Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 22 februari 2008
gepubliceerd op 16 april 2008

Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van strategische investerings- en opleidingssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest

bron
vlaamse overheid
numac
2008200836
pub.
16/04/2008
prom.
22/02/2008
ELI
eli/besluit/2008/02/22/2008200836/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van strategische investerings- en opleidingssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, inzonderheid op de artikelen 9 tot 11, 22 tot 24, en 38;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 september 2007;

Gelet op de mededeling van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen van 25 oktober 2007 dat de samenstellende organisaties van de raad over het ontwerp van besluit geen consensus hebben bereikt, zodat geen advies wordt verleend;

Gelet op het advies 43.956/1 van de Raad van State, gegeven op 10 januari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende de Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingskosten en eventuele latere wijzigingen van deze verordening (PB EU van 13 januari 2001, L 10/20);

Overwegende de Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen en eventuele latere wijzigingen van deze verordening (PB L 010 van 13 januari 2001, blz. 33-42);

Overwegende de richtsnoeren inzake regionale steun 2007-2013/C 54/08 (PB C 54 van 4 maart 2006, blz. 13-44);

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;3° verordening regionale investeringssteun : verordening (EG) nr. 1628/2006 van de commissie van 24 oktober 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op nationale regionale investeringssteun en eventuele latere wijzigingen van deze verordening (PB L 302 van 1 november 2006, blz. 22-40); 4° Agentschap Economie : intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid dat behoort tot het beleidsdomein EWI;5° onderneming : de onderneming, vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet;6° kleine, middelgrote en grote ondernemingen : ondernemingen als vermeld in artikel 3, 2°, 3° en 4°, van het decreet;7° regionale steungebieden : de gebieden, vermeld in artikel 3, 7°, van het decreet;8° steun : de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet;9° steunintensiteit : de intensiteit, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet;10° bevestigingsbrief : brief van het Agentschap Economie waarbij wordt bevestigd dat, onder voorbehoud van de uiteindelijke uitkomst van een gedetailleerd onderzoek, het project aan de vastgestelde voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor steun. Afdeling II. - Definitie van kleine, middelgrote en grote

ondernemingen

Art. 2.De tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, vermeld in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet, worden berekend overeenkomstig de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine en middelgrote ondernemingen. Die definitie is opgenomen in bijlage I van Verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie wat betreft uitbreiding van het toepassingsgebied tot steun voor onderzoek en ontwikkeling.

De gegevens voor de berekening van de tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal worden vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van artikel 3 en 4.

Als artikel 32, § 4, van toepassing is, worden de tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal van de patrimoniumvennootschap en de aanvragende onderneming samengeteld.

Art. 3.De gegevens voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming hebben betrekking op de referentieperiode.

De referentieperiode is het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft en die beschikbaar is via een centrale databank.

Om de omzet te berekenen wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een periode van twaalf maanden. Bij recent opgerichte ondernemingen waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunt men op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, is de referentieperiode de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag.

Art. 4.De gegevens voor de berekening van de tewerkstelling van het aantal werkzame personen worden vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. De referentieperiode is de periode van tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de datum van de steunaanvraag en die beschikbaar zijn via een centrale databank.

Het bewijs van de tewerkstelling van havenarbeiders in ondernemingen die ressorteren onder de verschillende paritaire comités van de havens, wordt geleverd door attesten van de bevoegde werkgeversorganisaties in de verschillende havens. Voor de berekening van het aantal havenarbeiders wordt het aantal gepresteerde taken gedurende de referentieperiode gedeeld door het gemiddelde aantal gepresteerde taken tijdens die periode. Afdeling III. - Algemene voorwaarden

Art. 5.Er wordt geen steun verleend aan ondernemingen die niet voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest.

De onderneming mag op de indieningdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben en geen procedure op basis van Europees of nationaal recht lopen hebben waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.

Art. 6.Onverminderd artikel 4, 2, laatste alinea, van de verordening regionale investeringssteun gaat de termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 7 van het decreet, in vanaf het beëindigen van de investeringen in geval het een investeringsproject of een gecombineerd project betreft.

Art. 7.Er kan geen steun verleend worden aan ondernemingen als een administratieve overheid, als vermeld in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, over een dominerende invloed beschikt. Er is een vermoeden van dominerende invloed als de onderneming voor 50 % of meer van het kapitaal of de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van de administratieve overheid.

Dat vermoeden kan weerlegd worden als de onderneming kan aantonen dat de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid, in werkelijkheid geen dominerende invloed uitoefent op het beleid van de onderneming. De minister neemt daarover een beslissing.

Art. 8.Een onderneming kan maar om de drie jaar ofwel een strategisch opleidingsdossier, ofwel een strategisch investeringsdossier, ofwel een gecombineerd dossier indienen. HOOFDSTUK II. - Steun voor strategische opleidingsprojecten Afdeling I. - Toepassingsgebied

Art. 9.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan steun worden verleend aan ondernemingen voor een strategisch opleidingsproject onder de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit.

Art. 10.Alleen ondernemingen die behoren tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.

De minister kan die bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. Afdeling II. - Start en beëindiging van het strategisch

opleidingsproject

Art. 11.Het strategisch opleidingsproject start op zijn vroegst op de datum van de bevestigingsbrief en uiterlijk zes maanden na die datum.

Het strategisch opleidingsproject heeft een duur van maximaal drie jaar, die loopt vanaf de datum van de bevestigingsbrief. De minister kan deze termijn op gemotiveerd verzoek verlengen.

Het strategisch opleidingsproject start op de datum van de aanvang van de eerste opleiding.

Art. 12.De steun vervalt volledig indien de onderneming start met de opleidingen voor de datum van de bevestigingsbrief. Afdeling III. - Steunintensiteit

Art. 13.De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

Art. 14.De subsidie bedraagt minimaal 20 % en maximaal 25 % van de kosten die in aanmerking komen.

Art. 15.De kosten die maximaal in aanmerking komen zijn die welke zijn opgenomen in artikel 23 van het decreet. De minister kan die kosten beperken.

Art. 16.De minimale subsidiabele opleidingskosten bedragen 450.000 euro.

Art. 17.§ 1. De subsidie wordt geplafonneerd op 1 miljoen euro per aanvraag. § 2. Indien het gaat om een project van bijzonder belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, kan de Vlaamse Regering, binnen de maximale Europese grenzen, afwijken van de in dit besluit opgenomen beperkingen. Afdeling IV. - Procedure

Onderafdeling I. - Algemeen

Art. 18.De ondernemingen moeten een aanvraag tot het verkrijgen van een subsidie indienen aan de hand van een formulier dat daarvoor ter beschikking wordt gesteld.

Art. 19.De subsidieaanvraag wordt individueel getoetst aan ontvankelijkheids- en beoordelingscriteria.

Onderafdeling II. - Ontvankelijkheidscriteria

Art. 20.§ 1. De aanvraag tot toekenning van een subsidie is ontvankelijk als het dossier volledig is en als bij het aanvraagformulier een kwalitatief opleidingsplan is gevoegd. § 2. De minister kan de uitvoeringsvoorwaarden van de ontvankelijkheidscriteria, vermeld in § 1, bepalen.

Art. 21.§ 1. De aanvragende onderneming motiveert in het bijgevoegde opleidingsplan dat de aangevraagde steun een stimulerend effect heeft voor het opleidingsproject. Ze toont dat aan door : 1° een toename van de omvang van het opleidingsproject of van haar activiteit als gevolg van de toekenning van de steun;2° een toename van de reikwijdte van het opleidingsproject of van haar activiteit als gevolg van de toekenning van de steun;3° een stijging van de totale uitgaven van de aanvragende onderneming voor het opleidingsproject als gevolg van de toekenning van de steun. § 2. Concreet wordt dat stimulerende effect bewezen door aan te tonen : 1° welke opleidingen in elk geval zullen plaatsvinden;2° welke opleidingen de onderneming bereid is boven op de opleidingen, vermeld in 1°, te laten plaatsvinden. Onderafdeling III. - Beoordelingscriteria

Art. 22.§ 1. De strategische waarde van de ontvankelijke subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende criteria : 1° bedrijfseconomische criteria die peilen naar de prestaties en de leefbaarheid van de aanvragende onderneming;2° sociale criteria die nagaan of de aanvragende onderneming haar sociaal- maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt;3° ecologische criteria die de inspanningen beoordelen die de aanvragende onderneming levert om een milieuzorgsysteem uit te bouwen. § 2. De minister bepaalt de inhoud en het gewicht van die criteria met het oog op de toekenning van een subsidie.

Art. 23.De maximumscore die een onderneming op basis van de beoordelingscriteria kan behalen, bedraagt honderd punten. De score die de onderneming ten minste moet behalen, bedraagt vijftig punten.

De behaalde score bepaalt het subsidiepercentage. Dit situeert zich in een vork tussen 20 % en 25 % en is rechtevenredig met de behaalde score.

Onderafdeling IV. - Beslissingsbevoegdheid

Art. 24.§ 1. De minister beslist over de subsidieverlening indien de steun minder of gelijk is aan 500.000,00 euro. § 2. De Vlaamse Regering beslist over de subsidieverlening indien de steun meer bedraagt dan 500.000,00 euro. HOOFDSTUK III. - Steun voor strategische investeringsprojecten Afdeling I. - Toepassingsgebied

Art. 25.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan steun worden verleend aan kleine en middelgrote ondernemingen in het Vlaamse Gewest en aan grote ondernemingen in de regionale steungebieden voor een strategisch investeringsproject onder de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit.

Art. 26.Alleen ondernemingen die behoren tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.

De minister kan die bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. Afdeling II. - Start en beëindiging van een strategisch

investeringsproject

Art. 27.Het strategisch investeringsproject start op zijn vroegst op de datum van de bevestigingsbrief en uiterlijk zes maanden na die datum.

Het strategisch investeringsproject heeft een duur van maximaal drie jaar, die loopt vanaf de datum van de bevestigingsbrief. De minister kan deze termijn op gemotiveerd verzoek verlengen.

Het strategisch investeringsproject start ofwel met de datum van de eerste factuur, ofwel met de datum van de akte van de verwerving van een onroerend goed, ofwel met de datum van het leasingcontract.

Art. 28.De steun vervalt volledig indien de onderneming start met de investeringen voor de datum van de bevestigingsbrief. Afdeling III. - Steunintensiteit

Art. 29.De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

Art. 30.De subsidie bedraagt maximaal 10 % van de subsidiabele investeringen onverminderd wat bepaald wordt in artikel 50.

Art. 31.§ 1. De subsidiabele investeringen zijn de investeringen die in aanmerking komen, verminderd met de afschrijvingsaftrek en de btw. § 2. De afschrijvingsaftrek is gelijk aan 10 % van de som van de afschrijvingen van de laatste drie bij de Nationale Bank neergelegde jaarrekeningen die beschikbaar zijn via een centrale databank, of van de laatste drie afgesloten boekjaren voor de datum van de subsidieaanvraag als de onderneming geen jaarrekening moet opmaken.

Voor ondernemingen die minder dan drie boekjaren actief zijn, worden de afschrijvingen voor de jaren waarin de onderneming nog niet actief was, als 0 beschouwd.

Als § 4 van toepassing is, worden de afschrijvingen van de patrimoniumvennootschap en de aanvragende onderneming samengevoegd om de afschrijvingsaftrek te berekenen. § 3. De materiële investeringen en de immateriële investeringen, vermeld in artikel 10, § 2, van het decreet, komen in aanmerking. Die investeringen moeten op de volgende rubrieken van de jaarrekening geboekt worden : 1° 21 immateriële vaste activa;2° 22 terreinen en gebouwen;3° 23 installaties, machines en uitrusting;4° 24 rollend materieel;5° 25 vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht;6° 26 andere materiële vaste activa;7° 27 vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen. § 4. De onroerende investeringen, als vermeld in § 3, 2°, kunnen ook uitgevoerd worden door een patrimoniumvennootschap die behoort tot dezelfde groep als de aanvragende exploitatievennootschap. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder patrimoniumvennootschap verstaan, een onderneming die onder meer, maar niet uitsluitend, tot doel heeft de activa te beheren die de aanvragende onderneming gebruikt. Beide vennootschappen behoren tot dezelfde groep in een van volgende gevallen : a) de patrimoniumvennootschap participeert voor ten minste 25 % in de aanvragende vennootschap;b) de aanvragende exploitatievennootschap participeert voor ten minste 25 % in de patrimoniumvennootschap;c) dezelfde natuurlijke of rechtspersonen participeren voor ten minste 25 % in beide vennootschappen. Die verwantschap tussen beide vennootschappen moet gedurende de hele termijn, vermeld in artikel 6, behouden blijven.

De toepassing van de vervreemdingstermijn van vijf jaar, vermeld in artikel 6, wordt voor de patrimoniumvennootschap begrepen als het ter beschikking stellen van de gesubsidieerde onroerende investeringen aan de aanvragende onderneming. § 5. Die investeringen komen in aanmerking met behoud van de bijzondere Europese regelgeving betreffende de verlening van staatssteun in specifieke sectoren.

Voor de rubriek rollend materieel komt voor het goederenvervoer over de weg voor derden alleen getrokken materieel in aanmerking dat bestemd is voor gecombineerd vervoer. § 6. De volgende investeringen komen niet in aanmerking : 1° de investeringen die de steunaanvragende onderneming gratis of onder bezwarende titel ter beschikking stelt aan derden;2° de investeringen, voorheen geactiveerd en opgenomen in een afschrijvingstabel, die verworven worden van : a) een onderneming waarin de steunaanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks participeert;b) een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks participeert in de steunaanvragende onderneming;c) een verwante patrimoniumvennootschap, dat is een onderneming die onder meer, maar niet uitsluitend, tot doel heeft roerende en onroerende goederen te beheren en die een of meer dezelfde aandeelhouders heeft als de steunaanvragende onderneming.3° de investeringen die verworven werden van een zaakvoerder, een bestuurder of een aandeelhouder van de steunaanvragende onderneming;4° de investeringen die in geval van aankoop niet verworven worden in volle eigendom, onverminderd § 4;5° de investeringen die opgenomen zijn in de limitatieve technologieënlijst, die als bijlage is gevoegd bij de ministeriële oproepbesluiten ter uitvoering van artikel 4 van het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, en die van toepassing is op het ogenblik van de indiening van een dossier.Die investeringen worden toegelicht op de website van de Vlaamse Gemeenschap; 6° de investeringen met betrekking tot de exploitatie van een bedrijvencentrum of een doorgangsgebouw; § 7. De minister kan, overeenkomstig de bedoeling van het decreet en dit besluit, de lijst van investeringen die niet in aanmerking komen, vermeld in § 6, aanpassen.

Art. 32.Het minimale subsidiabele investeringsbedrag bedraagt meer dan 8.000.000 euro.

Art. 33.§ 1. De subsidie wordt geplafonneerd op 1 miljoen euro per aanvraag. § 2. Indien het gaat om een project van bijzonder belang voor de ontwikkeling van de regionale economie, kan de Vlaamse Regering, binnen de maximale Europese grenzen, afwijken van de in dit besluit opgenomen beperkingen. Afdeling IV. - Procedure

Onderafdeling I. - Algemeen

Art. 34.Ondernemingen moeten een aanvraag tot het verkrijgen van een subsidie indienen aan de hand van een formulier dat daarvoor ter beschikking wordt gesteld.

Art. 35.De subsidieaanvraag wordt individueel getoetst aan ontvankelijkheids- en beoordelingscriteria.

Onderafdeling II. - Ontvankelijkheidscriteria

Art. 36.§ 1. De aanvraag tot toekenning van een subsidie is ontvankelijk als het dossier volledig is en als bij het aanvraagformulier een kwalitatief businessplan is gevoegd. § 2. De minister kan de uitvoeringsvoorwaarden van de ontvankelijkheidscriteria, vermeld in § 1, bepalen.

Art. 37.§ 1. De aanvragende onderneming motiveert in het bijgevoegde businessplan dat de aangevraagde steun een stimulerend effect heeft voor het investeringsproject. Ze toont dat aan door : 1° een toename van de omvang van het investeringsproject of van haar activiteit als gevolg van de toekenning van de steun;2° een toename van de reikwijdte van het investeringsproject of van haar activiteit als gevolg van de toekenning van de steun;3° een stijging van de totale uitgaven van de onderneming voor het investeringsproject als gevolg van de toekenning van de steun. § 2. Concreet wordt dat stimulerende effect bewezen door aan te tonen : 1° welke investeringen in elk geval zullen uitgevoerd worden;2° welke investeringen de onderneming bereid is boven op de investeringen, vermeld in 1°, uit te voeren. Onderafdeling III. - Beoordelingscriteria

Art. 38.§ 1. De strategische waarde van de ontvankelijke subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende criteria : 1° bedrijfseconomische criteria die peilen naar de prestaties en de leefbaarheid van de aanvragende onderneming;2° sociale criteria die nagaan of de aanvragende onderneming haar sociaal- maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt;3° ecologische criteria die de inspanningen beoordelen die de aanvragende onderneming levert om een milieuzorgsysteem uit te bouwen. § 2. De minister bepaalt de inhoud en het gewicht van die criteria met het oog op de toekenning van een subsidie.

Art. 39.De maximumscore die een aanvragende onderneming op basis van de beoordelingscriteria kan behalen, bedraagt honderd punten. De score die de onderneming ten minste moet behalen, bedraagt vijftig punten.

De behaalde score bepaalt het subsidiepercentage. De minister stelt een scoretabel op met overeenstemmende subsidiepercentages.

Onderafdeling IV. - Beslissingsbevoegdheid

Art. 40.§ 1. De minister beslist over de subsidieverlening indien de steun minder of gelijk is aan 500.000,00 euro. § 2. De Vlaamse Regering beslist over de subsidieverlening indien de steun meer bedraagt dan 500.000,00 euro. HOOFDSTUK IV. - Gecombineerd dossier

Art. 41.Er kan een gecombineerd dossier worden ingediend, dat bestaat uit een opleidingsdeel en een investeringsdeel.

Het minimumbedrag aan subsidiabele uitgaven bij een gecombineerd dossier bedraagt 8.450.000 euro, waarvan 450.000 euro bestemd is voor het opleidingsdeel, en 8.000.000 euro voor het investeringsdeel.

Art. 42.Met behoud van de toepassing van artikel 41, 43 en 44, zijn de hoofdstukken I, II, V en VI van toepassing op het opleidingsdeel en zijn de hoofdstukken I, III, V, VI en VII van toepassing op het investeringsdeel.

Art. 43.Bij een gecombineerd dossier bedraagt de score die de onderneming ten minste moet behalen vijftig punten per deel en bedraagt de maximumscore 100 punten per deel.

Als er in een van de delen de minimumscore niet wordt behaald, wordt het andere deel behandeld alsof er maar één deel was ingediend. Het resterende opleidingsdeel of investeringsdeel wordt verder behandeld met toepassing van respectievelijk de hoofdstukken I, II, V en VI of de hoofdstukken I, III, V, VI en VII.

Art. 44.§ 1. Bij de beslissing tot toekenning van een subsidie wordt per deel een steunbedrag toegekend. Het plafond voor beide steunbedragen samen bedraagt 1 miljoen euro, onverminderd wat bepaald wordt in artikel 17, § 2 en 33, § 2.

De subsidie wordt proportioneel verdeeld over beide delen, op basis van de scores die ze hebben behaald. HOOFDSTUK V. - Uitbetaling en verjaring

Art. 45.§ 1. De subsidie wordt aan de onderneming uitbetaald in drie schijven : 1° een bedrag van 30 % wordt op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie uitbetaald, op voorwaarde dat de onderneming : a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) verklaart dat het strategisch investerings- of opleidingsproject is gestart, zoals bepaald in respectievelijk artikel 12 en 28;2° een bedrag van 30 % wordt op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie uitbetaald, op voorwaarde dat de onderneming : a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) verklaart dat het strategisch investerings- of opleidingsproject voor 60 % is gerealiseerd;3° een resterend bedrag van 40 % wordt op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie uitbetaald, na de volledige realisatie van het strategisch investerings- of opleidingsproject, op voorwaarde dat : a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) het Agentschap Economie vaststelt dat : 1) het strategisch investerings- of opleidingsproject volledig is gerealiseerd, en in geval van een investeringsproject, de investeringen in en door de aanvragende onderneming worden geëxploiteerd.2) er geen achterstallige schulden zijn vastgesteld bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en in het kader van steunmaatregelen met toepassing van het decreet.Als de onderneming achterstallige schulden heeft, wordt de uitbetaling opgeschort tot ze het bewijs levert dat die schulden werden aangezuiverd; 3) aan alle voorwaarden, bepaald in het decreet en in dit besluit, is voldaan. § 2. Bij een gecombineerd dossier, als vermeld in hoofdstuk IV, wordt § 1 toegepast per deel.

Art. 46.Overeenkomstig artikel 37 van het decreet worden de aanvragen tot uitbetaling ingediend binnen zes maanden na het beëindigen van het strategisch investerings- of opleidingsproject.

Bij een gecombineerd dossier, als vermeld in hoofdstuk IV, wordt lid 1 toegepast per deel. HOOFDSTUK VI. - Terugvordering

Art. 47.§ 1. De volledige subsidie wordt teruggevorderd binnen tien jaar na het beëindigen van het strategisch investerings- of opleidingsproject, of desgevallend het gecombineerde dossier, onder voorbehoud van de toepassing van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen, te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, in geval van : 1° faillissement, vereffening, gerechtelijk akkoord, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaal-economische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg binnen vijf jaar na het beëindigen van het strategisch investerings- of opleidingsproject;2° vervreemding of wijziging van de oorspronkelijke bestemming of het gebruik van de gesubsidieerde investeringen binnen de vijf jaar na het beëindigen van de investeringen in geval van een strategisch investeringsproject, onverminderd artikel 4, 2, laatste alinea van de verordening regionale investeringssteun;3° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen vijf jaar na het beëindigen van het strategisch investerings- of opleidingsproject;4° niet-naleving van de milieuwetgeving en de wetgeving op de ruimtelijke ordening na het beëindigen van het strategisch investerings- of opleidingsproject;5° niet-naleving van de bij het decreet of dit besluit opgelegde voorwaarden binnen vijf jaar na het beëindigen van het strategisch investerings- of opleidingsproject;6° een eindscore die minder bedraagt dan de minimumscore. § 2. Bij een gecombineerd dossier, als vermeld in hoofdstuk IV, wordt § 1 gecontroleerd per deel.

Art. 48.Als bij de eindcontrole wordt vastgesteld dat aan bepaalde beoordelingscriteria niet is voldaan, dan wordt de subsidie herberekend op basis van de bij de eindcontrole gerealiseerde eindscore.

Art. 49.In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast vanaf de datum van ingebrekestelling. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepaling

Art. 50.De steun voor strategische investeringsprojecten van middelgrote ondernemingen buiten de ontwikkelingszones, zoals bedoeld in de hoofdstukken III en IV, wordt tijdelijk beperkt tot 7,5 % tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe algemene groepsvrijstellingsverordening van de Commissie op het gebied van staatssteun, die Verordening (EG) nr. 70/200 zal vervangen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 51.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.op...

Art. 52.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 februari 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, P. CEYSENS

Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) : de codes gemerkt met een (*) komen in aanmerking voor opleidingssteun. Deze codes komen enkel in aanmerking voor investeringssteun indien de activiteit van de onderneming niet bestaat uit het vervaardigen van ijzer- en staalproducten, zoals gedefinieerd in Bijlage I van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (Publicatieblad van 4 maart 2006, C 54). De verdere verwerking en commercialisatie van ijzer- en staalproducten is wel toegestaan. (**) : In de productieketen wordt de scheidingslijn tussen de bevoegdheidsdomeinen Economie en Landbouw gelegd op het moment van de productie en verwerking van de landbouwproducten.

Groothandelsactiviteiten i.v.m. het toeleveren aan de verwerkende industrie behoren tot het bevoegdheidsdomein Landbouw.

Groothandelsactiviteiten die betrekking hebben op de verdeling van afgewerkte producten naar de detailhandel of consument toe, behoren tot het bevoegdheidsdomein Economie.

Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2008 tot toekenning van strategische opleidings- en investeringssteun aan ondernemingen in het Vlaamse Gewest.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, P. CEYSENS

^