gepubliceerd op 30 oktober 2003
Besluit van de Vlaamse regering houdende de vorming van het personeel van de centra voor leerlingenbegeleiding
19 SEPTEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de vorming van het personeel van de centra voor leerlingenbegeleiding
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikel 81bis , ingevoegd bij het decreet van 14 februari 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 18 april 2003;
Gelet op het protocol nr. 499 van 17 juli 2003 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van de onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 267 van 17 juli 2003 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelende onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op het advies nr. 35.763/1/V van de Raad van State, gegeven op 19 augustus 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat in het protocol betreffende de onderhandelingen die op 29 en 30 maart 2001 gevoerd werden betreffende een akkoord van sectorale sociale programmatie voor de jaren 2001 en 2002 voor de sector onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap tussen de Vlaamse regering en de representatieve vakorganisaties ACOD, FCSOD en VSOA, een bepaling werd opgenomen met betrekking tot de vorming van het personeel van de centra voor leerlingenbegeleiding;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de vastbenoemde personeelsleden, de tijdelijke personeelsleden met een aanstelling van doorlopende duur en de tijdelijke personeelsleden met een aanstelling van meer dan 105 dagen, telkens in een wervings- of bevorderingsambt, van een centrum. HOOFDSTUK II. - Vormingsplan
Art. 2.Elk centrum stelt voor het komende schooljaar een vormingsplan op. Dit jaarlijks vormingsplan is voorwerp van onderhandelingen in het lokaal comité zoals bedoeld in artikel 2, § 18, van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding.
Art. 3.Het vormingsplan bevat volgende onderdelen : 1o de wijze waarop vorming afgestemd wordt op de werking van het centrum; 2o de finaliteit en de specificatie van de vorming voor alle personeelsleden, individueel of per groep; 3o de eventuele bijkomende vormingsactiviteiten per personeelslid.
Art. 4.Het vormingsplan is een onderdeel van de doorlichting van het centrum, bedoeld in artikel 6 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijs en pedagogische begeleidingsdienst. Bij de doorlichting wordt het vormingsplan ter beschikking gesteld van de visitatiecommissie. HOOFDSTUK III. - Organisatie van de vorming
Art. 5.Alle voltijds tewerkgestelde personeelsleden hebben recht op tien werkdagen vorming per schooljaar, voor- zover ze effectief tewerkgesteld zijn. Voor personeelsleden die geen volledig schooljaar zijn tewerkgesteld, wordt het aantal vormingsdagen pro rata berekend, voorzover ze effectief tewerkgesteld zijn. Voor personeelsleden die deeltijds zijn tewerkgesteld, wordt het aantal vormingsdagen eveneens pro rata berekend, voorzover ze effectief tewerkgesteld zijn.
Niet opgebruikte vormingsdagen kunnen enkel naar het volgende schooljaar worden overgedragen. Er kunnen maximaal 3 dagen worden overgedragen. Voor personeelsleden die deeltijds of geen volledig schooljaar zijn tewerkgesteld, wordt het aantal maximaal over te dragen dagen pro rata berekend, voor zover ze effectief tewerkgesteld zijn.
Art. 6.Elk personeelslid is verplicht per schooljaar minimaal drie dagen vorming op te nemen. Voor personeelsleden die geen volledig schooljaar zijn tewerkgesteld, wordt het aantal verplicht op te nemen dagen pro rata berekend, voorzover ze effectief tewerkgesteld zijn.
Voor personeelsleden die deeltijds zijn tewerkgesteld, wordt het aantal verplicht op te nemen dagen eveneens pro rata berekend, voorzover ze effectief tewerkgesteld zijn. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2003.
Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 september 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN