gepubliceerd op 16 september 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 9 november 1994 tot vaststelling van de vormvoorschriften na te leven door de aanvrager van een bouw- of verkavelingsvergunning bij de verzending van de rappelbrief bedoeld in artikel 55, § 2, vierde lid, van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw
23 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 9 november 1994 tot vaststelling van de vormvoorschriften na te leven door de aanvrager van een bouw- of verkavelingsvergunning bij de verzending van de rappelbrief bedoeld in artikel 55, § 2, vierde lid, van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996;
Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 31 maart 1998 betreffende de vraag om advies van de Raad van State binnen de termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 juni 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De titel van het besluit van de Vlaamse regering van 9 november 1994 tot vaststelling van de vormvoorschriften na te leven door de aanvrager van een bouw- of verkavelingsvergunning bij de verzending van de rappelbrief bedoeld in artikel 55, § 2, vierde lid, van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, wordt als volgt gewijzigd : « Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de vormvoorschriften na te leven door de aanvrager van een bouw- of verkavelingsvergunning bij de verzending van de rappelbrief bedoeld in artikel 53, § 2, vierde lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 ».
Art. 2.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 9 november 1994 tot vaststelling van de vormvoorschriften na te leven door de aanvrager van een bouw- of verkavelingsvergunning bij de verzending van de rappelbrief bedoeld in artikel 55, § 2, vierde lid, van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 1.Bij de verzending van een rappelbrief als bedoeld in artikel 53, § 2, vierde lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, mag de bij de post afgegeven zending niet in een briefomslag worden opgeborgen. De brief wordt met de tekst aan de binnenzijde in twee gevouwen en langs de open zijden dichtgemaakt met doorzichtige kleefband. De naam en het adres van de afzender worden op de buitenzijde van de rappelbrief, in de linkerbovenhoek, goed leesbaar vermeld. Op de rechterzijde van diezelfde buitenzijde waar het adres van de afzender is vermeld, wordt, goed leesbaar, het adres van de bestemmeling aangebracht. De rappelbrief vermeldt naast een duidelijke verwijzing naar het toe te passen artikel van het decreet, alle gegevens betreffende de bouw- of verkavelingsaanvraag en het hoger beroep die toelaten te bepalen op welk dossier hij betrekking heeft.
De rappelbrief wordt op straffe van nietigheid gestuurd aan de heer minister bevoegd voor ruimtelijke ordening, p.a. Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen, Graaf de Ferraris-gebouw,
Emile Jacqmainlaan 156, bus 7, te 1000 Brussel.
Een brief verzonden op de in het eerste lid bepaalde wijze, waarin argumenten worden ontwikkeld ter ondersteuning van de aanspraken op een bouw- of verkavelingsvergunning, waarbij stavingsstukken worden gevoegd of waarin de aanvrager van de vergunning met toepassing van
Een rappelbrief, verzonden minder dan dertig dagen na een al dan niet aangetekend schrijven waarin de aanvrager vraagt om te worden gehoord, wordt niet als een geldige rappelbrief beschouwd. »
Art. 3.Artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 9 november 1994 tot vaststelling van de vormvoorschriften na te leven door de aanvrager van een bouw- of verkavelingsvergunning bij de verzending van de rappelbrief bedoeld in artikel 55, § 2, vierde lid, van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 4.Wanneer een rappelbrief wordt verzonden op het ogenblik dat reeds is overgegaan tot het notificeren van het ministerieel besluit met betrekking tot het beroep in verband met de betreffende bouw- of verkavelingsaanvraag, geldt als antwoord op de rappelbrief de bewuste notificatie als de kennisgeving van de beslissing, zoals bedoeld in artikel 53, § 2, vijfde lid. »
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 juli 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, E. BALDEWIJS