gepubliceerd op 19 september 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 1996 tot uitvoering van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds
23 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 1996 tot uitvoering van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 1996 tot uitvoering van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 tot regeling van de begrotingscontrole, inzonderheid op artikel 8, § 2;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 10 juli 1998 waarin geadviseerd wordt dat de ontvangsten en de uitgaven niet worden beïnvloed;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de beleidsplannen van de gemeenten die meer ontvangen dan het gewaarborgd trekkingsrecht worden goedgekeurd door de Vlaamse regering; dat deze goedkeuring wordt verleend in de vorm van een beleidsovereenkomst, die slaat op dezelfde periode als het beleidsplan; dat een bijsturing van het beleidsplan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 13 van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, aanleiding kan gegeven tot een wijziging van de beleidsovereenkomst;
Overwegende dat wezenlijke bijsturingen aan de beleidsovereenkomsten die zich situeren op het strategisch niveau, dat wil zeggen, wijzigingen van strategische doelstellingen, programma's en operationele doelstellingen, steeds moeten voorgelegd worden aan de Vlaamse regering, omdat deze bijsturingen afwijken van de fundamentele keuzes die werden gemaakt bij het afsluiten van de beleidsovereenkomst; dat er bij een vraag tot bijsturing van resultaten en indicatoren evenwel geen sprake is van wezenlijke bijsturingen in de hierboven vermelde zin;
Overwegende dat het voor de lokale besturen en eventuele derde uitvoerders van essentieel belang is zo snel mogelijk duidelijkheid te hebben over de resultaten die dienen behaald te worden tegen het einde van het betreffende jaar; dat het derhalve dringend aangewezen is de procedure wat betreft de goedkeuring van de bijsturingen van de beleidsovereenkomsten op het vlak van resultaten en indicatoren te herzien, in die zin dat deze niet wezenlijke bijsturingen worden goedgekeurd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het stedelijk beleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting en de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 1996 tot uitvoering van het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Indien een bijsturing van het beleidsplan aanleiding geeft tot een wijziging van de beleidsovereenkomst, worden deze wijzigingen, voor zover het geen wijzigingen aan stategische doelstellingen, programma's of operationele doelstellingen betreft, goedgekeurd door de Vlaamse minister, bevoegd voor stedelijk beleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen ».
Art. 2.De Vlaamse minister, bevoegd voor het stedelijk beleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 juli 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS De Vlaamse minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijkekansenbeleid, B. GROUWELS