit wordt toegekend en met de algemene coördinatie van de acties van de begunstigden, conform artikel 6 van het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van het Vlaams instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie, gewijzigd bij artikel 11 van het decreet van 18 mei 1999.
Het IWT-Vlaanderen zal dit vertalen naar de indieningsvereisten. § 2. Het IWT-Vlaanderen zal de inhoudelijke voortgangscontrole van de projecten waarnemen, o.m. via performantie-indicatoren vanwege de begunstigden.
Art. 21.De begunstigde van steun levert op geregelde tijdstippen schriftelijk verslag aan het IWT-VLAANDEREN betreffende de vordering van het project en de aanwending van de steun telkens als IWT-VLAANDEREN daarom verzoekt. Hij brengt na afloop van het project een eindverslag uit over het verloop en de resultaten van het project en verleent zijn medewerking aan de evaluaties ervan.
Art. 22.De begunstigde die de voorwaarden en modaliteiten waaronder de steun werd toegekend niet naleeft, wordt bij beslissing van de raad van bestuur van in gebreke gesteld.
Vanaf de ingebrekestelling wordt elke verdere uitbetaling van steun aan de begunstigde geschorst.
De vordering van terugbetaling van de oneigenlijk aangewende steun wordt ingeleid door de raad van bestuur.
De raad van bestuur kan deze bevoegdheid delegeren aan het directiecomité.
Art. 23.De begunstigde kan in beroep gaan tegen de beslissingen van de raad van bestuur inzake de ingebrekestelling of vordering tot terugbetaling, zoals bepaald in artikel 22. Dit beroep moet aangetekend bezorgd worden binnen een termijn van 30 werkdagen na de betekening van de beslissing. Dit beroep moet door het IWT-VLAANDEREN behandeld worden binnen een termijn van 30 werkdagen, waarna de raad van bestuur een nieuwe beslissing kan nemen. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 24.De personeelsleden van het IWT-VLAANDEREN, de leden van de raad van bestuur, de leden van het college van deskundigen, alsmede alle andere personen die ambtshalve kennis krijgen van een dossier, zoals bedoeld in dit besluit, zullen de gegevens in kwestie als strikt vertrouwelijk behandelen, ze niet meedelen aan derden, noch ze voor hun eigen voordeel aanwenden.
Art. 25.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2012.
Art. 26.Artikel 6 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het voeren van een beleid ter aanmoediging van de technologische innovatie, treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 27.De Vlaamse minister, bevoegd voor het technologisch innovatiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 mei 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering P. DEWAEL De Vlaamse minister van Begroting en Financiën, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening D. VAN MECHELEN
Bijlage De volgende kosten worden in aanmerking genomen als projectkosten. Het zijn noodzakelijke kosten die na de indiening van de aanvraag rechtstreeks aan het project toe te rekenen zijn en die door de aanvrager en zijn partners gemaakt en betaald zijn. 1. Brutokosten * Directe personeelskosten betreffen de directe brutosalarissen of -lonen voor onderzoekers, technici en ondersteunend personeel dat rechtstreeks werk verricht ten behoeve van het project, met inbegrip van de verplichte werknemers- en werkgeversbijdragen en extralegale voordelen voor zover die niet afwijken van de normale praktijk van de contractant doch exclusief alle winstafhankelijke uitkeringen. Algemeen leidinggevend en toezichthoudend personeel wordt niet tot het directe personeel gerekend. Personeel dat geen sleutelpositie inneemt in het project mag per categorie worden begroot op basis van referentiekost en conform de normale praktijk van de contractant.
Arbeidsprestaties die niet als loon of wedde worden vergoed, kunnen worden aanvaard als referentiekosten voor zover ze worden begroot, conform de normale praktijk van de contractant of de sector. De arbeidsuren van het personeel moeten verantwoord worden aan de hand van een sluitende tijdsregistratie. * Directe werkings- en investeringskosten betreffen de kosten die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien voor : a) verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen, exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep of partners in een samenwerkingsverband; b) kosten, verschuldigd aan derden voor advies en soortgelijke diensten die uitsluitend voor onderzoek worden gebruikt met inbegrip van uitbesteed onderzoek, aangekochte technische kennis, octrooien, enz., exclusief winstopslagen bij transacties binnen een groep of partners in een samenwerkingsverband. Licenties voor het gebruik van niet-specifieke software die noodzakelijk is voor het project, gerekend onder computer-programmatuur die onderdeel uitmaakt van de apparatuur. Daarvoor geldt de regel voor de investeringskosten; c) reis- en verblijfkosten, alsmede kosten voor deelneming aan wetenschappelijke symposia en kosten voor de coördinatie van samenwerkingsverbanden, mits deze kosten niet buitensporig of onnodig zijn;d) investeringskosten voor aangeschafte of gefabriceerde machines, apparatuur, land en gebouwen, die : 1) een verwachte levensduur hebben van ten minste de duur van de werkzaamheden;2) op de inventaris van duurzaam materiaal worden geplaatst;3) volgens de boekhoudkundige conventies en regels als kapitaalkosten worden geboekt. Bij de berekening van de kosten die in aanmerking komen wordt ervan uitgegaan dat duurzaam materieel een verwachte levensduur heeft van vijf jaar, tenzij het computer-apparatuur betreft met een maximale koopprijs van 25.000 euro, waarbij met een verwachte levensduur van drie jaar kan worden gerekend.
De kosten die in aanmerking komen, zijn evenredig met het gebruik ervan ten behoeve van het project en met de duur van het contract, gerekend vanaf de levering van het materieel in verhouding tot de verwachte levensduur van dit materieel. Het materieel moet aangekocht of geleasd worden speciaal voor het project en niet eerder dan zes maanden voor de start van het project reeds in het bezit zijn van de aanvrager. In geval van een verlenging van een project of van een volgend project dat gesteund wordt door IWT-VLAANDEREN kunnen de afschrijvingen doorlopen.
Leasingkosten worden aanvaard onder de voorwaarde dat leasing niet tot hogere aan-vaardbare kosten leidt dan de aankoop van het geleasde materieel.
BTW wordt in aanmerking genomen voor de deelnemers die BTW niet kunnen verrekenen. * Indirecte kosten betreffen de algemene kosten die rechtstreeks uit de onderzoeksactiviteiten voortvloeien, maar niet direct toewijsbaar zijn.
Ze worden aangerekend via een systeem van verdeelsleutels. De gehanteerde verdeelsleutels moeten aanvaardbaar zijn omdat ze betrekking hebben op de kostenplaatsen die noodzakelijk zijn voor het project. Alles wordt verrekend op basis van de nominale oorspronkelijke waarde. Fictieve kosten worden geweigerd.
Deze indirecte kosten kunnen posten omvatten als administratie, beheer, afschrijvingen van gebouwen en algemene uitrusting, accommodatie, onderhoud, telefoon, verwarming, verlichting, elektriciteit, post, kantoorartikelen, personeelsopleidingen en verzekeringen.
Deze indirecte kosten worden berekend in overeenstemming met de normale boekhoudkundige regels, principes en conventies van de betrokken contractant.
De indirecte kosten worden slechts in rekening gebracht, mits : a) de juistheid ervan kan worden nagegaan;b) ze geen kosten omvatten die onder een andere post in rekening worden gebracht of door de betrokken contractant ten laste van andere personen of projecten worden gelegd. Het is toegestaan indirecte kosten forfaitair te berekenen met een maximum van 20 % van de andere kosten, met uitsluiting van onderaanneming en associatiecontracten, tenzij een specifieke motivatie m.b.t. het project het kan verantwoorden en op voor-waarde dat de raad van bestuur akkoord gaat. * Niet in aanmerking komende kosten zijn : a) kosten die via andere overheidsmiddelen gefinancierd worden;b) winstopslag bij transacties binnen een groep en tussen partners;c) kosten in verband met marketing, reclame, distributie en verkoop;d) kosten voor proefseries en veldtesten die verder strekken dan de testen, bedoeld voor het inschatten van technische risico's;e) voorzieningen voor eventuele toekomstige verliezen, verplichtingen, gerechtelijke geschillen en boetes;f) interesten;g) oninbare vorderingen;h) kosten in verband met andere projecten die door derden worden gefinancierd. * De totaal aanvaardbare (directe en indirecte) overige kosten kunnen forfaitair vastgesteld worden op ten hoogste 50 % van de directe personeelskosten of ze kunnen een hoger bedrag vertegenwoordigen, op voorwaarde dat de aanvrager een motivering en bewijsvoering aanbrengt en op voorwaarde dat de raad van bestuur van het IWT-VLAANDEREN zijn goedkeuring verleent. 2. Marginale kosten De marginale kosten zijn de werkelijk aanvullende directe kosten van het onderzoeks-project die niet begrepen zijn in de normale regelmatige kosten van onderzoekspartners en/of gedekt zijn door andere financiële bronnen (subsidies of andere vormen van financiële steun) of door derden, en met dien verstande dat : a) de arbeidskosten enkel betrekking hebben op onderzoekers, technici en ander onder-steunend personeel van wie de salarissen niet gefinancierd worden uit normale periodieke steun of andere steun van overheidsinstanties.Het betreft tijdelijk personeel, bursalen of personeel met een contract van onbepaalde duur dat geen leidinggevende verantwoordelijkheden heeft.
De arbeidsuren van dit personeel moeten verantwoord worden aan de hand van een sluitende tijdsregistratie. b) de directe werkings- en investeringskosten zijn gelijkaardige kosten, zoals bedoeld onder 1, die niet reeds gefinancierd of gesubsidieerd worden;c) de indirecte kosten als een vaste bijdrage van 20 % van de totale marginale kosten die in aanmerking komen worden berekend.3. Standaardkosten De raad van bestuur van het IWT-VLAANDEREN kan de totaal aanvaarde kosten uitdrukken in standaardkosten, namelijk de gemiddelde kosten per type onderzoeker bij een onderzoeksproject.De samenstellende onderdelen van deze standaardkosten, nl. de personeelskosten, de directe werkingskosten, de indirecte kosten en eventueel de investeringskosten moeten door de raad van bestuur van het IWT-VLAANDEREN worden vastgesteld op basis van reële indicatoren en mits ze een redelijke weergave zijn van de gemiddelde kosten die bij dergelijke projecten kunnen worden verwacht. 4. Verantwoording en verificatie De betrokkenen voeren een administratie die zodanig is ingericht dat continu op een-voudige en duidelijke wijze alle projectkosten kunnen worden afgelezen, gespecificeerd zoals onder de rubrieken brutokosten en marginale kosten.Voor de loonkosten moet een verantwoording per werknemer aanwezig zijn die vastgesteld is door middel van een sluitende tijdsregistratie.
De werkelijk gemaakte en betaalde kosten worden periodiek meegedeeld.
Indien het gaat om brutokosten die niet forfaitair zijn berekend, moeten ze vergezeld zijn van een accountantsverklaring om de juistheid van de gedeclareerde kosten vast te stellen.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van tot regeling van de steun aan projecten van innovatiestimulering, technologisch advies en collectief onderzoek op verzoek van Vlaamse innovatie-samenwerkingsverbanden.
De minister-president van de Vlaamse regering P. DEWAEL De Vlaamse minister van Begroting en Financiën, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening D. VAN MECHELEN