Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 juli 1997
gepubliceerd op 29 oktober 1997

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1988 houdende oprichting en werkwijze van de bemiddelingscommissie voor bijzondere jeugdbijstand en van het administratief secretariaat

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036206
pub.
29/10/1997
prom.
23/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/23/1997036206/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JULI 1997. Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1988 houdende oprichting en werkwijze van de bemiddelingscommissie voor bijzondere jeugdbijstand en van het administratief secretariaat


De Vlaamse regering, Gelet op de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, inzonderheid op de artikelen 12 tot en met 21;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1988 houdende oprichting en werkwijze van de bemiddelingscommissie voor bijzondere jeugdbijstand en van het administratief secretariaat, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 23 december 1988, 31 mei 1989, 10 oktober 1990, 22 mei 1991 en 11 maart 1992;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 23 juli 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op het advies van het Tussenoverlegcomité 14, gegeven op 14 juli 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat bij verscheidene bemiddelingscommissies een zeer hoog aantal bemiddelingsverzoeken wordt ingediend; dat de beschikbaarheid van de leden van de bemiddelingscommissies, die vrijwilligers zijn en een beroepsactiviteit uitoefenen, evenwel beperkt is; dat een koppeling van het werkgebied van de bemiddelingscommissies aan de gerechtelijke arrondissementen voor de cliënten inzichtelijker is; dat de eisen die het besluit stelt inzake toegankelijkheid en bereikbaarheid van het secretariaat met het beschikbare personeel onmogelijk gerealiseerd kunnen worden; dat de werking van de bemiddelingscommissie bij afwezigheid van de voorzitter beter gegarandeerd moet worden; dat het aantal hoogdringende doorverwijzingen naar het openbaar ministerie zonder oproeping van de partijen tot een absoluut minimum beperkt moet worden; dat bijgevolg volgens de huidige regelgeving de werking van de bijzondere jeugdbijstand dreigt vast te lopen; dat om al die redenen de werking van de bemiddelingscommissies zonder verwijl beter afgestemd dient te worden op de noden die in de praktijk ervaren worden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1988 houdende oprichting en werkwijze van de bemiddelingscommissie voor bijzondere jeugdbijstand en van het administratief secretariaat wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 2.Er wordt één bemiddelingscommissie opgericht in elk van de gerechtelijke arrondissementen Mechelen, Oudenaarde en Turnhout. Er worden twee bemiddelingscommissies opgericht in elk van de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Brugge, Brussel, Dendermonde, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven en Tongeren. Het werkgebied van voornoemde bemiddelingscommissies is het gerechtelijk arrondissement.

Er wordt één bemiddelingscommissie opgericht voor de gerechtelijke arrondissementen Ieper en Veurne, die haar werkgebied vormen.

De Vlaamse minister bepaalt de zetel van de bemiddelingscommissie. »

Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 3.§ 1. De bemiddelingsverzoeken, bedoeld in artikel 13, 1° tot en met 3° en 5° van de gecoördineerde decreten, kunnen worden ingediend bij eender welke bemiddelingscommissie. De bemiddelingsverzoeken en verzoeken om advies bedoeld in artikel 13, 4° kunnen worden ingediend bij de voor de behandeling bevoegde bemiddelingscommissie. § 2. De bemiddelingsverzoeken en de verzoeken om advies bedoeld in artikel 13, 1° tot en met 5° van de gecoördineerde decreten, worden behandeld door de bemiddelingscommissie van het werkgebied waarin de personen die over de minderjarige het ouderlijk gezag uitoefenen of hem onder hun bewaring hebben, hun verblijfplaats hebben.

Wanneer deze personen geen vaststaande of gekende verblijfplaats in België hebben, wordt de zaak behandeld door de bemiddelingscommissie van het werkgebied waarin de jongere verblijft of waarin hij wordt aangetroffen.

Uitzonderlijk en in overleg tussen de betrokken bemiddelingscommissies en de partijen kan hiervan worden afgeweken. § 3. De bemiddelingscommissie die gevat is overeenkomstig § 2 blijft bevoegd totdat een minnelijke regeling, bedoeld in artikel 17, § 1 van de gecoördineerde decreten, is bereikt of totdat één van de beslissingen, bedoeld in artikel 17, § 2 van die decreten is genomen, ook indien de personen die over de minderjarige het ouderlijk gezag uitoefenen of hem onder hun bewaring hebben of de minderjarige zelf van verblijfplaats veranderen. »

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 4.Om tot lid van de bemiddelingscommissie benoemd te worden, moet de kandidaat : 1° ten minste zesentwintig jaar en maximaal vijfenzestig jaar oud zijn bij de benoeming;2° de Belgische nationaliteit bezitten of sedert ten minste vijf jaar woonachtig zijn in het Vlaamse Gewest of Brussel-Hoofdstad;3° gedurende ten minste vijf jaar een functie, ambt of bedrijvigheid hebben uitgeoefend ten gevolge waarvan een bijzondere deskundigheid werd verworven inzake problematische opvoedingssituaties;4° woonachtig of tewerkgesteld zijn in het werkgebied van de betrokken bemiddelingscommissie;5° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag bestemd voor een openbaar bestuur kunnen voorleggen;6° beantwoorden aan het profiel bepaald door de Vlaamse minister.»

Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990, worden de woorden "het Bestuur Bijzondere Jeugdbijstand" vervangen door de woorden "de afdeling bijzondere jeugdbijstand".

Art. 5.Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 10.Het secretariaat is elke werkdag telefonisch bereikbaar, ten minste van 10 tot 12 uur en van 14 tot 16 uur.

De telefonische bereikbaarheid en de toegankelijkheid van de bemiddelingscommissie wordt georganiseerd door de secretaris, in overleg met de voorzitter en in samenspraak met andere bemiddelingscommissies.

Personen die een bemiddelingsverzoek bij mondelinge verklaring wensen in te dienen, worden binnen een termijn van twee werkdagen ontvangen bij voorkeur op het secretariaat van de bemiddelingscommissie. »

Art. 6.In artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bq het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990, worden in het eerste lid de woorden "artikel 25, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 25, § 2, tweede lid".

Art. 7.In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990, worden in het tweede lid, 2°, de woorden "het Bestuur Bijzondere Jeugdbijstand" vervangen door de woorden "de afdeling bijzondere jeugdbijstand".

Art. 8.In artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990, wordt in het tweede lid het woord " aangetekende" vervangen door het woord "gewone".

Art. 9.Artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 25.§ 1. De voorzitter leidt de werkzaamheden van de bemiddelingscommissie.

Wanneer de voorzitter niet aanwezig is, wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter, of indien ook deze niet aanwezig is, door een door de voorzitter aangewezen lid. § 2. De bemiddelingscommissie verwijst geen zaken door naar het openbaar ministerie zonder oproeping van de partijen overeenkomstig artikel 18, § 1.

De voorzitter of zijn vervanger kan hiervan in naam van de bemiddelingscommissie, in uitzonderlijke en dringende omstandigheden afwijken. De beslissing moet gemotiveerd zijn.

Over die beslissing wordt door de voorzitter tijdens de eerstvolgende zitting van de bemiddelingscommissie verslag uitgebracht.

De Vlaamse minister wordt binnen de vijf werkdagen van deze gemotiveerde beslissing op de hoogte gebracht. »

Art. 10.In artikel 28 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De secretaris is belast met de bewaring van de dossiers. Afgesloten dossiers worden bewaard tot vijf jaar na de meerderjarigheid van de betrokken minderjarige. »

Art. 11.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 30.§ 1. In afwijking van artikel 29 kan de bemiddelingscommissie, zonder zich vooraf tot de Vlaamse minister te wenden, overgaan tot volgende uitgaven aangaande : 1° beperkte verbruiksuitgaven ten laste van de huurder in verband met het betrekken van lokalen;2° betaling van rekeningen in verband met het klein onderhoud van lokalen;3° levering van goederen en diensten, die dringend nodig zijn en waarvan de betaling niet kan worden uitgesteld;4° bijkomende bestellingen van gespecialiseerde publikaties;5° vergader- en onthaalkosten. § 2. Om de in § 1 bedoelde uitgaven te dekken worden jaarlijks per bemiddelingscommissie geldvoorschotten ter beschikking gesteld ten belope van maximum 30.000 F. Deze geldvoorschotten worden aangerekend op de kredieten die op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, voor de werking van de bemiddelingscommissies beschikbaar zijn en worden beheerd via een centrale geldvoorschottenrekening. § 3. Tot de betaling van de in § 1 bedoelde uitgaven kan slechts worden overgegaan na voorlegging van de nodige verantwoordingsstukken. »

Art. 12.In artikel 35 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Indien de Vlaamse minister overweegt ambtshalve een einde te stellen aan een mandaat, wordt dit bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de betrokkene. Deze beschikt, vanaf de datum van ontvangst van de brief, over een termijn van vijftien werkdagen om te vragen door de Vlaamse minister te worden gehoord. In dat geval wordt de betrokkene door de Vlaamse minister schriftelijk opgeroepen binnen een termijn van vijftien werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de brief. Nadat de betrokkene werd gehoord of indien hij binnen een termijn van vijftien werkdagen vanaf de datum van ontvangst van zijn oproepingsbrief aan die oproeping geen passend gevolg heeft gegeven, kan aan zijn mandaat door de Vlaamse minister een einde worden gesteld. »

Art. 13.Aan artikel 37, § 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990 en 22 mei 1991, wordt een tweede en derde lid toegevoegd, dat als volgt luidt : « De Vlaamse minister kan bepalen dat één secretariaat instaat voor de administratieve ondersteuning van meerdere bemiddelingscommissies binnen hetzelfde gerechtelijk arrondissement.

De standplaats van de ambtenaren belast met het secretariaat is de zetel van de bemiddelingscommissie. »

Art. 14.In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven : 1 ° artikel 31, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 1992; 2° artikel 38, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 1990.

Art. 15.De bemiddelingscommissie opgericht in het gerechtelijk arrondissement leper en de bemiddelingscommissie opgericht in het gerechtelijk arrondissement Veurne, houden op te bestaan.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, stelt voor iedere bepaling van dit besluit de datum van inwerkingtreding vast.

Art. 17.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel 23 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS

^