Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 juli 1997
gepubliceerd op 29 augustus 1997

Besluit van de Vlaamse regering tot nadere bepaling van de afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036022
pub.
29/08/1997
prom.
23/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/23/1997036022/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JULI 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot nadere bepaling van de afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 6ter, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 1997 betreffende een afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen;

Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op artikel 44bis, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 1997 betreffende een afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen;

Gelet op de bijlage, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, inzonderheid op punt 1;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 18 juli 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat onmiddellijk de nodige regels voor de procedure moeten worden vastgesteld; dat het mogelijk moet worden gemaakt de aanvragen tot afwijking op een rechtszekere wijze in te dienen en hierover, met de nodige garanties voor de aanvrager en de overheid, de bij decreet vereiste adviezen uit te brengen; dat de regering in staat moet worden gesteld om tijdig te beslissen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;2° het decreet : het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;3° de aanvraag tot afwijking : de aanvraag tot afwijking voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, zoals bepaald in de artikelen 6ter van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en 44bis van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;4° de minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor het onderwijs;5° de secretaris-generaal : de secretaris-generaal van het departement onderwijs;6° de inspecteur-generaal : de inspecteur-generaal van het basisonderwijs of de inspecteur-generaal van het secundair onderwijs, al naargelang het onderwijsniveau waarop de aanvraag betrekking heeft.

Art. 2.Het schoolbestuur of de inrichtende macht stuurt per aangetekende brief de aanvraag tot afwijking toe aan de inspecteur-generaal. De aanvraag kan slaan op één of op verscheidene scholen van het schoolbestuur of de inrichtende macht.

De aanvrager voegt alle stukken toe die zijn aanvraag onderbouwen en gebruikt bij zijn verwijzing de nummering zoals die voorkomt in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 1997 tot bepaling van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen van het gewoon basisonderwijs en de bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 20 juni 1996 tot bepaling van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs.

Art. 3.1. De minister stelt de lijst met de deskundigen op. 2. De aanvrager kiest uit de opgestelde lijst een deskundige, die deel uitmaakt van de commissie ad hoc.De inspecteur-generaal bezorgt hem daartoe, na het ontvangen van zijn aanvraag, de lijst; de aanvrager deelt de inspecteur-generaal de deskundige op straffe van nietigheid binnen de 3 kalenderdagen per aangetekende brief mee.

Deze deskundige mag geen lid zijn van het betrokken schoolbestuur of de betrokken inrichtende macht.

Art. 4.De afwijkingsaanvragen van het basisonderwijs die betrekking hebben op het schooljaar 1998-99 dienen op zijn minst aan te geven waarom de ontwikkelingsdoelen en eindtermen die conform artikel 44 van het decreet zijn vastgelegd, onvoldoende ruimte laten voor de eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen en/of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn. In dezelfde aanvraag stelt men de krachtlijnen van de vervangende ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen voor. Aanvullende stukken betreffende de vervangende ontwikkelingsdoelen en/of eindtermen, dienen uiterlijk op 30 oktober 1997 bij de inspecteur-generaal ingediend te worden.

Art. 5.De inspecteur-generaal wijst drie leden van zijn inspectie aan die onderzoeken of de afwijkingsaanvraag ontvankelijk en gelijkwaardig is en die hierover een advies aan de Vlaamse regering uitbrengen.

Art. 6.De minister wijst de deskundige aan die namens de Vlaamse regering deel uitmaakt van de commissie ad hoc.

Het secretariaat van de commissie ad hoc wordt waargenomen door een ambtenaar, aangewezen door de secretaris-generaal.

Art. 7.De aanvrager wordt door de leden van de inspectie die zijn aanvraag onderzoeken en door de commissie ad hoc gehoord. Hij wordt hiertoe minstens vijf dagen op voorhand per brief of fax opgeroepen; deze termijn kan in spoedeisende gevallen ingekort worden.

De aanvrager kan aan de leden van de inspectie en van de commissie ad hoc alle aanvullende stukken toesturen, op eigen initiatief of op vraag van deze instanties.

Art. 8.De leden van de onderwijsinspectie en van de commissie ad hoc leggen, voor de gevallen bepaald in de artikelen 44bis, 3, van het decreet en 6ter, 3, van de wet, hun advies uiterlijk op 15 november voor aan de minister.

Voor de gevallen bepaald in artikel 6ter, 4, van de wet, leggen zij dit advies voor uiterlijk op 20 september, wat de ontvankelijkheid betreft, en uiterlijk op 15 januari, wat de gelijkwaardigheid betreft.

Art. 9.De aanvrager wordt per aangetekende brief op de hoogte gebracht van de beslissing van de Vlaamse regering over zijn aanvraag.

Art. 10.Aan punt 1 "Onderwijs en Permanente Vorming" van de bijlage, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, wordt een streepje toegevoegd, dat luidt als volgt : « de commissie ad hoc in het kader van de afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen. »

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997.

Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^