gepubliceerd op 08 oktober 1997
Besluit van de Vlaamse regering houdende regeling van de vorm en de wijze van onderzoek van de aanvragen tot het verkrijgen van een vergunning voor het opsporen en het ontginnen van petroleum en brandbare gassen
23 JULI 1997. Besluit van de Vlaamse regering houdende regeling van de vorm en de wijze van onderzoek van de aanvragen tot het verkrijgen van een vergunning voor het opsporen en het ontginnen van petroleum en brandbare gassen
De Vlaamse Regering Gelet op de richtlijn 94/22/EG van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op altikel 6, §, VI, 1°, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 83 van 28 november 1939 betreffende het opsporen en het ontginnen van bitumineuze gesteenten, petroleum en brandbare gassen, gewijzigd door het besluit van de Regent van 23 augustus 1948;
Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 11 maart 1997 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 mei 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, K.M.O., Landbouw en Media;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° vergunning : iedere wettelijke, bestuursrechtelijke of contractuele bepaling waarmee een subject vanuit de bevoegdheid natuurlijke rijkdommen het exclusieve recht krijgt tot het opsporen en/of ontginnen van petroleum en brandbare gassen in een geografisch gebied, voor zijn rekening en risico.2° overdracht : het vervreemden en de erfelijke overgang van rechten door de vergunning toegekend.3° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen. 4°de administratie : de administratie Economie, afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 5° de vergunningscommissie : de commissie die tot taak heeft alle aspecten tot het verkrijgen van een vergunning voor het opsporen en het ontginnen van petroleum en brandbare gassen te onderzoeken en te begeleiden.6° de beroepscommissie : de commissie die kennis neemt van de beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de minister.7° subject : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon of groep van dergelijke personen die een vergunning aanvraagt, vermoedelijk zal aanvragen, dan wel een vergunning bezit. HOOFDSTUK II. - De vergunningscommissie
Art. 2.Om de aanvragen tot het verkrijgen van vergunningen te onderzoeken en te begeleiden wordt een vergunningscommissie opgericht.
Deze vergunningscommissie bestaat uit vijf ambtenaren. De Vlaamse administraties waaronder de sectoren natuurlijke rijkdommen, ruimtelijke ordening, economie, leefmilieu en landbouw ressorteren, worden in de vergunningscommissie vertegenwoordigd.
De bevoegde Vlaamse ministers wijzen deze ambtenaren aan.
Naast elk effectief lid wordt eveneens een plaatsvervanger aangewezen.
De vergunningscommissie wordt voorgezeten door de ambtenaar die als effectief lid door de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, werd aangewezen.
De administratie is belast met het secretariaat van de vergunningscommissie en met het inwinnen van de wettelijk vereiste adviezen.
Art. 3.De leden van de vergunningscommissie kunnen deskundigen horen. HOOFDSTUK III. - De beroepscommissie
Art. 4.Tegen beslissingen van de minister kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse regering.
De Vlaamse regering kan zich voor de behandeling van de beroepschriften laten adviseren door een beroepscommissie.
De beroepscommissie bestaat uit een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen; een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor ruimtelijke ordening; een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid; een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor leefmilieu en een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor landbouw.
Het lidmaatschap van de vergunningscommissie is onverenigbaar met dat van de beroepscommissie.
De beroepscommissie wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor natuurlijke rijkdomrnen.
De administratie is belast met het secretariaat van de beroepscommissie.
De leden van de beroepscommissie kunnen deskundigen horen. HOOFDSTUK IV. - Indienen van de aanvragen voor een vergunning
Art. 5.§ 1. De aanvragen tot het verkrijgen van een vergunning worden ingediend bij de administratie.
De aanvraag wordt bij aangetekend schrijven ingediend in tien exemplaren.
Elk exemplaar van de aanvraag omvat de volgende basisgegevens : - naam, voornaam, beroep, woonplaats en nationaliteit van het subject.
Als ze uitgaat van een vennootschap, dienen een exemplaar van de statuten en de bewijsstukken voor de vertegenwoordigheidsbevoegdheid van de ondertekenaars te worden ingesloten; - een nauwkeurige beschrijving van de zone waarbinnen het subject zich voorneemt petroleum en brandbare gassen op te sporen en/of te ontginnen; - de termijn waarvoor een vergunning wordt aangevraagd.
Als bijlage wordt een topografisch plan op een schaal van 1/100.000 toegevoegd. Dit plan bevat naast de nauwkeurige aanduiding van de beschreven zone, eventueel eveneens de grenzen van de zones waarvoor reeds een vergunning werd verleend, alsook de mijnconcessies gelegen onder het grondgebied waarop de aanvraag betrekking heeft. § 2. Daarnaast dienen samen met de aanvraag, in de vorm van tien dubbele en gesloten enveloppen, waarvan de binnenste enveloppe verzegeld is, de volgende documenten te worden neergelegd waarvan tijdens het onderzoek de strikte vertrouwelijkheid wordt verzekerd : - gegevens op basis waarvan de technische deskundigheid en financiële draagkracht van de aanvrager beoordeeld kunnen worden; - een kaart waarop is aangegeven waar het subject voornemens is boringen en geofysisch onderzoek te verrichten gedurende de eerste fase van de werkzaamheden; - een nota met een beknopt tijdschema en de beschrijving van de uit te voeren werkzaamheden, van de oprichting van de installaties en de aan te wenden procédés in elke fase van de werkzaamheden; HOOFDSTUK V. - Behandeling van de aanvragen voor een vergunning
Art. 6.De aanvraag wordt door de administratie in een daartoe bestemd register ingeschreven. De inschrijving vermeldt de basisgegevens van de aanvraag en verwijst naar het dossier dat wordt aangelegd.
De aanvrager wordt onverwijld per aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van de inschrijving.
Het register, de aanvraag en de bijlagen, behoudens die welke onder verzegelde omslag worden neergelegd, liggen ter inzage.
Art. 7.De aanvraag wordt na ontvangst door de administratie onverwijld voor publicatie overgemaakt aan de diensten van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.
In de bekendmaking worden de basisgegevens van de aanvraag opgenomen en wordt de plaats aangeduid waar men inzage kan nemen van het dossier.
De kosten van bekendmaking zijn voor rekening van het subject.
Art. 8.Eenieder die in het gehele gebied waarop de aanvraag betrekking heeft of in een gedeelte daarvan, petroleum en brandbare gassen wenst op te sporen en/of te ontginnen, kan per aangetekend schrijven binnen negentig dagen na de bekendmaking van de aanvraag in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bij de administratie een aanvraag om mededinging indienen.
De aanvragen tot mededinging worden ingediend in dezelfde vorm zoals bepaald in artikel 5 en worden onmiddellijk ingeschreven in het register bedoeld in artikel 6.
De subjecten die wensen mede te dingen en het subject dat de vergunning heeft aangevraagd, worden onmiddellijk per aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van de inschrijving(en).
Art. 9.Als de aanvraag tot mededinging slaat op een gebied groter dan dat van de oorspronkelijke aanvraag, wordt ze, voor wat het bijkomend gebied betreft, als een nieuwe aanvraag beschouwd.
Art. 10.Binnen twintig dagen volgend op de dag waarop de termijn voor het indienen van de aanvraag tot mededinging is verstreken, worden de verzegelde enveloppen, gevoegd bij de aanvraag en bij de aanvragen tot mededinging, door de administratie geopend. De indieners van de aanvraag en de aanvragen tot mededinging worden ten minste drie dagen vooraf uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn.
Art. 11.Binnen zestig dagen na opening brengt de vergunningscommissie aan de minister een advies uit over de vergunningsaanvraag en de aanvragen tot mededinging. Zij kan bij dit advies een voorstel van vergunningsvoorwaarden voegen.
Art. 12.De vergunningscommissie evalueert de aanvragen aan de hand van de volgende criteria : - de impact op de Vlaamse economie; - technische deskundigheid en financiële draagkracht van de aanvrager; - de impact van de geplande activiteit op de leefomgeving; - de vooropgestelde herstructurering voor het betrokken gebied na de geplande activiteit; - naleving van de vergunningsvoorwaarden voor vroeger toegekende vergunningen; - rekening houdend met de artikelen 16 en 17 van dit besluit mag de in de aanvraag vooropgestelde oppervlakte van het te vergunnen gebied of de vooropgestelde termijn van de vergunning niet leiden tot een monopoliepositie of discriminatie.
Art. 13.Na ontvangst van het advies beslist de minister uiterlijk binnen dertig dagen over het al dan niet verlenen van een vergunning.
Als de minister geen uitspraak doet binnen de gestelde termijn worden de aanvraag en de aanvragen tot mededinging geacht te zijn geweigerd. HOOFDSTUK V. - Beroep
Art. 14.Binnen dertig dagen na de betekening van de beslissing aan het subject dat de vergunning heeft aangevraagd en de mededingers, kunnen deze beroep aantekenen bij de Vlaamse regering.
Art. 15.De Vlaamse regering neemt, al dan niet niet na inwinning van het advies van de beroepscommissie bedoeld in artikel 4, een definitieve beslissing betreffende de vergunning binnen negentig dagen na de betekening van de beslissing van de minister.
De betrokkenen worden onverwijld per aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van de beslissing van de Vlaamse regering.
Als de Vlaamse regering geen uitspraak doet binnen de gestelde termijn, wordt het beroep geacht te zijn verworpen. HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen betreffende de vergunningen
Art. 16.De oppervlakte van een vergund gebied dient voldoende groot te zijn om een economisch verantwoorde bedrijfsvoering mogelijk te maken.
De oppervlakte mag echter nooit zo groot zijn dat de vergunning aanleiding zou kunnen geven tot een monopoliepositie via één enkele aanvraag.
Art. 17.De termijn van een toegestane vergunning dient voldoende lang te zijn om de subjecten in staat te stellen hun activiteit economisch verantwoord uit te voeren. De minister kan de duur van een toegestane vergunning verlengen als blijkt dat de oorspronkelijk vastgestelde looptijd onvoldoende is om de betrokken activiteit te voltooien. De activiteit kan enkel worden verlengd als zij is verricht in overeenstemming met de vergunningsvoorwaarden.
De termijn mag evenwel niet leiden tot discriminatie of een tijdelijk monopolie ten aanzien van andere betrokkenen.
Art. 18.De vergunning mag worden geweigerd in het algemeen belang van het Vlaamse Gewest. Een weigering mag echter nooit tot discriminatie leiden.
De vergunning mag, uit overwegingen van nationale of gewestelijke veiligheid,ook worden geweigerd aan subjecten die geheel of gedeeltelijk gedomineerd worden door een derde land of door onderdanen van een derde land.
Art. 19.In het belang van het planmatige beheer van de koolwaterstofvoorraden, de milieubescherming, de veiligheid en de gezondheid van de bevolking, kunnen in het vergunningsbesluit productiequota worden opgelegd inzake de ontginning van petroleum en brandbare gassen.
Art. 20.Voor elke aanvraag tot overdracht van de door de vergunning verleende rechten gelden dezelfde regels als voor de vergunningsaanvragen onder hoofdstuk IV, V en VI, met uitzondering van de artikelen 5, § 2, 7 tot en met 13 en toevoeging van volgende regeling. Binnen zestig dagen na ontvangst van de aanvraag tot overdracht van de door de vergunning verleende rechten brengt de vergunningscornmissie aan de minister een advies uit. Dit advies vermeldt alle gegevens welke het mogelijk maken de financiële en technische middelen van de overnemer te beoordelen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 21.Alle aanvragen tot het verkrijgen van een vergunning die werden ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn vervallen.
Art. 22.Het koninklijk besluit van 7 april 1953 houdende regeling van de vorm en van de wijze van onderzoek der aanvragen tot het bekomen van een uitsluitende vergunning tot het opsporen of ontginnen van petroleum en brandbare gassen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 maart 1960, houdt op van toepassing te zijn op het Vlaamse Gewest.
Art. 23.Het besluit van de Vlaamse regering van 30 mei 1984 waarbij het opsporen en het ontginnen van petroleum en brandbare gassen op het hele grondgebied van het Vlaamse Gewest aan het Gewest wordt voorbehouden, wordt opgeheven.
Art. 24.De Vlaamse minister bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 juli 199.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Economie, K.M.O. Landbouw en Media E. VAN ROMPUY