gepubliceerd op 16 mei 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap een meer flexibel gebruik van het zorgaanbod mogelijk kan maken
24 MAART 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap een meer flexibel gebruik van het zorgaanbod mogelijk kan maken
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op de artikelen 52, 2° en 53;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 december 1973, 10 april 1974, 23 november 1974, 7 juli 1975, 20 juli 1976, 17 augustus 1976, 26 oktober 1976, 6 december 1976, 18 april 1977, 10 maart 1978, 12 juni 1978, 27 februari 1980, 3 augustus 1981, en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 11 mei 1983, 28 juli 1983, 12 maart 1986, 10 december 1986, 22 december 1987, 27 januari 1988, 19 juli 1989, 29 juli 1989, 20 december 1989, 9 mei 1990, 7 november 1990, 30 januari 1991, 2 augustus 1991, 28 april 1993 en 24 juli 1996;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 juli 1983 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de gehandicapten, geplaatst ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 januari 1994 en 20 juli 1994;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor begeleid wonen van mentaal gehandicapten zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 14 november 1990, 24 juli 1991, 2 augustus 1991, 9 december 1992, 15 december 1993, 19 januari 1994, 30 maart 1994 en 15 juni 1994;
Gelet op het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 11 april 1974, 22 november 1974, 30 april 1975, 13 december 1975, 31 maart 1976, 3 mei 1976, 9 september 1976, 20 april 1977, 9 mei 1977, 11 maart 1978, 14 juni 1978, 26 november 1981, en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 13 juli 1983, 12 maart 1986, 19 maart 1986, 23 december 1987, 19 juli 1989, 29 juli 1989, 20 januari 1991, 2 augustus 1991, en 20 juli 1994;
Gelet op het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van semi - internaat werken, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 september 1975, 30 april 1976, 19 oktober 1976, 25 maart 1977, 9 mei 1977, 11 maart 1978, 14 juni 1978, 6 maart 1980, 3 augustus 1981, 26 november 1981, 15 oktober 1982, en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 juli 1973, 12 maart 1986, 10 december 1986, 23 december 1987, 14 oktober 1988, 19 juli 1989, 29 juli 1989, 7 november 1990, 30 januari 1991, 2 augustus 1991, en 20 juli 1994;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 oktober 1983 tot bepaling voor de Vlaamse Gemeenschap van het aantal afwezigheidsdagen van sommige begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 15 juli 1997;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 23 maart 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat een goede werking van het Vlaams Fonds voor Sociale Intergratie van Personen met een Handicap vereist dat zonder uitstel bepaalde criteria zouden worden vastgesteld om een meer flexibel gebruik van het zorgaanbod mogelijk te maken door de voorzieningen toe te laten logeerfuncties en deeltijdse opvang aan te bieden;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 33bis van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen, opgeheven door het besluit van de Vlaamse regering van 23 december 1987, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «
Artikel 33bis.§ 1. De financiële tegemoetkoming van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een handicap wordt bepaald overeenkomstig de regels die in de desbetreffende reglementeringen worden vastgesteld, met dien verstande dat volgende combinaties toegelaten zijn : - pleeggezin en semi-internaat of dagcentrum; - pleeggezin en kort verblijf; - pleeggezin en kort verblijf en semi-internaat of dagcentrum; - semi-internaat of dagcentrum en kort verblijf; - semi-internaat of dagcentrum en thuisbegeleiding; - semi-internaat of dagcentrum en zelfstandig wonen; - kort verblijf en thuisbegeleiding. § 2. In geval van deeltijdse opvang zijn volgende combinaties toegelaten - internaat en semi - internaat; - tehuis voor niet-werkenden en dagcentrum; - dagcentrum en tewerkstelling in een beschutte werkplaats. »
Art. 2.In het besluit van de Vlaamse regering van 28 juli 1983 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de gehandicapten, geplaatst ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 19 januari 1994 en van 20 juli 1994, wordt een artikel 4bis ingevoegd dat luidt als volgt : «
Art. 4bis.De in de artikelen 3 en 4, eerste lid, vermelde bijdragen worden gehalveerd voor opnamen van een halve dag. Het forfaitair bedrag van 100 BEF als bijkomende subsidie voor vervoerskosten wordt niet in aanmerking genomen voor het bepalen van de bijdrage.
Voor een aanwezigheid van anderhalve dag worden de in het vorige lid vernoemde bijdragen vermenigvuldigd met 1,5. »
Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd dat luidt als volgt : «
Art. 6bis.Voor personen opgenomen in een logeerfunctie wordt de persoonlijke bijdrage vastgesteld op het maximumbedrag dat van toepassing is voor de werkvorm internaat of tehuis. »
Art. 4.In het opschrift, in artikel 1 en artikel 2, 1° van het besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor begeleid wonen van mentaal gehandicapten zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1994, worden de woorden « voor mentaal gehandicapten » vervangen door de woorden « voor personen met een handicap ».
Art. 5.In artikel 2, 2° van hetzelfde besluit van de Vlaamse regering van 4 april 1990 worden tussen het woord « mentale » en het woord « handicap » de woorden « of sensoriële of motorische » ingevoegd.
Art. 6.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 9 december 1992 en 19 december 1997 wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 3.Het aantal plaatsen begeleid wonen wordt vastgesteld op : - 1.100 plaatsen voor personen met een mentale handicap - 24 plaatsen voor personen met een sensoriële of motorische handicap. »
Art. 7.In artikel 4, 3° van hetzelfde besluit wordt vóór de bestaande tekst volgende zinsnede ingevoegd : « Voor de diensten voor personen met een mentale handicap : »
Art. 8.Aan artikel 9 van het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. De personen met een handicap kunnen op hun verzoek deeltijds worden opgenomen. Onder deeltijds wordt verstaan, 1 tot 4 dagen per kalenderweek.
De voorziening mag een aanvraag om deeltijdse opvang niet weigeren.
Personen die overgaan van voltijdse naar deeltijdse opvang krijgen, bij een hernieuwde vraag naar voltijdse opvang, voorrang op eventuele nieuwkomers.
Bij deeltijdse opvang wordt in de inrichtingen erkend als internaat voor kinderen per aanwezigheidsdag een afwezigheidsdag op de subsidiëring aangerekend, in de tehuizen voor volwassen gehandicapten is de verhouding per aanwezigheidsdag 0,65 afwezigheidsdag, wat inhoudt dat de dagprijs per afwezigheidsdag verminderd wordt met de bedragen vermeld in artikel 11.
Per voltijds equivalent dat wordt omgezet in twee of meerdere deeltijdse opnamen wordt boven de dagprijs een forfaitair bedrag toegekend van 100.000 F. Dit bedrag wordt niet toegekend indien op jaarbasis minder dan 3 voltijdse worden omgezet. »
Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 11bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art.11bis. Voor de personen met een handicap die opgenomen zijn in een internaat voor kinderen of in een centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling voor gehandicapten, wordt met betrekking tot de subsidiëring de periode gedurende dewelke zij buiten de voorziening worden begeleid, gelijkgesteld met een periode van gewettigde afwezigheid in de voorziening.
Onder `buiten de voorziening worden begeleid' wordt verstaan : een doelgerichte ortho-pedagogische begeleiding in het thuismilieu van kinderen voor wie een voltijdse aanwezigheid en begeleiding in de voorziening niet langer strikt noodzakelijk is.
Deze periode kan niet méér dan 6 maanden bedragen vanaf de eerste dag begeleiding buiten de voorziening.
De voorziening dient die begeleiding buiten de voorziening te verantwoorden op basis van het handelingsplan. In het protocol van verblijf wordt het aantal en de frequentie van de begeleidingen bepaald. »
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk IVbis. Logeerfunctie.
Art. 11ter.De inrichtingen die onder het stelsel van het internaat werken en de tehuizen kunnen een logeerfunctie organiseren.
Onder logeerfunctie wordt verstaan : elk verblijf van korte duur van minstens 12 uur per dag de overnachting inbegrepen. Een persoon met een handicap kan niet meer dan 30 dagen logeerfunctie per kalenderjaar opnemen.
Elke persoon met een handicap die is ingeschreven in het Vlaams Fonds ongeacht de vraag naar bijstand wordt toegelaten tot de logeerfunctie.
Per dag logeerfunctie wordt boven de dagprijs een forfaitair, niet aan het indexcijfer der consumptieprijzen gebonden bedrag van 850 BEF toegekend.
De logeerfunctie kent geen afwezigheidsdagen.
Het Vlaams Fonds stelt binnen de perken van de begroting, de programmatie vast m.b.t. de logeerfunctie georganiseerd vanuit een internaat of tehuis; voor 1998 wordt die bepaald op 6000 dagen. De voorziening die zich wenst in te schrijven in het systeem van logeerfunctie deelt het aantal dagen mee aan het Vlaams Fonds. Het Fonds bewaakt de regionale spreiding van het aantal logeerdagen. »
Art. 11.In het ministerieel besluit van 18 juni 1995 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van semi - internaat werken, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 september 1975, 30 april 1976, 19 oktober 1976, 25 maart 1977, 9 mei 1977, 11 maart 1978, 14 juni 1978, 6 maart 1980, 3 augustus 1981, 26 november 1981, 15 oktober 1982, en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 juli 1973, 12 maart 1986, 10 december 1986, 23 december 1987, 14 oktober 1988, 19 juli 1989, 29 juli 1989, 7 november 1990, 30 januari 1991, 2 augustus 1991, en 20 juli 1994, wordt een artikel 3bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 3bis.§ 1. Een persoon met een handicap kan in de dagcentra en de semi-internaten voor niet-schoolgaande kinderen deeltijds in volle of halve dagen worden opgenomen.
Bij een opname in een dagcentrum is artikel 3 niet van toepassing.
Per aanwezigheidsdag wordt 0,75 afwezigheidsdag voor subsidiëring in aanmerking genomen. In uitzonderlijke omstandigheden die niet vooraf kunnen worden ingeschat, kunnen de ziektedagen van de zwaar zorgbehoevende personen met een handicap worden aanvaard als gewettigde afwezigheden. Per afwezigheidsdag wordt de dagprijs verminderd met de bedragen voor voeding, beddegoed en was zoals bepaald in artikel 2.
Onder voltijdse opname wordt verstaan elke opname van een persoon met een handicap van 5 dagen per week; een deeltijdse opname bestaat uit 1 tot 4 dagen per week. Deeltijdse opvang voor schoolgaande kinderen met een handicap kan enkel in volle dagen.
Voor de schoolgaande en niet-schoolgaande kinderen wordt per aanwezigheidsdag een afwezigheidsdag op de subsidiëring aangerekend, wat inhoudt dat de dagprijs per afwezigheidsdag verminderd wordt met de bedragen vermeld in artikel 2.
Een halve dag bestaat uit een minimum aanwezigheid van 3 uren per dag.
Een aanwezigheid van meer dan 10 uur in de voorziening wordt gelijkgesteld met anderhalve dag.
In geen geval kunnen per persoon meer dan 365 onderhoudsdagen per jaar worden gesubsidieerd.
Een aanvraag om deeltijdse opvang kan door de voorziening niet geweigerd worden wanneer die betrekking heeft op deeltijdse opvang in volle dagen of bij opvang met halve dagen indien de persoon met een handicap geen beroep doet op het vervoer dat georganiseerd wordt door de voorziening. § 2. Bij deeltijdse opvang wordt, met uitzondering van deeltijdse opvang voor schoolgaande kinderen, per voltijds equivalent dat wordt omgezet in twee of meerdere deeltijdse opnamen, boven de dagprijs een forfaitair bedrag toegekend van 100.000 F. Dat bedrag wordt niet toegekend als op jaarbasis minder dan 5 voltijdse worden omgezet. § 3. Voor de opnamen per halve dagen wordt, onverminderd de toepassing van artikel 2, § 5, bijkomend een forfaitair, niet aan het indexcijfer der consumptieprijzen gebonden bedrag van 100 BEF. per persoon en per aanwezigheidsdag toegekend voor de vervoerskosten. § 4. In de dagcentra moet de verhouding tussen het aantal effectieve aanwezigheidsdagen en het totaal aantal onderhoudsdagen in functie van het erkenningsgetal, vanaf het jaar 2001 minstens 60 % bedragen. Bij wijze van overgangsmaatregel wordt voor de jaren 1998, 1999 en 2000 dat percentage respectievelijk op 57, 58 en 59 gebracht.
Per percent dat de voorziening onder deze aantallen blijft wordt het maximum subsidieerbare personeelskader in functie van het erkenningsgetal verminderd met 2 percent. In functie van voornoemde berekening, wordt bij deeltijdse opvang een effectieve aanwezigheidsdag gelijk gesteld met 1,2.
De in vorig lid vermelde sanctie is niet van toepassing op voorzieningen die zwaar zorgbehoevende personen met een handicap opnemen. Het Vlaams Fonds legt de kenmerken van deze doelgroep vast. »
Art. 12.In artikel 1 van het ministerieel besluit van 25 oktober 1983 tot bepaling voor de Vlaamse Gemeenschap van het aantal afwezigheidsdagen voor sommige begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, worden de woorden « of geplaatst in een dagcentrum » geschrapt.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998, met uitzondering van artikel 9, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1997.
Art. 14.De toepassing van de bepalingen van dit besluit zal uiterlijk op 31 december 1999 het voorwerp uitmaken van een evaluatie overeenkomstig de modaliteiten die door het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap worden vastgesteld.
Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 maart 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS