Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 21 april 1999
gepubliceerd op 17 september 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan voor migranten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999036223
pub.
17/09/1999
prom.
21/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/21/1999036223/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 APRIL 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen volgens welke subsidies worden verleend met betrekking tot het VESOC-actieplan voor migranten


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, het bijzondere decreet van 24 juli 1996, de bijzondere wet van 4 december 1996 en de bijzondere decreten van 15 juli 1997 en 14 juli 1998;

Gelet op het decreet van 19 december 1998 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid op de artikelen 12, 55 tot en met 58 en 94;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 21 april 1999;

Overwegende het VESOC-akkoord van 8 juni 1998;

Overwegende het VESOC-actieplan migranten van 16 september 1998 voor 1999;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begrippen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor tewerkstelling;2° de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° STC : subregionaal tewerkstellingscomité zoals bedoeld bij artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;4° BNCTO : Brussels Nederlands Comité voor Tewerkstelling en Opleiding waarvan de opdracht, bevoegdheid en samenstelling worden geregeld op basis het samenwerkingsakkoord van 4 april 1996 tussen de Vlaamse regering en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;5° STC-coördinatieteam : het team zoals bedoeld bij artikel 20, § 4, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;6° Werkgroep Migranten : werkgroep van de STC-Stuurgroep, opgericht overeenkomstig artikel 20, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding;7° subregionaal jaarprogramma : het door het STC goedgekeurde actieprogramma ter concretisering van het Vlaamse jaarprogramma van 16 september 1998 ter uitvoering van het VESOC-akkoord van 8 juni 1998;8° aanvragers : - ondernemingen en organisaties uit profit- en socio-profitsector zoals voorzien in hoofdstuk III van dit besluit; - Vlaamse openbare instellingen zoals voorzien in hoofdstuk III van dit besluit; - de STC-vzw's zoals voorzien in hoofdstuk IV; 9° migranten : burgers met een socio-culturele herkomst, teruggaand op een ander land van herkomst, die over een defmitief verblijfsrecht beschikken;10° STC-vzw : de vereniging zonder winstoogmerk door een STC opgericht overeenkomstig artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding. HOOFDSTUK II. - Algemeen

Art. 2.Binnen de perken van de op de begroting goedgekeurde kredieten, voor de Vlaamse bijdrage tot het Belgisch actieplan in uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren zoals overeengekomen tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners, kunnen subsidies en werkingsmiddelen worden toegekend aan de aanvragers die voldoen aan de in dit besluit gestelde voorwaarden. HOOFDSTUK III. - Ondersteuning van het positieve actiebeleid van ondernemingen en instellingen

Art. 3.§ 1. Een positief actiebeleid voor migranten op arbeidsorganisatieniveau impliceert het op een planmatige manier wegnemen van direct en indirect discriminerende drempels en/of het scheppen van voorzieningen waardoor de verticale en horizontale mobiliteit van migranten op de bedrijfsinterne en -externe arbeidsmarkt wordt vergroot en hun afvloeikansen worden verrninderd, met het oog op hun evenredige en volwaardige participatie in alle afdelingen en functies. § 2. Onder planmatig werken wordt het hanteren van minimaal een vierstappenaanpak verstaan wat het volgende inhoudt : - probleemdetectie aan de hand van een controlelijst; - bepalen van de oorzaken van het probleem; - vastleggen van een oplossingsstrategie; - uitvoeren en evalueren van de gekozen aanpak. § 3. Onder verticale mobiliteit wordt de toegang tot en de doorstroming of promotie binnen de arbeidsorganisatie verstaan. § 4. Onder horizontale mobiliteit wordt de mogelijkheid verstaan om op basis van kwalificaties binnen elke afdeling van een arbeidsorganisatie werkzaam te zijn zonder geconfronteerd te worden met enige vorm van etnische discriminatie. § 5. Onder indirecte discriminatie worden gedragingen, procedures en structuren verstaan die niet de bedoeling hebben om bepaalde individuen en/of groepen te discrimineren, maar die in hun uitwerking stelselmatig nadelig uitvallen voor bepaalde individuen en/of groepen, en hier met name migranten.

Art. 4.§ 1. De aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste en tweede lid, dienen : 1° zich te engageren tot een continuering van het positieve actiebeleid na de subsidieperiode;2° een actieplan, zoals bedoeld in artikel 3, voor te leggen;3° in cofinanciering te voorzien. § 2. De aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste lid, met uitzondering van deze die niet onder één STC ressorteren, dienen bovendien te worden weerhouden in een subregionaal jaarprogramma. Dit fungeert als uitsluitingscriterium.

Art. 5.§ 1. De erkenningsprocedure voor de aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste lid, met uitzondering van deze die niet onder één STC ressorteren, is als volgt : De aanvragers dienen een aanvraag in bij het bevoegde STC. Het STC beoordeelt de onder artikel 4, §§ 1 en 2, gestelde voorwaarden en maakt zijn advies over aan de administratie binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. De administratie beoordeelt eveneens de onder artikel 4, §§ 1 en 2 gestelde voorwaarden binnen de veertien dagen na ontvangst. Op basis van de in artikel 4, § 1, vermelde criteria wordt door het STC en de administratie een gemotiveerde rangschikking opgemaakt van de ingediende aanvragen. Beide adviezen worden door de zorg van de administratie aan de minister overgemaakt.

De minister beslist over de toekenning van de subsidie waarbij minstens één positief advies, hetzij van het STC, hetzij van de administratie als voorwaarde geldt voor een goedkeuring. § 2. De erkenningsprocedure voor de aanvragers zoals bedoeld in artikel 1, 8°, eerste lid, die niet onder één STC ressorteren en zoals bedoeld in artikel 1, 8°, tweede lid, is als volgt : De aanvragers dienen een aanvraag in bij de Werkgroep Migranten. De Werkgroep Migranten beoordeelt de onder artikel 4, § 1, gestelde voorwaarden en maakt zijn advies over aan de minister binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. De administratie beoordeelt eveneens de onder artikel 4, § 1, gestelde voorwaarden binnen de veertien dagen na ontvangst. Op basis van de in artikel 4, § 1, vermelde criteria wordt door de Werkgroep Migranten en de administratie een gemotiveerde rangschikking opgemaakt van de ingediende aanvragen. Beide adviezen worden door de zorg van de administratie aan de minister overgemaakt. De minister beslist over de toekenning van de subsidie waarbij minstens één positief advies, hetzij van het STC, hetzij van de administratie als voorwaarde geldt voor een goedkeuring.

Art. 6.Het STC en de Werkgroep Migranten maken zesmaandelijks een opvolgingsverslag aangaande de uitvoering van het actieplan over aan de administratie. Dit opvolgingsverslag wordt door de zorg van de administratie aan de minister overgemaakt.

Art. 7.§ 1. Ingeval een subsidie wordt toegekend, heeft de aanvrager recht op een tussenkomst van 2/3 in de gedane uitgaven met betrekking tot het positieve actieplan en dit ten belope van maximum 500.000 fr. § 2. Voor financiering komen loonkosten, ten belope van maximum 4/5 van de toegekende subsidie, en werkingsmiddelen ter uitvoering van het positieve actieplan in aanmerking. § 3. Alle kosten dienen bewezen te worden. § 4. De subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen. HOOFDSTUK IV. - Uitvoering subregionale jaarprogramma's

Art. 8.§ 1. Om het subregionale jaarprogramma uit te voeren, kan de STC-vzw voor bepaalde acties, voorzien in de subregionale jaarprogramma's, een subsidie ontvangen zoals bepaald in artikel 12. § 2. Onder subregionaal jaarprogramma wordt een door het STC goedgekeurd en in het Vlaamse jaarprogramma opgenomen subregionaal actieplan ter uitvoering van het VESOC-akkoord van 6 juni 1998 verstaan, waarin op een planmatige manier kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen worden vastgelegd, alsmede de wijze waarop ze worden gerealiseerd. § 3. Onder planmatig werken wordt het hanteren van minimaal een vierstappenaanpak verstaan, wat het volgende inhoudt : - probleemdetectie aan de hand van een analyse van de specifieke situatie van migranten in de regio; - bepalen van de oorzaken van het probleem; - vastleggen van een oplossingsstrategie; - uitvoeren en evalueren van de gekozen aanpak. § 4. Onder kwantitatieve doelstellingen wordt het vastleggen van het aantal arbeidsorganisaties in de subregio verstaan die in de looptijd van het jaarprogramma door het STC ondersteund worden bij het opstarten of verdiepen en verbreden van hun positieve actieplan voor migranten. § 5. Onder kwalitatieve doelstelling wordt het vastleggen van acties en/of projecten verstaan op het vlak van sensibilisering, ondersteuning, begeleiding, vorming of training en methodiekontwikkeling die, in complementariteit met de centrale productontwikkeling en ondersteuning door het STC-coördinatieteam, de regiospecifieke arbeidsmarktsituatie van migranten moeten verbeteren.

Art. 9.§ 1. De STC's dienen hiertoe een aanvraag in bij de administratie. § 2. De administratie beoordeelt de aanvraag op de volgende criteria : 1° de aanwezigheid van cofinanciering;2° de acties moeten koderen in het subregionale jaarprogramma, zoals voorzien in artikel 8 en zijn er een verdere verdieping en concretisering van;3° het betrokken subregionaal jaarprogramma moet zijn opgenomen in het Vlaamse jaarprogramma.Dit fungeert als uitsluitingseriteriunn § 3. De administratie maakt zijn advies over aan de minister.

Art. 10.De minister beslist over de toekenning van de in dit hoofdstuk bedoelde subsidies.

Art. 11.De administratie maakt in samenwerking met de STC's zesmaandelijks een opvolgingsverslag over aan de minister en aan de Werkgroep Migranten.

Art. 12.§ 1. Ingeval een subsidie wordt toegekend, heeft het STC recht op een tussenkomst van 2/3 in de gedane uitgaven m.b.t. het subregionale jaarprogramma en dit ten belope van maximum 1.000.000 fr. § 2. Voor financiering komen loonkosten en werkingsmiddelen ter uitvoering van het subregionale jaarprogramma in aanmerking. § 3. Alle kosten dienen bewezen te worden. § 4. De subsidie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere betoelaging voor dezelfde loonkosten en werkingsmiddelen. HOOFDSTUK VII. - Toezicht en slotbepalingen

Art. 13.De personeelsleden van de afdeling Inspectie Werkgelegenheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap zijn gerechtigd om ter plaatse controle uit te oefenen op de aanwending van de toegekende gelden.

Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 21 april 1999.

Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 21 april 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

^