Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 juli 1998
gepubliceerd op 05 september 1998

Besluit van de Vlaamse regering betreffende het beheer en de werking van het fonds bijzondere jeugdbijstand

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035970
pub.
05/09/1998
prom.
23/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/23/1998035970/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende het beheer en de werking van het fonds bijzondere jeugdbijstand


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, inzonderheid op artikel 39, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1990 en 25 juni 1992;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 juli 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat ten gevolge van de huidige delegatieregeling de behandeling van dossiers door het fonds bijzondere jeugdbijstand aanzienlijke vertraging oploopt; dat om daaraan te verhelpen dringend ruimere bevoegdheden dienen te worden verleend aan de directeur-generaal van het fonds; dat een aantal bepalingen van het huidige besluit betreffende het beheer en de werking van het fonds verwijzen naar andere regelingen die inmiddels zijn gewijzigd; dat om deze redenen de regels betreffende het beheer en de werking van het fonds onverwijld moeten worden aangepast teneinde een vlotte werking van het fonds te garanderen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid en de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het fonds : het fonds bijzondere jeugdbijstand, bedoeld in artikel 39 van de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990;2° de Vlaamse minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de bijstand aan personen;3° de directeur-generaal : de leidend ambtenaar van de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° het erkennings- en subsidiëringsbesluit : het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand.

Art. 2.De directeur-generaal is verantwoordelijk voor het dagelijks beheer van het fonds. Hij beslist welke personeelsleden, uitrusting en installaties van zijn administratie ter beschikking worden gesteld van het fonds. Hij is gemachtigd om namens de Vlaamse regering nota's, berichten, briefwisseling, documenten en goedkeuringen te ondertekenen met betrekking tot het dagelijks beheer van het fonds. Hij ziet toe op de afhandeling van de dossiers volgens de richtlijnen die door de Vlaamse regering worden vastgelegd.

Art. 3.De leidend ambtenaar is gemachtigd om tot een bedrag van 500.000 fr. per beslissing allerlei uitgaven ten laste van het Fonds goed te keuren, in zover het niet gaat om subsidies en de betrokken uitgaven niet voortvloeien uit vonnissen of arresten, dadingen of schulderkenningen.

Art. 4.§ 1. De directeur-generaal is gemachtigd om : 1° de beslissingen te nemen bedoeld in artikel 42, § 3 en artikel 55, § 1, tweede lid, van het erkennings- en subsidiëringsbesluit;2° binnen de perken van de bepalingen van het erkennings- en subsidiëringsbesluit de terugbetalingstermijnen van vorderingen te spreiden over maximaal 60 maanden; 3° in afwachting van de wettelijke annulatie de invordering van vastgestelde rechten voor een bedrag van ten hoogste 300.000 fr. per dossier, op te schorten als de inning of de terugvordering ervan strijdig is met een goed financieel beheer.

De vastgestelde rechten, bedoeld in het eerste lid, 3°, hebben betrekking op : 1° de terugvordering van ten onrechte betaalde subsidies;2° de terugvordering van kinderbijslagen of van vergoedingen die een gedeelte van de kinderbijslagen vervangen;3° de inning van bijdragen van personen ten aanzien van wie hulp wordt georganiseerd of van de onderhoudsplichtige personen. § 2. De directeur-generaal mag van de machtiging, bedoeld in § 1, 3°, slechts gebruik maken als hij achtereenvolgens: 1° bij gewone brief de betrokkene heeft aangemaand tot betaling;2° bij aangetekende brief de betrokkene een tweede maal heeft aangemaand tot betaling;3° naar de financiële toestand van de betrokkene heeft gevraagd om eventueel zijn onvermogen om te betalen vast te stellen;4° de betrokkene heeft voorgesteld om een afbetalingsplan te volgen als bedoeld in § 1, eerste lid, 2°. Als de kosten van de invorderingsprocedure kennelijk de verwachte baten zouden overschrijden of wanneer de betrokkene niet te bereiken is of in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven, mag de directeur-generaal bij gemotiveerde beslissing geheel of gedeeltelijk afzien van de in het eerste lid bedoelde invorderingsprocedure.

Art. 5.§ 1. De directeur-generaal kan zijn bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 2 tot 4, met uitzondering van deze met betrekking tot artikel 42, § 3, van het erkennings- en subsidiëringsbesluit, gedeeltelijk overdragen aan ambtenaren van niveau A die tot zijn administratie behoren. § 2. De directeur-generaal deelt de subdelegaties, bedoeld in § 1, mee aan het Rekenhof en aan de Vlaamse minister. § 3. De directeur-generaal rapporteert jaarlijks over het gebruik van de bij en krachtens dit besluit verleende machtigingen door middel van een activiteitenverslag dat aan de Vlaamse minister wordt meegedeeld.

In dat verslag wordt het gebruik van de machtiging bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 3°, voor elk dossier gemotiveerd.

Art. 6.Een eensluidend afschrift van dit besluit wordt aan het Rekenhof bezorgd.

Art. 7.Het besluit van de Vlaamse regering van 30 januari 1991 houdende vaststelling van de regelen tot het beheer en de werking van het fonds bijzondere jeugdbijstand wordt opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1998.

Art. 9.De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, zijn, ieder wat haar of hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 juli 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^