gepubliceerd op 14 november 2001
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de voorwaarden en de procedure tot toekenning, wijziging en intrekking van projectgebonden subsidies uit het Europees Sociaal Fonds met betrekking tot doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2
24 JULI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de voorwaarden en de procedure tot toekenning, wijziging en intrekking van projectgebonden subsidies uit het Europees Sociaal Fonds met betrekking tot doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2
De Vlaamse regering, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zoals gewijzigd bij verdrag van 2 oktober 1997, inzonderheid op artikel 161;
Gelet op de Europese regelgeving, met name de Europese Verordening 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende de algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen, P.B. nr. L161 van 26 juni 1999;
Gelet op de Europese Verordening 1784/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende het Europees Sociaal Fonds, P.B. nr. L213 van 13 augustus 1999;
Gelet op de Verordening 1159/2000 van de Commissie van 30 mei 2000, P.B. nr. L130 van 31 mei 2000;
Gelet op de Verordening 1685/2000 van de Commissie van 28 juli 2000, P.B. nr. L193 van 29 juli 2000;
Gelet op de Verordening 438/2001 van de Commissie van 2 maart 2001, P.B. nr. L63 van 3 maart 2001;
Gelet op de Verordening 448/2001 van de Commissie van 2 maart 2001, P.B. nr. L64 van 6 maart 2001;
Gelet op de artikelen 4, 16° en 6, § 1, IX, 1° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 20 juni 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat in het enkelvoudig programmeringsdocument voor de programmaperiode 2000-2006 werd beslist om de gunst van de subsidiëring van projecten doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2 met ESF-middelen op een meer objectieve en competitieve wijze toe te wijzen;
Overwegende dat gebleken is dat de competitieve offerteaanvraag voor aanneming van diensten ESF zwaartepunten 1 en 2, waarvan de open oproepen werden gepubliceerd in het Bulletin de Aanbestedingen van 20 oktober 2000, onvoldoende rechtzekerheid biedt voor de ingeschreven promotoren;
Overwegende dat de Vlaamse regering in zitting van 30 maart 2001 heeft beslist om deze procedure grotendeels te verlaten;
Overwegende dat moet vermeden worden dat de toekenning van de projectgebonden subsidies, doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2, en daardoor de realisatie van de projecten zelf, in het gedrang komen; dat, gelet op dit acute gevaar, daarom reeds op 11 mei 2001 een nieuwe oproep werd gedaan, vooruitlopende op dit besluit;
Overwegende dat, teneinde te vermijden dat de rechtsonzekerheid nog langer aanhoudt en de terugwerkende kracht van dit besluit zo beperkt mogelijk te houden, dit besluit dringend moet worden genomen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor Werkgelegenheid;2° ESF : het Europees Sociaal Fonds;3° Het agentschap : de vereniging zonder winstoogmerk « ESF - agentschap » met als stichtende leden de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest;4° Saldering : saldo na financiële afrekening met alle promotoren 5° Project : één of meerdere acties kaderend in een begeleidingstraject voor een werkzoekende;6° VMC : het Vlaams Monitoring Comité bij doelstelling 3, toezichtcomité overeenkomstig artikel 35 van de Europese Verordening 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende de algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen;7° EPD doelstelling 3 : enkelvoudig programmeringsdocument zoals bepaald in artikel 9 g en artikel 19 van de Europese Verordening 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende de algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen en goedgekeurd door de Europese Commissie op 12 december 1999;8° Strategische werkgroep : werkgroep die per zwaartepunt binnen het VMC wordt opgericht;9° STC : Subregionaal Tewerkstellingscomité, zoals geregeld bij besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;10° Promotor : een publiek- of privaatrechtelijke organisatie die voldoet aan de betrouwbaarheidscriteria en de algemene selectiecriteria;11° Doelstelling 3 : ondersteuning van de aanpassing en de modernisering van het beleid en de systemen op het gebied van onderwijs, opleiding en werkgelegenheid, overeenkomstig artikel 1 van de Europese Verordening 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende de algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen;12° Zwaartepunt 1 : verbeteren van de inzetbaarheid (preventief);13° Zwaartepunt 2 : verbeteren van de inzetbaarheid (curatief);14° Doorstroom en uitstroom : de output wordt geconcretiseerd middels de te bereiken doorstroom of uitstroom van de desbetreffende actie.De doorstroom wordt gemeten drie maand na het einde van de desbetreffende actie. Indien de cliënt een andere actie volgt of niet meer ingeschreven is als niet-werkende werkzoekende is de doorstroom positief, zoniet is het resultaat negatief. De uitstroom wordt gemeten zes maand na het einde van de desbetreffende actie. Indien de cliënt nog ingeschreven is als niet-werkende werkzoekende is de uitstroom negatief; in het andere geval is het resultaat positief.
Art. 2.§ 1. De beschikbare Europese middelen voor doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2 worden jaarlijks als volgt verdeeld tussen de verschillende representatieve organisaties die de promotoren vertegenwoordigen : - Derden 30,42 % - Departement Onderwijs 15,57 % - Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding 45,92 % - Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap 7,59 % - Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen 0,50 % § 2. Na de jaarlijkse saldering stelt het agentschap het bedrag van de niet gebruikte middelen of restmiddelen vast.
De herverdeling van de jaarlijks niet-opgebruikte middelen of restmiddelen, zal op voorstel van het agentschap door het VMC worden beslist.
Art. 3.De toekenning van projectgebonden subsidies uit het Europees Sociaal Fonds met betrekking tot doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2 gebeurt overeenkomstig hoofdstuk III van dit besluit aan de promotoren die ingeschreven zijn op de promotorenlijst overeenkomstig hoofdstuk II van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Erkenning van de promotoren
Art. 4.Het agentschap beslist inzake de erkenning van de kandidaat-promotoren en hun inschrijving op de promotorenlijst aan de hand van betrouwbaarheidscriteria en algemene selectiecriteria.
Art. 5.§ 1. Om opgenomen te worden op de promotorenlijst moet de kandidaat-promotor aan de volgende betrouwbaarheidscriteria voldoen : 1° niet in staat van faillissement of vereffening verkeren, zijn werkzaamheden gestaakt hebben of een gerechtelijk akkoord bekomen hebben, of in een overeenstemmende toestand verkeren als gevolg van een gelijkaardige procedure die bestaat in een nationale wetgeving of reglementering of in de wetgevingen en reglementeringen van de lidstaten van de Europese Unie;2° zich in ernstige mate niet schuldig heeft gemaakt aan het afleggen van valse verklaringen bij het verstrekken van inlichtingen betreffende de toetsing van de algemene selectiecriteria;3° bij zijn beroepsuitoefening geen ernstige fout hebben begaan;4° voldaan hebben aan de verplichtingen inzake de betaling van de bijdragen voor de sociale zekerheid of van de belastingen die overeenkomstig de Belgische wetgeving of de wetgeving van het land waar hij gevestigd is, op hem rusten; § 2. Op straffe van onontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag ondertekent de kandidaat-promotor op het aanvraagformulier een verklaring op eer waarbij hij verklaart dat hij zich niet in een van de in §1 vermelde toestanden bevindt. § 3. Door een erkenningsaanvraag in te dienen, verklaart de kandidaat-promotor zich uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk akkoord om zich te onderwerpen aan de organisatie-, project- en/of evaluatieaudits door of ten verzoeke van het agentschap.
Art. 6.§ 1. Op voordracht van het agentschap en na goedkeuring door de strategische werkgroep worden de criteria voor de erkenning van de kandidaat-promotoren vastgelegd. Deze erkenningscriteria hebben betrekking op het management, het personeel, de samenwerkingsverbanden en de middelen, de processen, de output (uitstroom/doorstroom), de metingen van klantentevredenheid en de metingen van medewerkerstevredenheid. De erkenningscriteria worden door het agentschap medegedeeld en nader toegelicht aan de kandidaat-promotor naar aanleiding van de inschrijving op de promotorenlijst. § 2. Op voordracht van het agentschap en na goedkeuring door de strategische werkgroep worden de wegingscoëfficiënten vastgelegd die aan de respectievelijke erkenningscriteria worden verbonden. Deze coëfficiënten worden door het agentschap medegedeeld aan de kandidaat-promotor die een aanvraag heeft ingediend tot inschrijving op de promotorenlijst. § 3. Voor de beoordeling van de erkenningscriteria doet het agentschap beroep op een audit, organisatieaudit genoemd. De kandidaat-promotor die, overeenkomstig de in uitvoering van § 2 vastgestelde wegingcoëfficiënten, aan de erkenningscriteria voldoet, krijgt een organisatielabel. Indien na audit blijkt dat de kandidaat-promotor niet voldoet aan de erkenningscriteria, kan deze alsnog een organisatielabel verwerven door implementatie van het door het agentschap voorgestelde verbetervoorstel en dit binnen de hem opgelegde termijnen
Art. 7.De kandidaat-promotor kan op elk ogenblik bij het agentschap een aanvraag tot erkenning indienen. De aanvraag tot erkenning vindt plaats door indiening van een aanvraagformulier, dat door het agentschap op verzoek ter beschikking wordt gesteld. HOOFDSTUK III. - Toekenning van projectgebonden subsidies
Art. 8.§ 1. Met het oog op het indienen van aanvragen voor projectgebonden subsidies uit het Europees Sociaal Fonds met betrekking tot doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2 doet het agentschap een oproep aan de promotoren die opgenomen zijn op de promotorenlijst. § 2. De oproep bevat minstens : 1° een model aanvraagformulier of de opgave waar dergelijk aanvraagformulier kan worden verkregen;2° de projectomschrijvingen aan de hand van de STC-beleidsplannen;3° een opgave van de doelgroepen die de oproep beoogt te bereiken;4° de criteria en wegingscoëfficiënten die door het agentschap in acht zullen worden genomen bij het toekennen van projectgebonden subsidies, met inbegrip van de vooropgestelde doorstroom- en uitstroomresultaten die van de promotor worden verwacht;5° een opgave van de vereiste bewijsstukken, onder meer inzake de reële kost van het door de promotor voor te stellen project;6° de uiterste datum voor indiening van de aanvragen tot projectgebonden subsidies uit het Europees Sociaal Fonds;7° het adres of e-mailadres waarnaar de aanvragen moeten worden verstuurd;8° de vooropgestelde datum van beslissing inzake de toekenning van de projectgebonden subsidies;9° informatie betreffende de wijze van betaling van de toe te kennen projectgebonden subsidies;10° specifieke regels met betrekking tot de controle op de aanwending van de projectgebonden subsidies. § 3. De inhoud van de oproep en de modaliteiten ervan worden vastgesteld door het agentschap, na advies van de strategische werkgroep.
Art. 9.§1. In acht genomen de naar aanleiding van een projectoproep binnengekomen projectvoorstellen en de beschikbare middelen stelt het agentschap een beslissingsvoorstel op. § 2. De STC's beoordelen de voor hun regio ingediende projectaanvragen, op hun conformiteit met de beleidsplannen, en meer in het bijzonder op basis van de regionale arbeidsmarktgerichtheid en de complementariteit. Zij maken een niet-bindend advies over aan het agentschap. § 3. Indien het beslissingsvoorstel van het agentschap en het niet-bindend STC-advies gelijklopend zijn, wijst het agentschap de projecten geheel of gedeeltelijk toe bij gemotiveerde beslissing en betekent deze beslissing aan de betrokken promotoren. § 4. Indien het beslissingsvoorstel van het agentschap en het niet-bindend STC-advies niet gelijklopend zijn, beslist de strategische werkgroep conform de besluitvorming voorzien in het huishoudelijk reglement van de strategische werkgroep en betekent het agentschap deze beslissing aan de betrokken promotoren.. Indien de strategische werkgroep niet tot een besluit kan komen conform de bepalingen van haar huishoudelijk reglement, beslist de Minister bevoegd voor Werkgelegenheid waarna het agentschap diens beslissing betekent aan de betrokken promotoren. § 5. Geschillen i.v.m. de toewijzing van projectgebonden subsidies worden door de promotoren ter bemiddeling voorgelegd aan de Ombudsdienst van de Vlaamse Gemeenschap en dit binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de beslissing.
Art. 10.Een projectgebonden subsidie uit het Europees Sociaal Fonds met betrekking tot doelstelling 3, zwaartepunten 1 en 2 kan worden toegekend voor een maximale periode van drie jaar. HOOFDSTUK IV. - Betaling van de projectgebonden subsidies
Art. 11.De betaling gebeurt overeenkomstig de bepalingen van het EPD, doelstelling 3 en onverminderd de modaliteiten door het agentschap in de oproep bepaald.
Art. 12.Geschillen over de betaling van de projectgebonden subsidies, anders dan deze bedoeld in hoofdstuk VI, worden ter beslechting voorgelegd aan een commissie, opgericht binnen de schoot van het VMC waarvan de vertegenwoordigers van de promotoren geen deel van uitmaken en waaraan een inspecteur van financiën wordt toegevoegd. Deze commissie zal de betrokken partijen horen alvorens een beslissing te nemen. HOOFDSTUK V. - Controle
Art. 13.Onverminderd de geldende Europese regelgeving met betrekking tot de controle op de aanwending van de projectgebonden subsidies in de oproep bepaald, gebeurt de controle overeenkomstig de procedure bepaald in het EPD.
Art. 14.§ 1. Gedurende de periode van toekenning van de projectgebonden subsidies wordt elke promotor minstens eenmaal onderworpen aan een projectaudit aan de hand van de overeenkomstig artikel 8, § 2, 4°, vastgestelde criteria. § 2. Minstens eenmaal om de drie jaar wordt elke promotor tevens onderworpen aan een evaluatieaudit overeenkomstig de in artikel 6 vastgestelde criteria. HOOFDSTUK VI. - Sancties Afdeling 1 - Verlies van organisatielabel
Art. 15.Kan het organisatielabel verliezen en bijgevolg worden geschrapt van de promotorenlijst, de promotor : 1° die, blijkens een evaluatieaudit uitgevoerd door het agentschap, niet langer aan de algemene selectiecriteria voldoet;2° die niet langer aan de betrouwbaarheidscriteria vermeld in artikel 5 voldoet; Elke beslissing van het agentschap hieromtrent wordt met redenen omkleed.
Art. 16.Aan een promotor die het organisatielabel werd ontnomen, kan geen nieuwe projectgebonden subsidie worden toegekend zolang hij geen nieuwe erkenning heeft verkregen. Hij verliest de projectgebonden subsidies met onmiddellijke ingang vanaf de datum waarop de beslissing tot het ontnemen van een projectlabel wordt verzonden, behoudens gemotiveerde andersluidende beslissing van het agentschap rekening houdend met de specifieke situatie van de werkzoekenden in de betrokken projecten.
Art. 17.Een promotor die het organisatielabel werd ontnomen, kan een nieuwe aanvraag tot erkenning indienen zodra hij weer aan de erkenningsvoorwaarden zoals bepaald in hoofdstuk II voldoet. Afdeling 2. - Verlies van projectgebonden subsidies
Art. 18.§ 1. Indien er redenen zijn om te veronderstellen dat de promotor ontoereikende uitstroom- of doorstroomresultaten boekt of op ernstige wijze is tekort geschoten in de uitvoering van een gesubsidieerd project, zal het agentschap een project- of een evaluatieaudit verrichten. § 2 Op basis van een negatief auditverslag, hetzij ten gevolge van een gewone project- of een evaluatieaudit, hetzij ten gevolge van een audit bedoeld in § 1, kan het agentschap beslissen dat deze promotor niet langer in aanmerking komt voor de toekenning van projectgebonden subsidies voor gelijksoortige projecten gedurende een termijn van maximum drie jaar. Op basis van dezelfde audit zal het agentschap beslissen de toewijzing van de lopende projecten te stoppen behoudens gemotiveerde andersluidende beslissing rekening houdend met de specifieke situatie van de werkzoekenden in de betrokken projecten. § 3. De beslissing van het agentschap is met redenen omkleed. Afdeling 3. - Opschorting, beëindiging en correctie van de
ESF-subsidies naar aanleiding van vastgestelde onregelmatigheden
Art. 19.§ 1. In geval van ernstige onregelmatigheden kan het agentschap, via een met redenen omklede beslissing overgaan tot de onmiddellijke schorsing van de projectgebonden subsidie. Het agentschap zal binnen de maand overgaan tot het uitvoeren of laten uitvoeren van een project- of evaluatieaudit. § 2 Op basis van een negatief auditverslag kan het agentschap beslissen om alle ESF-subsidies aan deze promotor op datum van schorsing te beëindigen en te beslissen dat hogervermelde promotor niet langer in aanmerking komt voor de toekenning van ESF-subsidies gedurende een termijn van maximum drie jaar. § 3. Deze beslissing is met redenen omkleed. Afdeling 4. - Terugvordering van de projectgebonden subsidie
Art. 20.Het agentschap kan, overeenkomstig de in het EPD bepaalde procedure, de aan de promotor toegekende projectgebonden subsidie terugvorderen in de volgende gevallen : - als de promotor de voorwaarden niet naleeft waaronder de projectgebonden subsidie werd verleend; - als de promotor de projectgebonden subsidie niet aanwendt voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend; - als de promotor de controle bepaald in hoofdstuk V van huidig besluit verhindert. Afdeling 5. - Beroepsmogelijkheden
Art. 21.§ 1. Tegen alle beslissingen van het agentschap zoals voorzien in afdelingen 1 tot en met 4, kan de promotor, binnen een periode van dertig kalenderdagen na betekening van de beslissing door het agentschap, beroep aantekenen bij een commissie opgericht binnen de schoot van het VMC, doch waarvan de vertegenwoordigers van de promotoren geen deel van uit maken. Deze commissie zal, na de betrokken partijen te hebben gehoord, gemotiveerd beslissen. Zij zal deze beslissing binnen de zestig kalenderdagen na betekening van het beroep bekendmaken aan de betrokken partijen. § 2. De aantekening van een beroep door de promotor tegen een beslissing van het agentschap werkt niet opschortend. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen
Art. 22.Voor de promotor die ontvankelijk heeft ingeschreven op de eerste fase van de competitieve offerteaanvraag zoals gepubliceerd in het bulletin der aanbestedingen van 20 oktober 2000, 78ste jaargang, nummers 013866-013878, geldt hiernavolgende overgangsregeling : § 1. De promotor die een organisatielabel heeft verkregen of desgevallend nog zal verkrijgen in het kader van de competitieve offerteaanvraag, wordt geacht de erkenning, bedoeld in artikelen 4 t.e.m. 7 van onderhavig besluit te hebben en wordt automatisch opgenomen op de promotorenlijst. § 2. De promotor met een voorlopig organisatielabel in het kader van de competitieve offerteaanvraag, wordt geacht de erkenning, bedoeld in artikelen 4 t.e.m. 7 van onderhavig besluit te hebben tot op het ogenblik dat een uitspraak wordt gedaan over de al dan niet toekenning van het organisatielabel waarvan sprake in artikel 6 van dit besluit.
Art. 23.§ 1. In afwijking van de artikelen 4 t.e.m. 7 van dit besluit krijgt de kandidaat-promotor die een door het Comité van Toezicht goedgekeurd en gesaldeerd ESF-project had voor het jaar 1999 en/of 2000, alsook de kandidaat-promotor die via een andere promotor als een ESF-gebruiker te benoemen is, en de kandidaat-promotor die voor de ESF-doelgroep een goedkeuring bekwam binnen de projectprogrammatie van de VDAB voor de jaren 1999 en/of 2000 en die beantwoorden aan de betrouwbaarheidscriteria bedoeld in artikel 5, mits daartoe een aanvraag te hebben ingediend bij het agentschap ten laatste op 31 december 2001, een voorlopig organisatielabel en zodoende een voorlopige erkenning en opname op de promotorenlijst. § 2. De aanvraag vindt plaats door indiening van een aanvraagformulier, dat door het agentschap op verzoek ter beschikking wordt gesteld. § 3. Voor deze promotoren zal de beoordeling bedoeld in artikel 6 onmiddellijk een aanvang nemen. Indien deze audit een definitief negatief resultaat oplevert, wordt het voorlopig organisatielabel ingetrokken. HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling
Art. 24.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 11 mei 2001.
Brussel, 24 juli 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme R. LANDUYT