Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 maart 1999
gepubliceerd op 29 april 1999

Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van de renovatie van woningen en gebouwen en van de bouw van nieuwe sociale woningen in de eigendomssector

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035511
pub.
29/04/1999
prom.
23/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/23/1999035511/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 MAART 1999. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van de renovatie van woningen en gebouwen en van de bouw van nieuwe sociale woningen in de eigendomssector


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, I, 4°;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 69, 70 en 71;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en begroting, gegeven op 22 maart 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat er zo spoedig mogelijk een subsidieregeling moet ingesteld worden teneinde de realisatie van inbreidingsgerichte nieuwbouw- en renovatieprojecten in de eigendomssector mogelijk te maken;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;2° woonvernieuwingsgebied en woningbouwgebied : de gebieden zoals bepaald bij besluit van de Vlaamse regering van 7 april 1998 houdende de afbakening van woonvernieuwings- en woningbouwgebieden;3° gebouw : elk bebouwd onroerend goed, ongeacht het oorspronkelijke of huidige gebruik;4° initiatiefnemer : het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, hierna genoemd VWF, voor projecten conform artikel 52, derde lid van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, hierna genoemd VHM en de door de VHM erkende sociale huisvestingsmaatschappijen;5° sociale koopwoning : een woning die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, een sociale huisvestingsmaatschappijen of het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen wordt bestemd om verkocht te worden aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden;6° vervangingsbouw : het volledig wegruimen van oude gebouwen en het oprichten, in de plaats hiervan, van nieuwe woningen met volledig nieuwe of gerecupereerde materialen;7° rijwoning : een woning die minstens aan twee zijden verbonden is met andere gebouwen;8° referentiedatum : de datum van de aankoopbelofte;9° inkomen : de som van het aan de personenbelasting onderworpen netto-inkomen, alsook de door de minister, op voorstel van de VHM, nader aan te wijzen inkomsten van de kandidaat-koper en van alle andere personen die met hem dezelfde woning zal betrekken, met uitsluiting van de ongehuwde kinderen die zonder onderbreking deel hebben uitgemaakt van het gezin en minder dan 25 jaar oud zijn op de referentiedatum.Het inkomen van de inwonende ascendenten van de personen wordt slechts voor de helft aangerekend. Het wordt niet aangerekend voor de familieleden van de eerste en de tweede graad die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn. Het inkomen wordt verhoogd met de fictieve rente; 10° fictieve rente : het fictieve inkomen berekend op de opbrengst van het gedeelte boven 1 miljoen fr, verkregen uit een vervreemding onder bezwarende titel, met inbegrip van de opbrengst uit onteigening, van woningen die plaats vond vanaf 3 jaar voor de referentiedatum.De minister bepaalt, op voorstel van de VHM, de opbrengst, de berekeningswijze en de modaliteiten van deze fictieve rente; 11° persoon ten laste : - het kind dat op de referentiedatum gedomicilieerd is op het adres van de kandidaat-koper en : - dat minder dan 18 jaar oud is of dat ouder is dan 18 jaar en waarvoor kinderbijslag of wezentoelage wordt uitbetaald; - dat door de minister, op voorlegging van bewijzen beschouwd wordt als zijnde ten laste; - de kandidaat-koper die zelf en het gezinslid dat, onder de door de minister, op voorstel van de Vlaamse minister bevoegd voor bijstand aan personen, gestelde voorwaarden, erkend is als ernstig gehandicapt; 12° SIF-plus gemeente : Aalst, Antwerpen, Blankenberge, Bredene, Brugge, De Panne, Dendermonde, Diest, Eeklo, Genk, Gent, Geraardsbergen, Ham, Kortrijk, Leuven, Lier, Maasmechelen, Mechelen, Menen, Nieuwpoort, Oostende, Ronse, Spiere-Helkijn, Tienen, Tongeren, Turnhout, Vilvoorde, Wetteren, Willebroek en Zelzate;13° gemeenten met een operationeel herwaarderingsgebied : Aalst, Aarschot, Alveringem, Antwerpen, Begijnendijk, Beringen, Beveren, Blankenberge, Boom, Borgloon, Bornem, Bree, Brugge, Buggenhout, De Panne, Dendermonde, Diest, Dilsen, Eeklo, Essen, Galmaarden, Genk, Gent, Geraardsbergen, Halle, Hamme, Harelbeke, Hasselt, Herentals, Herk-de-Stad, Hoogstraten, Kinrooi, Koekelare, Kontich, Kortessem, Kortrijk, Kruibeke, Kuurne, Lendelede, Leuven, Lier, Lokeren, Lommel, Maaseik, Machelen, Mechelen, Menen, Niel, Ninove, Oostende, Peer, Puurs, Riemst, Roeselare, Schelle, Sint-Genesius-Rode, Sint-Niklaas, Sint-Pieters-Leeuw, Sint-Truiden, Temse, Ternat, Torhout, Turnhout, Veurne, Vilvoorde, Vorselaar, Waregem, Wetteren, Wevelgem, Wuustwezel, Zwevegem, Zwijndrecht.

Art. 2.Ten einde in de kernen van steden en gemeenten sociale woonprojecten met sociale koopwoningen haalbaar te maken, kan de minister binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten, onder de bij dit besluit gestelde voorwaarden, subsidies verlenen aan de initiatiefnemers die overgaan tot één of meerdere van de volgende sociale huisvestingsprojecten : 1° de opbouw of vervangingsbouw van één of meer sociale koopwoningen;2° de renovatie van één of meer woningen, gebouwen of gedeelten ervan tot één of meer sociale koopwoningen.

Art. 3.Om in aanmerking te komen voor deze subsidies dient het project te voldoen aan minstens twee van volgende criteria : 1° het project is gelegen hetzij in een woonvernieuwingsgebied, hetzij in een woningbouwgebied van een SIF-plus gemeente of van een gemeente met een operationeel herwaarderingsgebied;2° het project betreft volledig of minstens voor 70% vervangingsbouw of renovatie;3° het project is gelegen in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied en omvat volledig of minstens voor 70% rijwoningen of appartementen.

Art. 4.Jaarlijks legt de VHM of het VWF de voor deze subsidies in aanmerking komende projecten ter goedkeuring aan de minister voor in de vorm van een globaal programma. De afdeling Woonbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap adviseert binnen de maand in welke mate de in dit programma opgenomen projecten voldoen aan de in artikel 3 van dit besluit vermelde criteria.

Op basis van dit advies bepaalt de minister overeenkomstig de bepalingen van dit besluit de subsidies binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten.

Art. 5.De subsidie voor de verrichtingen, bedoeld in artikel 2, bedraagt 40 % van de totale kostprijs van de werken indien het project voldoet aan de drie criteria, bedoeld in artikel 3. Indien het project slechts beantwoordt aan twee van de drie criteria, bedoeld in artikel 3, wordt de subsidie herleid tot 30 %.

Voor de berekening van de subsidie mag de totale kostprijs evenwel een door de minister te bepalen maximumbedrag niet overschrijden.

Art. 6.De subsidies worden in één schijf uitbetaald bij het indienen van de eindafrekening van het project. De vóórfinanciering gebeurt door de initiatiefnemer.

Art. 7.Voor het bepalen van de verkoopprijs van de sociale koopwoningen zullen de op basis van dit besluit toegekende subsidies, in mindering worden gebracht van de kostprijs van de woning. Van de toegekende subsidies mag een bedrag worden afgetrokken dat, overeenkomstig in onderling overleg en door de minister bekrachtigde modaliteiten, per project wordt goedgekeurd door de VHM voor wat betreft de sociale huisvestingsmaatschappijen en door de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap voor wat betreft het VWF.

Art. 8.§ 1. De particulier die een sociale koopwoning koopt en, eventueel, de persoon met wie hij wettelijk of feitelijk samenwoont of zal samenwonen, moeten op de referentiedatum voldoen aan volgende voorwaarden : 1° op basis van het laatst gekende aanslagbiljet, een inkomen hebben gehad dat niet minder bedraagt dan 250.000 fr en niet meer bedraagt dan : a) 1 000 000 fr.voor alleenstaanden; b) 1 500 000 fr.voor een gezin van twee personen; 2° geen woning volledig in volle eigendom of in vruchtgebruik hebben. De maximum-bedragen, bedoeld in het eerste lid, 1° worden verhoogd met 100 000 fr. per persoon ten laste.

Alle bedragen, vermeld in deze paragraaf, worden gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen van januari 1999. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand december, voorafgaand aan de aanpassing. § 2. De voorwaarde vermeld in §1, 2° is niet van toepassing op een koper die op de referentiedatum minstens 55 jaar oud is. Hij dient wel deze eigendomswoning uiterlijk 1 jaar na de referentiedatum verkocht te hebben of, al dan niet om niet, ter beschikking te stellen van een sociale huisvestingsmaatschappij of daarna en onder gelijke voorwaarden aan een erkend sociaal verhuurkantoor vanaf het ogenblik dat hij de met dit besluit gesubsidieerde woning betrekt. Die verhuring of terbeschikkingstelling wordt geregeld via een overeenkomst, opgesteld overeenkomstig een model dat door de VHM wordt uitgewerkt. § 3. Indien uit het aanslagbiljet blijkt dat het inkomen, bedoeld in § 1, 1°, kleiner is dan 250 000 fr., dan wordt het inkomen van het jaar nadien of eventueel zelfs van het lopende jaar in aanmerking genomen, voorzover het maximumbedrag vermeld in § 1, 1° niet wordt overschreden. Het inkomen kan dan met alle middelen worden aangetoond.

Art. 9.De initiatiefnemer is verplicht het bedrag van de subsidie, vermeerderd met de intresten aan de wettelijke rentevoet vanaf de ordonnancering van dat bedrag, aan het Vlaamse Gewest terug te betalen voor elke woning, waarvoor een subsidie als bedoeld in dit besluit werd aangevraagd, indien de in dit besluit gestelde voorwaarden niet werden nageleefd.

Art. 10.Sociale woonprojecten die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit opgenomen zijn op het goedgekeurde investeringsprogramma 1998 van de VHM voor de eigendomssector en waarvoor een ministerieel erkenningsbesluit, bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 7 maart 1990 houdende uitvoering van de artikelen 94 en 95 van de Huisvestingscode, werd getroffen waarvan de geldigheidstermijn nog niet is verstreken, en die voldoen aan de criteria van dit besluit, komen in aanmerking voor de toepassing van dit besluit.

Art. 11.Het besluit van de Vlaamse regering van 1 april 1993 tot regeling van de tegemoetkoming van het Vlaamse Gewest voor de uitvoering van stads- en dorpsherwaarderingsprojecten, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse regering van 22 december 1993, van 26 april 1995, van 24 juli 1996 en van 19 december 1996, wordt opgeheven.

Art. 12.In afwijking van artikel 11 blijft het in artikel 11 bedoelde besluit, zoals tot op heden gewijzigd, van toepassing op de verwervingen van onroerende goederen en de uitvoering van werken waarvoor de initiatiefnemer vóór het einde van de maand volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit de bij de post aangetekende adviesaanvraag verzonden heeft naar de gedelegeerde ambtenaar, overeenkomstig artikel 6 van het in artikel 11 bedoelde besluit.

Art. 13.Voor elke aanvraag tot het verkrijgen van de bij besluit van de Vlaamse regering van 3 februari 1993 ingestelde tegemoetkoming in de last van hypothecaire leningen, aangegaan om een woning te bouwen, te kopen of te renoveren, die vóór het einde van de maand volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingediend wordt en die betrekking heeft op een woning, gelegen in één van de herwaarderingsgebieden, blijft de tegemoetkoming voor de koop van een bestaande woning in een herwaarderingsgebied, alsook verhoging van het basisbedrag van de tegemoetkoming op grond van de ligging in een herwaarderingsgebied, gelden.

Art. 14.De artikels 69, 70 en 71 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en dit besluit treden in werking op 1 april 1999.

Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 maart 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS

^