gepubliceerd op 28 april 2009
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 houdende de voorwaarden voor toestemming voor en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang
20 MAART 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 houdende de voorwaarden voor toestemming voor en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 12 en artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 2 juni 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 houdende de voorwaarden voor toestemming en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang;
Gelet op het advies van het Raadgevend Comité van Kind en Gezin van 16 november 2008;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 20 maart 2009;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het besluit dringend aangepast moet worden opdat de lokale diensten zo snel mogelijk een hogere subsidie zouden kunnen ontvangen met het oog op een versterking van hun toegankelijke occasionele opvangaanbod en een betere leefbaarheid;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, en van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 houdende de voorwaarden voor toestemming en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 13.De lokalen van de lokale dienst voldoen op het vlak van brandveiligheid aan de voorwaarden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2008 houdende de normen voor de preventie van brand in de voorzieningen voor kinderopvang. »
Art. 2.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 21.De lokale dienst hanteert de volgende regeling inzake de financiële bijdrage van de gezinnen : 1° voor de lokale dienst voorschoolse opvang : de regeling, vermeld in het ministerieel besluit van 17 maart 2008 tot bepaling van de financiële bijdrage van de gezinnen voor de opvang van kinderen in kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders;dat besluit voorziet in de mogelijkheid tot het toekennen van een sociaal tarief; 2° voor de lokale dienst buitenschoolse opvang : de regeling, vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang;dat besluit voorziet in de mogelijkheid tot het toekennen van een sociaal tarief.
De lokale dienst informeert de gezinnen over de mogelijkheid tot het toekennen van een sociaal tarief.
De lokale dienst hanteert procedures voor de regeling inzake financiële bijdragen van de gezinnen die aangepast zijn aan de doelgroep.
De lokale dienst buitenschoolse opvang behoudt de geïnde financiële bijdragen van de gezinnen. »
Art. 3.Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 43.Voor de voorschoolse opvang wordt een forfaitair subsidiebedrag van 11.019,55 euro toegekend door Kind en Gezin per plaats op jaarbasis.
Het forfaitaire subsidiebedrag geldt voor minimaal 200 openingsdagen en voor minimaal 9 openingsuren per dag. Het bedrag wordt verhoudingsgewijs verlaagd als niet aan die minima voldaan is.
Het forfaitaire subsidiebedrag wordt toegekend per kalenderjaar, na verrekening van de gefactureerde financiële bijdrage van de gezinnen die de lokale dienst ingevolge artikel 21, 1°, int. »
Art. 4.Aan hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt een artikel 49/1 toegevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 49/1.De lokale dienst kan bovendien voor de realisatie van een aanbod voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte een aanvullende subsidie verwerven conform de bepalingen die de minister vastlegt. »
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.
Brussel, 20 maart 2009.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, V. HEEREN