Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 september 2003
gepubliceerd op 10 oktober 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201211
pub.
10/10/2003
prom.
19/09/2003
ELI
eli/besluit/2003/09/19/2003201211/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 21 december 1990, 22 december 1993, 21 december 1994, 8 juli 1996, 21 oktober 1997, 11 mei 1999, 18 mei 1999, 3 maart 2000, 9 maart 2001 en 21 december 2001;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de besluiten van 27 februari 1992, 28 oktober 1992, 27 april 1994, 1 juni 1995, 26 juni 1996, 22 oktober 1996, 12 januari 1999, 15 juni 1999, bij het decreet van het Vlaams Parlement van 18 mei 1999 en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 29 september 2000, 20 april 2001, 13 juli 2001, 5 oktober 2001 en 31 mei 2002;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 6 september 1995, 23 juni 1996, 3 juni 1997, 17 december 1997, 24 maart 1998, 6 oktober 1998, 19 januari 1999, 15 juni 1999, 3 maart 2000, 17 maart 2000, 17 juli 2000, 19 januari 2001, 20 april 2001, 13 juli 2001 en 7 september 2001, 18 januari 2002, 25 januari 2002 en 31 mei 2002;

Gelet op het « Protocol van het Verdrag over Grensoverschrijdende Luchtverontreiniging ter bestrijding van Verzuring, Eutrofiëring en Ozon in de omgevingslucht » door België officieel ondertekend op 4 februari 2000;

Gelet op de richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds;

Overwegende dat in afdeling 5.9.4 van titel II van het VLAREM inplantingsregels zijn bepaald voor varkenshouderijen; dat voor bepaalde bestaande varkenshouderijen die niet voldoen aan deze inplantingsregels een overgangstermijn tot 1 januari 2004 was voorzien en deze varkenshouderijen daarom slechts een milieuvergunning verkregen tot deze datum; dat deze bedrijven in het overgrote deel van de gevallen geen verlenging van hun milieuvergunning kunnen bekomen; dat het aangewezen is om voor deze bedrijven toch de mogelijkheid te voorzien om verder te kunnen uitbaten;

Overwegende dat het aangewezen is, gelet op de doelstellingen uit het « Protocol van het Verdrag over Grensoverschrijdende Luchtverontreiniging ter bestrijding van Verzuring, Eutrofiëring en Ozon in de omgevingslucht », dat bij elke nieuw gebouwde varkens- en pluimveestal toepassing wordt gemaakt van technieken tot verlaging van de ammoniakemissie;

Overwegende dat de nodige wijzigingen ter bevordering van de initiatieven voor mestverwerking worden voorgesteld, samen met een optimalisatie van de voorwaarden met betrekking tot de opvolging van de nutriëntenbalans;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 oktober 2002;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 10 december 2002;

Gelet op het advies van de SERV, gegeven op 11 juni 2003;

Gelet op het advies van de Mina-Raad, gegeven op 3 juli 2003;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 augustus 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - WIJZIGINGEN AAN TITEL I VAN HET VLAREM

Artikel 1.In artikel 6quater, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (titel I van het VLAREM), herhaaldelijk gewijzigd, wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een inrichting die ingedeeld is in één of meer van de subrubrieken 9.3 tot en met 9.8 of rubriek 28.3 wordt daarenboven ook een exemplaar gezonden aan de Vlaamse Landmaatschappij. »

Art. 2.In bijlage 1, rubriek 9, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : onder de subrubrieken 9.3.1, 9.3.2, 9.4.1, 9.4.2, 9.4.3, 9.5, 9.6, 9.7 en 9.8, wordt de aanhef van de omschrijving in de 2e kolom aangevuld met : « met inbegrip van : - de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval; - de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden.

Art. 3.In bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt rubriek 28.3 vervangen door wat volgt : « 28.3 Inrichtingen waar dierlijke mest bewerkt of verwerkt wordt, met uitzondering van de installaties voor de bewerking en/of verwerking van dierlijke mest zoals bedoeld in de rubrieken 9.3 tot en met 9.8, met een bewerkings- of verwerkingscapaciteit op jaarbasis van : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK 2. - WIJZIGINGEN AAN TITEL II VAN HET VLAREM

Art. 4.In artikel 1.1.2 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (titel II van het VLAREM), herhaaldelijk gewijzigd, worden aan de « DEFINITIES DIEREN/OPSLAG MEST » de volgende definities toegevoegd : « - ammoniakemissiearme stal : een stal wordt als ammoniakemissiearm beschouwd indien hij is gebouwd volgens één van de technieken zoals beschreven in de lijst vast te stellen bij besluit van de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu. - stalmest : vaste dierlijke mest bestaande uit een mengsel van stro en uitwerpselen van runderen, paarden, schapen of varkens, en waarbij het mengsel als vaste mest is ontstaan door het huisvesten van deze dieren in ingestrooide stallen of door het bewerken van dierlijke mest met stro. Mengsels met uitwerpselen van pluimvee worden niet beschouwd als stalmest, ongeacht het drogestofgehalte of de ontstaanswijze. »

Art. 5.Aan hoofdstuk 2.8 van hetzelfde besluit wordt een artikel 2.8.0.4 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Artikel 2.8.0.4. - Beheersing van ammoniak In uitvoering van artikel 41bis van titel I van het VLAREM wordt voor de GPBV-bedrijven, bedoeld in de rubrieken 9.3.1.d) en 9.4.1.d) van bijlage 1 van titel I van het VLAREM, door de Vlaamse Landmaatschappij tegen 1 januari 2006 een voorstel tot herziening van de sectorale voorwaarden van hoofdstuk 5.9 van dit besluit voorgelegd aan de minister, voor de implementatie van de maatregelen, beschreven in de Bref-studie voor de veeteeltsector. »

Art. 6.Tussen artikel 5.9.1.2 en artikel 5.9.2.1 van hetzelfde besluit wordt de titel « AFDELING 5.9.2. CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR STALLEN EN MESTOPSLAGPLAATSEN » vervangen door de titel « AFDELING 5.9.2. CONSTRUCTIEVOORSCHRIFTEN VOOR STALLEN EN MESTOPSLAGPLAATSEN EN PLAATSEN VOOR MESTBEWERKING EN MESTVERWERKING »

Art. 7.Na artikel 5.9.2.1 en voor subtitel « Opslagplaatsen voor vaste dierlijke mest buiten de stal » van hetzelfde besluit wordt een nieuwe subtitel en een artikel 5.9.2.1bis toegevoegd aan de afdeling 5.9.2, en die luiden als volgt : « Bijkomende constructievoorwaarden voor stallen met betrekking tot de beperking van ammoniakemissie Art. 5.9.2.1bis. § 1. Voor alle pluimvee- en varkensinrichtingen waarvoor een milieuvergunning wordt verleend voor : - de exploitatie van een nieuwe inrichting, al dan niet in combinatie met de volledige stopzetting van een bestaande veeteeltinrichting - de verandering van een bestaande veeteeltinrichting waarbij een of meerdere nieuwe stallen worden gebouwd - de verandering van een bestaande veeteeltinrichting door samenvoeging van veeteeltinrichtingen waarbij tevens één of meerdere nieuwe stallen worden gebouwd dienen de nieuw te bouwen stallen ammoniakemissiearm te worden gebouwd indien er voor de betreffende diercategorie een techniek is opgenomen in de lijst van ammoniakemissiearme stallen vastgesteld bij besluit van de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu. § 2. Na afwerking van de bouw van een ammoniakemissiearme stal en de uitvoering van de verschillende daarin verwerkte amoniakemissiearme stalsystemen dient door de toezichthoudende architect, ingenieur-architect, burgerlijk bouwkundig ingenieur, industrieel ingenieur bouwkunde, landbouwkundig ingenieur of bio-ingenieur, een attest afgeleverd te worden dat aantoont dat de bouwwerken werden uitgevoerd conform de ammoniakemissiearme staltechnieken zoals beschreven in de lijst vastgesteld bij besluit van de Vlaamse minister bevoegd voor leefmilieu. Dit attest wordt ter inzage gehouden van de toezichthoudende overheid. § 3. Stallen die gebouwd werden volgens staltechnieken die als ammoniakemissiearm werden beschouwd bij besluit van de Vlaamse minister bevoegd voor leefmilieu, behouden hun statuut van ammoniakemissiearme stal, zelfs indien de techniek bij volgende ministeriële besluiten tot vaststelling van de ammoniakemissiearme staltechnieken niet langer wordt weerhouden. Bij verbouwingen van deze stal waarbij de verbouwing een negatieve impact heeft op de ammoniakemissie, moet voldaan worden aan de eisen voor ammoniakemissiearme stallen zoals opgenomen in de meest recente versie van de lijst.

Art. 8.Aan artikel 5.9.2.2 worden een nieuwe paragraaf 5 toegevoegd die luidt als volgt : « § 5. Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning dient de inrichting, ingeval op de inrichting vaste dierlijke mest geproduceerd wordt, te beschikken over één of meer mestopslagplaatsen voor vaste dierlijke mest met een totale capaciteit die voldoende is om tenminste de hoeveelheid vaste dierlijke mest te stockeren die gedurende een periode van 6 maanden wordt geproduceerd door de dieren die op basis van het aantal dierplaatsen in de stal(len) kunnen worden gehouden. In afwijking hiervan bedraagt voor stalmest de periode tenminste 3 maanden.

Het benodigde volume dient berekend op basis van de richtlijnen voor opslagcapaciteit voor mest vermeld in bijlage 5.9., hoofdstuk 7.

Aan deze bepalingen wordt eveneens geacht voldaan te zijn wanneer de exploitant van de inrichting aantoont op een andere reglementaire manier gedurende de beschouwde periode te kunnen voorkomen dat de voormelde mesthoeveelheid of een gedeelte ervan op cultuurgrond wordt opgebracht. »

Art. 9.Artikel 5.9.2.3, § 4 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Voor de opslagplaatsen bestemd voor opslag van effluenten met een laag gehalte aan ammoniakale stikstof, zoals bepaald in het meststoffendecreet, afkomstig van mestbe- of mestverwerkingsinstallaties kan hiervan worden afgeweken in de milieuvergunning. »

Art. 10.Aan de afdeling 5.9.2. van hetzelfde besluit wordt een nieuwe subtitel en een artikel 5.9.2.4 toegevoegd die luidt als volgt : « Plaatsen voorzien voor mestbewerkings- of mestverwerkingsinstallaties Art. 5.9.2.4. § 1. Bij het gebruik van een installatie voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest worden de nodige voorzieningen getroffen opdat eventueel gemorste mest kan worden opgevangen en terug in de bestaande mestopslag terecht komt.

De exploitant neemt alle noodzakelijke maatregelen teneinde te voorkomen dat reinigingswater, percolaat of mest kan terecht komen op de bodem en zeker niet kan terechtkomen in de afvoeren die bestemd zijn voor de afvoer van hemelwater. »

Art. 11.In hetzelfde besluit wordt in de tabel in artikel 5.9.4.1 onder punt 1. « Stalsystemen » een punt h) toegevoegd dat luidt als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 12.In artikel 5.9.4.3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden « uit te breiden » vervangen door de woorden « te veranderen met verhoging van de vergunde mestproductie van de varkens op inrichtingsniveau »;2° in de aanhef van 2°, eerste lid, worden de woorden « worden uitgebreid » vervangen door de woorden « worden veranderd »; 3° het tweede lid van 2° wordt vervangen door wat volgt : « De in het eerste lid bedoelde verandering is ondergeschikt aan de volgende bijkomende voorwaarde : - de veranderde inrichting moet beantwoorden aan de afstandsregels vermeld in artikel 5.9.4.4; - het aantal varkens, na de verandering, moet lager of gelijk zijn aan 1 050 varkenseenheden, zoals bepaald in artikel 5.9.4.4. »

Art. 13.Artikel 5.9.4.4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 5.9.4.4. In agrarische gebieden, niet gelegen in een kwetsbare zone als bedoeld in artikel 5.9.1.2, gelden voor de exploitatie van een nieuwe varkenshouderij en de verandering van een bestaande varkenshouderij met verhoging van de vergunde mestproductie van de varkens op inrichtingsniveau, de volgende verbods- en afstandsregels : de in acht te nemen minimale afstand, gemeten vanaf elke stal en/of opslag van vaste dierlijke mest of mengmest van de inrichting, ten opzichte van elk op het gewestplan aangegeven woonuitbreidingsgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat, gebied voor verblijfsrecreatie en woongebied ander dan een woongebied met een landelijk karakter en ten opzichte van elk in het bosdecreet van 13 juni 1990 aangegeven bosreservaat, wordt in functie van het aantal varkens dat in de inrichting kan worden gehouden, uitgedrukt in varkenseenheden, en van het overeenkomstig artikel 5.9.4.2. voor de inrichting berekend aantal waarderingspunten, vastgesteld in de volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld voor de toepassing van voormelde bepalingen wordt : - één zeug inclusief biggen gelijkgesteld aan 2,5 varkenseenheden; - een ander varken > 10 weken gelijkgesteld aan 1 varkenseenheid. »

Art. 14.Artikel 5.9.4.5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : « Art. 5.9.4.5. In afwijking van de algemene overgangsregeling van afdeling 3.2.2 gelden de verbods- en afstandsregels van artikel 5.9.4.3 en artikel 5.9.4.4 ook voor elke verandering van een bestaande inrichting met verhoging van de vergunde mestproductie van de varkens op inrichtingsniveau. »

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt in de tabel in artikel 5.9.5.1 onder punt 1. « Stalsystemen » een punt e) toegevoegd dat luidt als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 16.In artikel 5.9.8.3 van hetzelfde besluit wordt § 2 opgeheven.

Art. 17.In artikel 5.9.8.5 van hetzelfde besluit wordt § 1 aangevuld met : « Dit verbod geldt niet voor het lozen van het effluent na bewerking of verwerking van dierlijke mest, indien hiervoor de nodige vergunning (rubriek 3) is verleend. »

Art. 18.In artikel 5.9.10.1 van hetzelfde besluit worden de woorden « en in de afdelingen 5.7. tot en met 5.9. van dit besluit. » vervangen door de woorden « en in de afdelingen 5.9.7. tot en met 5.9.9. van dit besluit. »

Art. 19.Aan hoofdstuk 5.9 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 5.9.11 en de artikelen 5.9.11.1 en 5.9.11.2 toegevoegd die luiden als volgt : « AFDELING 5.9.11. BIJKOMENDE VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT MESTBEWERKING EN/OF MESTVERWERKING BIJ STALLEN De opvolging van de nutriëntenstroom Art. 5.9.11.1. De exploitant houdt een register bij zoals bedoeld in artikel 10 (Register van dierlijke mestproductie) en 11 (Register van afzet van de nutriënten P2O5 en N uit meststoffen) van het besluit van 26 mei 2000 ter uitvoering van sommige artikelen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.

Art. 5.9.11.2. De uitbating van de mestverwerkings- en mestbewerkingsinstallaties dient te voldoen aan de bepalingen vermeld onder artikel 5.28.3.4.2, 5.28.3.5.1, 5.28.3.5.2 en 5.28.3.5.3. »

Art. 20.De titel van de afdeling 5.28.3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « AFDELING 5.28.3. BEWERKING EN VERWERKING VAN DIERLIJKE MEST »

Art. 21.In artikel 5.28.2.3. § 2, b), wordt volgende zin toegevoegd : « Voor de opslagplaatsen bestemd voor opslag van effluenten met een laag gehalte aan ammoniakale stikstof, zoals bepaald in het meststoffendecreet, afkomstig van mestbe- of mestverwerkingsinstallaties kan hiervan worden afgeweken in de milieuvergunning. »

Art. 22.In artikel 5.28.3.1.1, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « met uitzondering evenwel van de mestbewerkingsinstallaties » geschrapt.

Art. 23.In artikel 5.28.3.2.1, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « de verwerking » vervangen door de woorden « de be- en verwerking » en de woorden « de verwerkte » vervangen door de woorden « de be- en verwerkte ».

Art. 24.In artikel 5.28.3.2.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « de verwerking » vervangen door de woorden « de be- en verwerking ».2° aan § 2 wordt de volgende zin toegevoegd : « Tenzij anders bepaald in de milieuvergunning moet bovendien van elke vracht een analyse van P2O5 en N te gebeuren.» 3° er wordt een § 3 toegevoegd die luidt als volgt : « § 3.Tenzij anders bepaald in de milieuvergunning moet bovendien minstens wekelijks een analyse van P2O5 en N te gebeuren van : - de aangevoerde andere (grond)stoffen - de afgevoerde eindproducten ».

Art. 25.In artikel 5.28.3.2.3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 2°, worden de woorden « onverwerkte dierlijke mest » vervangen door de woorden « onbewerkte of onverwerkte dierlijke mest »;2° in § 1 wordt een 6° toegevoegd die luidt als volgt : « 6° gegevens over de aanvoer van andere (grond)stoffen : a.het volgnummer, de datum en het uur van de aanvoer van de andere (grond)stoffen; b. de aard van de andere (grond)stoffen;c. de herkomst van de andere (grond)stoffen;d. de hoeveelheid (massa en volume) van andere (grond)stoffen met vermelding van de referenties van de eventuele weegbon;e. de gehalten aan P2O5 en stikstof;» 3° in § 2 worden de woorden « onverwerkte dierlijke mest » vervangen door de woorden « onbewerkte of onverwerkte dierlijke mest ».

Art. 26.Artikel 5.28.3.2.4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 5.28.3.2.4 . § 1. De hoeveelheid aangevoerde, verwerkte en afgevoerde dierlijke mest en de hoeveelheid aangevoerde andere (grond)stoffen moeten in het register, bedoeld in artikel 5.28.3.2.3, worden getotaliseerd respectievelijk per dag, per maand en per kalenderjaar en dit voor wat betreft de dierlijke mest per type. Op eenvoudig verzoek worden deze gegevens meegedeeld aan de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij. De hoeveelheid aangevoerde dierlijke mest wordt eveneens getotaliseerd per Mestbanknummer per kalenderjaar. § 2. Na de ingebruikname van de inrichting moet jaarlijks een nauwkeurige nutriëntenbalans worden opgesteld via een uitgebreide meetcampagne.

Het meetprotocol dient vooraf ter goedkeuring aan de bevoegde overheid voorgelegd te worden. Bedoelde nutriëntenbalans moet de hoeveelheden nutriënten aangeven die tijdens het beschouwde jaar in de inrichting werden aangevoerd en onder de vorm van afgewerkte producten werden afgevoerd, werden geloosd in oppervlaktewater en in de omgevingslucht.

Van de verplichting tot het opstellen van de nauwkeurige nutriëntenbalans kan worden afgeweken mits aangetoond wordt dat de meetresultaten een stabiel karakter vertonen. Hiervoor dient de exploitant een gemotiveerde aanvraag in bij de bevoegde overheid. In dat geval wordt jaarlijks een vereenvoudigde nutriëntenbalans voor P2O5 en N van de inrichting opgesteld. Deze nutriëntenbalans moet de hoeveelheden nutriënten aangeven die tijdens het beschouwde jaar in de inrichting werden aangevoerd, onder de vorm van afgewerkte producten werden afgevoerd, werden geloosd in oppervlaktewater en in de omgevingslucht. Voor het opstellen van deze jaarlijkse nutriëntenbalans wordt o.a. met betrekking tot de lozing in de omgevingslucht gebruik gemaakt van de meetresultaten van de nauwkeurige nutriëntenbalans die werd opgemaakt voor deze inrichting.

De hierboven bedoelde nutriëntenbalansen dienen jaarlijks te worden doorgestuurd naar de afdeling Mestbank van de Vlaamse Landmaatschappij voor 15 maart van het jaar volgend op het jaar waarop de balans betrekking heeft.

Bij elke wijziging, zij het betreffende het bewerkings- of verwerkingsproces, zij het bij maatregelen ter beperking van de emissies en/of bij bewerking/verwerking van een andere soort mest, dient een nieuwe nauwkeurige nutriëntenbalans opgesteld te worden en gelden opnieuw de hierboven vermelde bepalingen van dit artikel. »

Art. 27.In artikel 5.28.3.3.1, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° wordt het woord « onverwerkte » vervangen door de woorden « onbewerkte of onverwerkte »;2° in 3° worden de woorden « de verwerking » vervangen door de woorden « de bewerking en/of de verwerking » 3° in 6° worden de woorden « de verwerkingswijze » vervangen door de woorden « de be- en/of verwerkingswijze ».

Art. 28.In artikel 5.28.3.4.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 3°, worden de woorden « de mestverwerkingsoperaties » vervangen door de woorden « de mestbe- en verwerkingsoperaties » en wordt de zin aangevuld met « Hiervan kan in de milieuvergunning afgeweken worden voor nitrificatie- en denitrificatiebekkens.»; 2° in § 1, 4°, wordt de zin « Elke alternatieve methode met een gelijkaardig of beter rendement voor geur en emissiereductie is evenwel toegelaten » geschrapt.3° aan § 1 wordt een 2e lid toegevoegd, luidend als volgt : « Elke alternatieve methode met een gelijkwaardig of beter rendement om ammoniakemissie en hinder te voorkomen kan in de milieuvergunning worden toegelaten.»; 4° § 2 wordt geschrapt.

Art. 29.In artikel 5.28.3.4.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 5°,e) worden de woorden « 90 % » vervangen door de woorden « 80 % »;2° in 11° worden de woorden « 90 % » vervangen door de woorden « 80 % ».

Art. 30.In bijlage 5.3.2 van hetzelfde besluit wordt de titel « 24.BIS MESTVERWERKINGSINSTALLATIES vervangen door « 24BIS. MESTBEWERKINGS- EN MESTVERWERKINGSINSTALLATIES ». HOOFDSTUK 3. - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Art. 31.Dit besluit geldt ook voor vergunningsaanvragen, ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit en waarover op datum van inwerkingtreding van dit besluit nog geen definitieve beslissing is genomen.

Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 september 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^