Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 maart 1999
gepubliceerd op 29 mei 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de erkenning van huwelijks- en relatiebemiddelaars

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035627
pub.
29/05/1999
prom.
23/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/23/1999035627/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MAART 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot regeling van de erkenning van huwelijks- en relatiebemiddelaars


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 10 november 1993 houdende maatregelen tot kwaliteitsverbetering van de dienstverlening door huwelijks- en relatiebemiddelaars, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 1997, inzonderheid op artikel 3, § 3, 4, tweede lid, 6 en 8;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden, inzonderheid op artikel 26;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 6 maart 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren;2° het decreet : het decreet van 10 november 1993 houdende maatregelen tot kwaliteitsverbetering van de dienstverlening door huwelijks- en relatiebemiddelaars;3° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;4° de administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;5° de bemiddelaar : een natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in artikel 2, § 1 van het decreet;6° bemiddelende activiteiten : de activiteiten bedoeld in artikel 2, § 2, b) van het decreet;7° de consulent : een natuurlijke persoon die de bemiddelende activiteiten uitvoert en die de contacten met de cliënten onderhoudt.

Art. 2.Om erkend te worden en te blijven moet een bemiddelaar voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, bepaald in artikel 4 van het decreet en in hoofdstuk II van dit besluit. HOOFDSTUK II. - De erkenningsvoorwaarden Afdeling 1. - Specificatie van de decretale erkenningsvoorwaarden

Art. 3.§ 1. Tenzij de bemiddelaar zelf de bemiddelende activiteiten uitoefent, beschikt hij daarvoor over minstens één halftijdse consulent die met hem verbonden is door een schriftelijke arbeids- of aannemingsovereenkomst. Daarnaast kan hij voor het uitoefenen van die activiteiten een beroep doen op de diensten van vrijwillige medewerkers.

De bemiddelaars die zelf bemiddelende activiteiten uitoefenen, de consulenten en de vrijwillige medewerkers dienen te voldoen aan de volgende kwalificatievereisten : 1° ofwel is hij houder van een diploma van het sociaal hoger onderwijs van het korte type en beschikt hij over minstens drie jaar ervaring in de welzijnssector, de sociaal - culturele sector of de gezondheidssector;2° ofwel is hij houder van het diploma van licentiaat in de Psychologische Wetenschappen, Pedagogische Wetenschappen of Sociale en Culturele Agogiek en beschikt hij over minstens twee jaar ervaring in de welzijnssector, de sociaal - culturele sector of de gezondheidssector. In uitzonderlijke gevallen kan de minister, op gemotiveerd verzoek van de bemiddelaar, afwijkingen met betrekking tot de kwalificatievereisten toestaan op basis van deskundigheid die uit verworven ervaring blijkt. § 2. De bemiddelaar die zelf bemiddelende activiteiten uitoefent of de consulent staat minstens twaalf uur per week, waarvan minstens twee uur na 18 uur of tijdens het weekend, ter beschikking van cliënten in de lokalen bedoeld in artikel 4. § 3. De bemiddelaar zendt een exemplaar van de in § 1, eerste lid bedoelde overeenkomst aan de administratie, uiterlijk dertig dagen na de ondertekening ervan.

Art. 4.De bemiddelaar beschikt over lokalen die : 1° uitsluitend bestemd zijn voor de bemiddelende activiteiten tijdens de in artikel 3, § 2 bedoelde openingstijden;2° uitgerust zijn om, met de nodige discretie, de bemiddelende activiteiten uit te voeren;3° minstens bestaan uit een wachtkamer en een spreekkamer die van elkaar gescheiden zijn;4° uitgerust zijn met een computer, een telefax en een telefoon.Het telefoonnummer staat in de officiële telefoongids vermeld naast de naam, het adres en het erkenningsnummer van de bemiddelaar.

Art. 5.§ 1. De voorbereidende informatie bedoeld in artikel 4, punt 3, a) van het decreet dient schriftelijk aan de cliënten te worden gegeven en omvat ten minste : 1° een nauwkeurige omschrijving van de bemiddelingsmethode waarbij eventueel een onderscheid dient te worden gemaakt tussen vaste en facultatieve dienstverlening met vermelding van de respectieve kostprijs;2° de wijze van beëindiging van de dienstverlening;3° de wijze waarop de persoonlijke levenssfeer wordt geëerbiedigd;4° de uren tijdens dewelke de bemiddelaar of, indien hij niet zelf bemiddelende activiteiten uitoefent, de consulent ter beschikking staat van de cliënten;5° een exemplaar van de modelovereenkomst tussen de bemiddelaar en de cliënt;6° de mogelijkheden tot psychologische begeleiding van de cliënt;7° een tekst waarin de draagwijdte van de wet, het decreet en hun uitvoeringsbesluiten wordt uiteengezet;8° vanaf de dertiende maand volgend op die waarin de bemiddelende activiteiten werden aangevat, de grootte van het aangesloten cliënteel, opgedeeld naar geslacht, leeftijdsgroepen per tien jaar, burgerlijke staat en aard van de gewenste relatie. § 2. De voorbereidende informatie bevat geen foto's of gegevens die de persoonlijke levenssfeer van de cliënten betreffen.

Art. 6.§ 1. Alvorens tussen de bemiddelaar en een cliënt de in artikel 7 bedoelde overeenkomst wordt afgesloten, voert de bemiddelaar of, indien hij niet zelf bemiddelende activiteiten uitoefent, de consulent met de cliënt een gesprek waarin diens relatiebekwaamheid wordt getoetst.

Mits de cliënt daarmee schriftelijk instemt, kan de bemiddelaar aan een arts vragen om bij de cliënt medische informatie in te winnen over de mogelijkheden van de cliënt inzake relatievorming. De arts verstrekt hierover aan de bemiddelaar een louter formeel advies. § 2. Het verslag van het gesprek, bedoeld in § 1, eerste lid, en het advies, bedoeld in § 1, tweede lid, worden bewaard in het dossier van de cliënt. § 3. Over het inwinnen van medische informatie wordt geen melding gemaakt in de door de bemiddelaar gevoerde publiciteit.

Art. 7.§ 1. In de schriftelijke overeenkomst tussen de bemiddelaar en de cliënt zijn minstens de volgende gegevens opgenomen : 1° de naam, voornaam, geboorteplaats en datum, alsmede de woonplaats van de cliënt;2° de naam en voornaam of de benaming van de bemiddelaar, evenals diens woonplaats of maatschappelijke zetel;3° de datum van de inwerkingtreding van de overeenkomst;4° de precieze omschrijving van de door de bemiddelaar in het kader van de overeenkomst aangeboden diensten en van de bemiddelingsmethode;5° de kostprijs van de dienstverlening en de eventuele betalingsmodaliteiten;6° de duur van de overeenkomst;7° de wijze van beëindiging van de dienstverlening;8° een beschrijving en een profiel van de door de cliënt gezochte persoon, waarbij ten minste diens geslacht, leeftijd, gezinstoestand, beroep en verblijfplaats worden vermeld;9° de wijze waarop precieze persoonsgegevens betreffende de cliënt aan derden zullen meegedeeld worden, onverminderd artikel 17, § 1;10° het registratienummer, bedoeld in artikel 2 van de wet. § 2. Op elke overeenkomst wordt door de bemiddelaar een volgnummer aangebracht.

Art. 8.De bemiddelingsmethode dient de vrije partnerkeuze en het eigen initiatief van de cliënt te waarborgen.

Art. 9.Om belangenvermenging te voorkomen, mogen de bemiddelaar, zijn personeel of medewerkers geen beroep uitoefenen of activiteiten organiseren in : 1° de horeca- en vrijetijdssector;2° de welzijns- en gezondheidssector;3° de verzekerings- en juridische sector;4° de schrijvende pers en de audiovisuele media.

Art. 10.De bemiddelaar houdt voor elke cliënt een dossier bij, dat ten minste alle documenten bevat die vereist zijn overeenkomstig de wet, het decreet en hun uitvoeringsbesluiten.

Art. 11.Het dossier van cliënten van vreemde nationaliteit omvat : 1° de vermelding van de nationaliteit;2° voor personen uit een land dat niet tot de Europese Unie behoort : een voor eensluidend verklaard afschrift, ofwel van de verblijfsvergunning, ofwel van de erkenning als politiek vluchteling.

Art. 12.In geval van samenwerking met bemiddelaars die niet onder de Vlaamse Gemeenschap ressorteren, bezorgt de bemiddelaar dertig dagen na het sluiten van de in artikel 4, punt 8, van het decreet bedoelde overeenkomst aan de minister, samen met een kopie van die overeenkomst, de volgende stukken : 1° de wetgeving inzake huwelijks- en relatiebemiddeling die op de betrokken bemiddelaar van toepassing is;2° indien volgens de in 1° bedoelde wetgeving de overheid aan de bemiddelaar toelating moet verlenen voor het uitvoeren van bemiddelende activiteiten, een kopie van het document waaruit die toelating blijkt. Uiterlijk zestig dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde documenten, bezorgt de minister aan de bemiddelaar zijn advies omtrent de overeenkomst. Indien bij het verstrijken van die termijn de bemiddelaar geen advies heeft ontvangen, kan aan de adviesverplichting worden voorbijgegaan.

Art. 13.De bemiddelaar verleent aan de ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, toegang tot de lokalen waar de bemiddelende activiteiten plaatsvinden.

Op hun eenvoudig verzoek geeft hij die ambtenaren ter plaatse inzage in de stukken die met de erkenning verband houden, of stuurt hij hen daarvan een kopie.

De bemiddelaar, zijn personeel en medewerkers verstrekken aan die ambtenaren alle gevraagde informatie betreffende die aangelegenheden. Afdeling 2. - Uitbreiding van de decretale erkenningsvoorwaarden

Art. 14.De bemiddelaar legt een register aan waarin over elke cliënt de volgende gegevens zijn vermeld : 1° de naam en de voornaam;2° de datum van de overeenkomst met de cliënt;3° de totale bijdrage en wijze van spreiding van de betaling;4° het volgnummer, verwijzend naar het volgnummer op de overeenkomst met de cliënt.

Art. 15.De bemiddelaar of, indien hij een rechtspersoon is, zijn bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers, franchisenemers en personen bevoegd om hem te vertegenwoordigen mogen tijdens een periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning niet aansprakelijk gesteld zijn voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap, krachtens de artikelen 35, 63ter, 123 of 133bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.

Art. 16.De bemiddelaar maakt jaarlijks aan de administratie een recent getuigschrift van goed zedelijk gedrag over van hemzelf en, in voorkomend geval, van zijn bestuurders, zaakvoerders, personeelsleden, medewerkers, lasthebbers en franchisenemers.

Art. 17.§ 1. Een cliënt dient voorafgaandelijk en schriftelijk in te stemmen met de hem betreffende informatie die aan andere cliënten wordt meegedeeld, evenals met de inhoud van de hem betreffende advertenties in de media. De tekst van deze informatie en advertenties wordt, samen met het geschrift waaruit zijn instemming blijkt, bewaard in het dossier van de cliënt. § 2. De advertenties betreffende cliënten, die een bemiddelaar in de media verspreidt, vermelden zijn naam en erkenningsnummer. § 3. De publiciteit die een bemiddelaar voert, vermeldt steeds zijn adres en zijn erkenningsnummer.

Art. 18.Jaarlijks vóór 31 maart dient de bemiddelaar bij de administratie een jaarverslag over het voorbije kalenderjaar in.

Het verslag bevat : 1° een activiteitenverslag dat aangeeft in welke mate de beoogde resultaten worden gerealiseerd alsmede de knelpunten die zich hierbij aandienen;2° de samenstelling en de evolutie van het cliëntenbestand, onder meer - het aantal cliënten; - hun respectieve leeftijd en geslacht; - de regionale spreiding ervan. 3° de samenstelling van het personeelsbestand bij het einde van het kalenderjaar.

Art. 19.De bemiddelaar betaalt de kosten van de publicatie in het Belgisch Staatsblad en in twee Belgische dagbladen in geval van een eventuele schorsing of intrekking van de erkenning overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 2.

Art. 20.De bemiddelaar brengt elke wijziging van de gegevens in zijn dossier betreffende de erkenning binnen dertig dagen ter kennis van de administratie. HOOFDSTUK III. - De procedure voor het verlenen, schorsen en intrekken van de erkenning Afdeling 1. - De procedure voor het verlenen van de erkenning

Art. 21.Een aanvraag voor een erkenning is enkel ontvankelijk indien ze door de bemiddelaar met een aangetekende brief wordt ingediend bij de administratie en indien zij de volgende gegevens en stukken bevat : 1° naam, adres en telefoonnummer van de bemiddelaar;2° indien de bemiddelaar een rechtspersoon is, de rechtsvorm;3° indien reeds bemiddelende activiteiten werden uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van het decreet, de datum waarop die activiteiten werden aangevat;4° het registratienummer bedoeld in artikel 2 van de wet;5° een voor eensluidend verklaard afschrift van de inschrijving in het handelsregister of, indien het een vereniging zonder winstoogmerk betreft, een kopie van de statuten en de samenstelling van de raad van beheer, met hun eventuele wijzigingen, zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad;6° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag van de bemiddelaar en, in voorkomend geval, van zijn bestuurders, zaakvoerders, personeelsleden, medewerkers, lasthebbers en franchisenemers;7° alle stukken waaruit blijkt dat aan de erkenningsvoorwaarden is voldaan.

Art. 22.Indien de aanvraag niet ontvankelijk is, wordt de aanvraag, uiterlijk dertig dagen na ontvangst, door de administratie aan de aanvragende bemiddelaar teruggezonden met vermelding van de reden.

Indien de aanvraag ontvankelijk is, wordt uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag aan de aanvragende bemiddelaar hetzij de beslissing van de minister om de erkenning te verlenen, hetzij diens met redenen omklede voornemen om de erkenning te weigeren betekend. De betekening gebeurt door de administratie met een aangetekende brief die, in geval van een voornemen tot weigering, de mogelijkheid en de voorwaarden vermeldt om een bezwaarschrift in te dienen als bedoeld in artikel 23, § 1, eerste lid.

Indien het voornemen niet binnen de in het vorige lid genoemde termijn aan de aanvragende organisatie wordt betekend, wordt het voornemen geacht gunstig te zijn.

Art. 23.§ 1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de bemiddelaar tot uiterlijk één maand na ontvangst van het voornemen daartegen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie. Hij kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.

Het bezwaarschrift wordt behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld krachtens hoofdstuk III van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden. § 2. Indien de bemiddelaar tegen het voornemen geen bezwaarschrift heeft ingediend conform § 1, eerste lid, wordt de definitieve beslissing van de minister om de erkenning te weigeren binnen dertig dagen na het verstrijken van de in § 1, eerste lid, genoemde termijn aan de bemiddelaar betekend. De betekening gebeurt door de administratie met een aangetekende brief.

Art. 24.Indien de erkenning door de minister wordt geweigerd, kan de bemiddelaar geen nieuwe aanvraag voor een erkenning indienen, tenzij hij aantoont dat de reden voor de weigering in zijnen hoofde niet langer bestaat en voor zover minstens één jaar verstreken is sedert de betekening van de weigeringsbeslissing. Afdeling 2. - De procedure voor het schorsen en voor het intrekken van

de erkenning

Art. 25.Indien een bemiddelaar niet langer voldoet aan één of meer erkenningsvoorwaarden of indien hij niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, kan de administratie hem bij aangetekende brief aanmanen om zich binnen een termijn van maximum zes maanden aan die voorwaarden of aan de regels betreffende het toezicht te conformeren.

Art. 26.Indien ondanks de aanmaning de bemiddelaar de erkenningsvoorwaarden niet naleeft of niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, kan het gemotiveerd voornemen van de minister tot schorsing of intrekking van de erkenning aan de bemiddelaar worden betekend. Die betekening gebeurt door de administratie met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen, worden vermeld.

Art. 27.§ 1. Artikel 23 is van overeenkomstige toepassing voor het nemen van de definitieve beslissing tot schorsing of intrekking van de erkenning. § 2. Binnen een termijn van één jaar volgend op de betekening van de definitieve beslissing houdende intrekking van de erkenning, kan de bemiddelaar geen ontvankelijke aanvraag voor een erkenning in het kader van het decreet en dit besluit indienen. Afdeling 3. - De procedure voor het verlengen van de erkenning

Art. 28.Tot uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de erkenning kan de bemiddelaar de verlenging ervan aanvragen. De artikels 21 tot en met 24 zijn van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 29.Natuurlijke of rechtspersonen die op datum van inwerkingtreding van het decreet reeds werkzaam zijn als bemiddelaar en die het bewijs leveren dat zij voldoen aan de bepalingen van de wet, kunnen, indien zij binnen drie maanden na die datum een erkenningsaanvraag indienen, hun bemiddelende activiteiten verder uitoefenen totdat de beslissing over hun aanvraag hen wordt betekend.

Indien de erkenning wordt geweigerd, dienen de bemiddelende activiteiten van de betrokkene te zijn gestopt uiterlijk drie maanden na de betekening van de beslissing, onverminderd artikel 8, tweede lid, b) van het decreet.

Art. 30.Het decreet en artikel 25 van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden treden in werking op de datum waarop dit besluit in werking treedt.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.

Art. 32.De minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 maart 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^