gepubliceerd op 24 juni 1997
Besluitvan de Vlaamse regering tot regeling van de selectieprocedure en de voorwaarden voor subsidiëring van de projecten ingediend in het kader van de educatieve toepassing van informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs
22 APRIL 1997. Besluitvan de Vlaamse regering tot regeling van de selectieprocedure en de voorwaarden voor subsidiëring van de projecten ingediend in het kader van de educatieve toepassing van informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs
De Vlaamse regering, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, derde lid;
Gelet op het decreet van 20 december 1996 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1997, inzonderheid op artikel 13;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 april 1997;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de scholen de achterstand inzake de educatieve toepassing van informatie- en communicatietechnologie dienen in te lopen;
Overwegende dat de scholen in de gelegenheid dienen te worden gesteld om tijdig projecten voor te stellen, opdat de uitgaven zoals vastgelegd in de begroting 1997 nog kunnen worden aangewend voor het schooljaar 1997-1998;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie en de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen
Artikel 1.Binnen de op de begroting uitgetrokken kredieten kunnen, onder de hiernavolgende voorwaarden, projecten met betrekking tot het educatieve gebruik van informatie- en communicatietechnologie in het onderwijs, in aanmerking komen voor een eenmalige subsidie.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° ministers : de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid en de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;2° basisscholen : de basisscholen, genoemd in artikel 3 van het decreet van 31 januari 1997 betreffende het basisonderwijs;3° secundaire scholen : de secundaire scholen, genoemd in artikel 46 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs - II;4° instellingen voor sociale promotie : het onderwijs voor sociale promotie dat georganiseerd en erkend wordt op basis van het koninklijk besluit van 30 april 1957 houdende coördinatie van de wetten op het technisch onderwijs.5° project : een actieplan dat : a) wordt ontwikkeld door de scholen van het basisonderwijs of van het secundair onderwijs of door de instellingen voor sociale promotie, voor het schooljaar 1997-1998;b) betrekking heeft op het educatieve gebruik van informatie- en communicatietechnologie in het leerproces;c) wordt gedragen door minstens twee leerkrachten en niet uitsluitend in de lessen informatica of mediavorming wordt uitgewerkt;d) steeds een internetcomponent bevat om informatie over het project uit te wisselen;e) het peterschap kan omvatten van scholen met weinig of geen ervaring met informatie- en communicatietechnologie en die daarmee willen starten. HOOFDSTUK II. Indienen en selectie van de projecten
Art. 3.De scholen uit het basisonderwijs en het secundair onderwijs en de instellingen voor sociale promotie worden via een omzendbrief uiterlijk op 28 april 1997 op de hoogte gebracht van de voorwaarden voor subsidiëring. De omzendbrief vermeldt alle vormelijke en inhoudelijke vereisten waaraan de voorstellen dienen te voldoen.
Art. 4.De projectvoorstellen dienen uiterlijk op 2 juni 1997 bij het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap te worden ingediend.
Art. 5.Enkel de voorstellen die aan de volgende twee voorwaarden voldoen, zijn ontvankelijk : 1° ze worden volledig omschreven op het standaard-aanvraagformulier en voldoen aan de vormelijke en inhoudelijke vereisten;2° ze dragen de originele handtekening van de directeur van de school die het voorstel indient.
Art. 6.De voorstellen die beantwoorden aan de in artikel 5 gestelde voorwaarden, worden beoordeeld op de volgende criteria : 1° de educatieve meerwaarde van het project;2° de technische uitvoerbaarheid;3° de integratie in het schoolwerkplan of in een algemeen beleidsplan;4° de concrete vooruitzichten om informatie- en communicatietechnologie in het leerproces binnen de school te integreren;5° de aard, de intensiviteit en de relevantie van het gebruik van Internet door de leerkrachten;6° de uitwerking van het project in teamverband binnen de school;7° het demonstratie-effect;8° de inbedding van het project in een samenwerkingsverband met andere Vlaamse scholen;9° de haalbaarheid van het project binnen de vooropgestelde tijdsperiode;10° de adequaatheid van het krediet en van de planning van het project;11° met betrekking tot het peterschap : de deskundige ervaring met het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in het leerproces van de school/leerkrachten.
Art. 7.Er wordt een commissie opgericht ter beoordeling van de projectvoorstellen. De beoordelingscommissie is als volgt samengesteld : 1° het afdelingshoofd van de afdeling Scholen van de administratie Basisonderwijs;2° het afdelingshoofd van de afdeling Scholen van de administratie Secundair Onderwijs;3° het afdelingshoofd van de afdeling Volwassenonderwijs van de administratie Permanente Vorming;4° het afdelingshoofd van de afdeling Informatica van de administratie Ondersteuning;5° het afdelingshoofd van de afdeling Beleidsgerichte Coördinatie van het departement Onderwijs;5° het afdelingshoofd van de afdeling Technologie en Innovatie van de administratie Wetenschap en Innovatie van het departement Wetenschap, Innovatie en Media;6° een lid van de inspectie Basisonderwijs;7° een lid van de inspectie Secundair Onderwijs;8° een externe onderwijsdeskundige;9° twee leerkrachten. De secretaris-generaal van het departement Onderwijs wijst de externe onderwijsdeskundige en de twee leerkrachten aan, die eveneens deel uitmaken van de commissie.
Het afdelingshoofd van de afdeling Beleidsgerichte Coördinatie van het departement Onderwijs zit de commissie voor.
Art. 8.De beoordelingscommissie maakt uiterlijk op 23 juni 1997 een gemotiveerde rangschikking van de project-voorstellen op, op grond van de in artikel 6 vermelde criteria.
Art. 9.Op basis van de rangschikking die de beoordelingscommissie heeft opgemaakt, bepalen de ministers welke projectvoorstellen voor een subsidie in aanmerking komen. Zij leggen die lijst voor eind juli 1997 ter goedkeuring voor aan de Vlaamse regering.
Art. 10.De uitvoering van de projecten begint bij het begin van het schooljaar 1997-1998. HOOFDSTUK III. Financiering
Art. 11.De geselecteerde projecten die voldoen aan de basisvoorwaarden zoals gedefinieerd in artikel 2, 5° ontvangen van de Vlaamse regering een eenmalige subsidie die als volgt wordt berekend : 1° een tegemoetkoming van 100 % in de kosten voor internet-software en ISDN - modem tot een bedrag van maximaal 10 000 fr.De scholen die al in internetsoftware en ISDN - modem hebben geïnvesteerd, kunnen die kost in aanmerking laten komen; 2° een tegemoetkoming van 100 % in de kosten voor een account bij een internetprovider, tot een bedrag van maximaal 10 000 fr.; 3° een forfaitair bedrag van 20 000 fr.per leerkracht, tot een bedrag van maximaal 60 000 fr. per school voor de communicatiekosten die voortvloeien uit het internetgebruik in het kader van het project. Per deelnemende leerkracht moet het gebruik van Internet in het projectvoorstel duidelijk worden verantwoord; 4° een tegemoetkoming in de nascholing rond het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in het leerproces, voor twee leerkrachten per school, tot een bedrag van maximaal 5 000 fr.per leerkracht; 5° een webpagina op de onderwijswebsite van de Vlaamse Gemeenschap;6° bij de toekenning van het peterschap van een informatienetwerk aan scholen met ervaring : een forfaitair bedrag van 10 000 fr.als tegemoetkoming in de kosten voor het uitwisselen van informatie en ervaring rond het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in het leerproces - onder meer de kosten voor de ontvangst van scholen, reiskosten, secretariaatskosten.
Art. 12.Alle goedgekeurde projectvoorstellen ontvangen de subsidie voor zover de beschikbare begrotingskredieten strekken. De subsidie per geselecteerd project wordt bekendgemaakt door de minister bevoegd voor Onderwijs.
Art. 13.Er kan hoogstens één project per school voor subsidiëring in aanmerking komen.
Art. 14.Onverminderd de bevoegdheden van het Rekenhof en de Inspectie van Financiën, zijn de daartoe gemachtigde ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap belast met de controle op de aanwending van de subsidie. De scholen leggen alle documenten ter inzage aan de gemachtigde ambtenaren.
Art. 15.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 22 april 1997.
Art. 16.De Vlaamse minister bevoegd voor het wetenschapsbeleid en de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 april 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE