Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 september 2003
gepubliceerd op 14 november 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003036085
pub.
14/11/2003
prom.
19/09/2003
ELI
eli/besluit/2003/09/19/2003036085/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 SEPTEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1983 houdende oprichting van de instelling Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, inzonderheid op artikel 17, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur gegeven op 6 juli 2001, 5 juli 2002, 7 oktober 2002 en 22 november 2002;

Gelet op het protocol nr. 198.606 van 24 februari 2003 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaamse Gewest;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Ambtenarenzaken, gegeven op 22 augustus 2002;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 9 mei 2003;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 9 mei 2003 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op advies 35.622/3 van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2003 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel VIII 56 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel wordt § 2, 2°, opgeheven

Art. 2.In artikel VIII 56 van hetzelfde besluit worden in § 4, tweede lid, de woorden « met verlof voor loopbaanonderbreking » vervangen door « met verlof voor voltijdse loopbaanonderbreking ».

Art. 3.In artikel VIII 57, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « loopbaanversnelling of » geschrapt.

Art. 4.Artikel VIII 57, § 3, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Van 1 juli tot 30 juni wordt voor elke maand een hele maand afgetrokken als het statutaire personeelslid een onvoldoende heeft gekregen en wordt voor elke maand een halve maand afgetrokken als het statutaire personeelslid een loopbaanvertraging heeft gekregen. »

Art. 5.Artikel VIII 58 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 6.In artikel VIII 59 van hetzelfde besluit wordt § 2 opgeheven.

Art. 7.Artikel VIII 62 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Het statutaire personeelslid met de graad van afdelingsingenieur of van ingenieur-directeur kan worden benoemd in de graad van gewestelijk directeur.

Voor de in het eerste lid bedoelde benoeming zijn de artikelen VIII 47, VIII 48, VIII 50 en VIII 51 van toepassing. »

Art. 8.In artikel XI 9 van hetzelfde besluit wordt in § 1, eerste lid, het getal « 24 » vervangen door « 26 », het getal « 25 » door « 27 » en het getal « 26 » door « 28 ».

Art. 9.In artikel XI 15, derde lid van hetzelfde besluit worden de woorden « vier werkdagen - vanaf 1 januari 1997 : » geschrapt.

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt titel X van deel XI, bestaande uit artikel XI 37 tot en met XI 43, vervangen door wat volgt : « TITEL X - STUDIEVERLOF. Art. XI 37. De statutaire personeelsleden hebben recht op studieverlof volgens de modaliteiten bepaald in dit besluit.

Het studieverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. XI 38. Het studieverlof kan enkel worden toegekend voor vormingsactiviteiten die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de vormingsactiviteit staat in verband met de door het personeelslid uitgeoefende of in de toekomst uit te oefenen functie;2° de vormingsactiviteit vindt 's avonds of in het weekend plaats. Art. XI 39. § 1. Het volgen van vormingsactiviteiten buiten de diensturen kan worden opgelegd aan personeelsleden indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie. § 2. Personeelsleden kunnen buiten de normale diensturen op eigen initiatief deelnemen aan een vormingsactiviteit.

Art. XI 40. § 1. Indien het volgen van vormingsactiviteiten buiten de normale diensturen wordt opgelegd door de VMW, wordt aan het personeelslid studieverlof toegekend a rato van het aantal uren gevolgde opleiding.

Indien de vormingsactiviteit bestaat uit het verwerken van zelfstudiepaketten gevolgd door het afleggen van een examen, wordt de duur van het studieverlof bepaald op basis van de studielast.

In afwijking van het eerste en het tweede lid van deze paragraaf kan het volgen van vormingsactiviteiten buiten de normale diensturen aan de personeelsleden van het niveau K opgelegd worden zonder compensatie. § 2. Indien het personeelslid op eigen initiatief deelneemt aan vormingsactiviteiten buiten de normale diensturen en gevolgd door het afleggen van een examen, wordt de duur van het studieverlof bepaald op basis van het aantal uren gevolgde opleiding met dien verstande dat het aantal uren studieverlof steeds evenredig is met de mate waarin de gevolgde opleiding nuttig is voor de uitgeoefende functie of de loopbaanontwikkeling van het personeelslid, met een maximum van 120 uren.

Indien de vormingsactiviteit bestaat uit het verwerken van zelfstudiepaketten, gevolgd door het afleggen van een examen, wordt voor het bepalen van de duur van het studieverlof rekening gehouden met de studielast, onverminderd de toepassing van het vorige lid van dit artikel. § 3. Per jaar kan men maximum 120 uren studieverlof krijgen. § 4. Voor eenzelfde opleiding kan men binnen een periode van vijf jaar geen twee keer studieverlof krijgen.

Art. XI 41. § 1. Indien men een vormingsactiviteit waarvoor studieverlof werd toegekend, vroegtijdig stopzet, dient men dit onverwijld te melden. Men heeft in dit geval enkel recht op een periode studieverlof die in verhouding staat met de tijd die men reeds aan de opleiding heeft besteed. § 2. Het studieverlof wordt gedurende een periode van drie jaar niet meer toegekend aan de personeelsleden waarvan blijkt dat zij : 1° in de cursussen langer ongewettigd afwezig waren dan 1/5 van de duur ervan;2° geen aangifte hebben gedaan van een onderbreking met meer dan twee maanden van de opdrachten die met het oog op een vorming zijn opgelegd. De bovenvermelde gebreken worden vastgesteld aan de hand van een getuigschrift, af te geven door de instelling of de overheid die de beroepsvorming verstrekt.

Art. XI 42. § 1. Het studieverlof moet worden opgenomen tussen het begin en het einde van de opleiding. Indien de opleiding besloten wordt met het afleggen van examens, dan wordt het laatste examen beschouwd als het einde van de vormingsactiviteit. § 2. De planning voor het opnemen van het studieverlof wordt bepaald in overleg met de hiërarchische chef. Hierbij wordt rekening gehouden met de studielast enerzijds en met het belang van de dienst anderzijds. § 3. Indien een opleiding bestaat uit meerdere fasen waarbij de overgang naar een volgende fase slechts mogelijk is na het slagen voor een examen, kan het toegestane studieverlof voor elke fase slechts effectief worden opgenomen indien men daadwerkelijk slaagt voor het examen van de voorgaande fase.

Art. XI 43. Het studieverlof dient door het statutaire personeelslid schriftelijk te worden aangevraagd via zijn hiërarchische meerdere, die zijn advies bij de aanvraag voegt.

Bij de aanvraag wordt een gedetailleerde omschrijving van de vormingsactiviteit, afgeleverd door de inrichtende organisatie, gevoegd. Deze omschrijving dient minstens een programma van de opleiding en een overzicht van het aantal uren of de studielast te omvatten.

De leidend ambtenaar beslist over de toekenning van studieverlof, rekening houdend met het algemeen vormingsbeleid.

Er is geen hoger beroep mogelijk tegen de beslissingen van de leidend ambtenaar inzake de toekenning van studieverlof. »

Art. 11.In hetzelfde besluit wordt titel XI van deel XI, bestaande uit artikel XI 44 tot en met XI 46, vervangen door wat volgt : « TITEL XI - VERLOF VOOR LOOPBAANONDERBREKING. HOOFDSTUK I. - Algemene regeling Art. XI 44. § 1. Het statutaire personeelslid heeft het recht om zijn loopbaan te onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.

Het statutaire personeelslid kan zijn loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken. Een voltijdse loopbaanonderbreking kan onmiddellijk aansluiten bij een halftijdse en omgekeerd.

De maximumduur om voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking te krijgen, wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die het statutaire personeelslid als statutair of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten. § 2. In afwijking van § 1 heeft een statutair personeelslid van minstens 50 jaar oud het recht om halftijdse loopbaanonderbreking te nemen tot aan zijn pensionering, op voorwaarde dat hij schriftelijk zich ertoe verbindt deze halftijdse loopbaanonderbreking niet voor zijn pensionering stop te zetten.

Het statutaire personeelslid van minstens 50 jaar kan halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensionering nemen, ongeacht de totale duur van de loopbaanonderbrekingen die hij heeft genomen voor het begin van de halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensionering. § 3. In afwijking van § 1 en § 2 is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst voor het statutaire personeelslid dat een leidinggevende functie (niveau K en de hoofden van een sectoraal dienstencentrum) uitoefent, zodat het aan laatstgenoemden, mits motivering, kan worden geweigerd in het belang van de dienst.

Het in het eerste lid bedoelde personeelslid aan wie een verlof voor loopbaanonderbreking wordt geweigerd, kan tegen deze beslissing hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep die door de Vlaamse regering is opgericht voor sommige openbare instellingen die onder de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaamse Gewest ressorteren. § 4. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de stagedoende statutaire personeelsleden.

Art. XI 44bis. Het statutaire personeelslid met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal.

Art. XI 44ter. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.

Art. XI 44quater. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties in principe verricht ofwel elke dag, ofwel in een vaste verdeling per week of per maand.

De halftijdse loopbaanonderbreking kan evenwel niet gecombineerd worden met het verlof wegens persoonlijke redenen zoals bedoeld in artikel XI 20 van dit besluit of met het verlof voor verminderde prestaties zoals bedoeld in de bepalingen van deel XI, titel IX van dit besluit.

Art. XI 44quinquies. § 1. Het statutaire personeelslid dat zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken deelt aan de leidend ambtenaar de begindatum van zijn loopbaanonderbreking mee en de duur ervan. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen.

Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van de onderbreking tenzij de leidend ambtenaar op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De loopbaanonderbreking dient steeds in te gaan bij het begin van de maand. § 2. De Maatschappij vult het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen in en geeft het af aan het statutaire personeelslid.

Art. XI 44sexies. Met een opzegging van twee maanden via een aangetekende brief gericht aan de leidend ambtenaar, kan het statutaire personeelslid dat zijn loopbaan onderbroken heeft, zijn functie opnieuw opnemen nog voordat de periode van onderbreking van zijn beroepsloopbaan verlopen is. HOOFDSTUK II. - Bijzondere stelsels Afdeling 1. - Palliatief verlof

Art. XI 45. § 1. In afwijking van artikel XI 44, § 1 bedraagt de duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken per patiënt één maand, eenmaal verlengbaar met één maand. § 2. Onder « palliatieve zorgen » wordt begrepen : elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

Art. XI 45bis. Loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken, wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die het statutaire personeelslid maximaal kan nemen.

Art. XI 45ter. Het statutaire personeelslid dat loopbaanonderbreking neemt om palliatieve zorgen te verstrekken, deelt dit schriftelijk mede aan de leidend ambtenaar. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve zorgen behoeft. Daaruit moet blijken dat het statutaire personeelslid zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verstrekken. De identiteit van de patiënt wordt niet vermeld.

In afwijking van artikel XI 44quinquies kan de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken, ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. De termijn voor kennisgeving vermeld in artikel XI 44quinquies, is niet van toepassing.

Art. XI 45quater. In afwijking van artikel XI 44, § 3 en § 4 geldt het recht op loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken voor alle statutaire personeelsleden. Afdeling 2. - Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of

familielid Art. XI 45quinquies. § 1. In afwijking van artikel XI 44 § 1 bedraagt de maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 12 maanden, en van de halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 24 maanden.

De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die het statutaire personeelslid als statutair of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten voor de bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt. § 2. In afwijking van artikel XI 44 § 1 kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid worden genomen met al dan niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maanden. § 3. Onder « zware ziekte » wordt begrepen elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.

Onder « gezinslid » wordt verstaan elke persoon die samenwoont met het statutaire personeelslid.

Onder « familielid » wordt verstaan zowel de bloed- als de aanverwant van het statutaire personeelslid tot de tweede graad.

Art. XI 45sexies. Loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die het statutaire personeelslid maximaal kan nemen.

Art. XI 45septies. Het statutaire personeelslid dat loopbaanonderbreking neemt om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, deelt dit schriftelijk mede aan de leidend ambtenaar. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de bijstand of verzorging behoeft. Daaruit moet blijken dat het statutaire personeelslid zich bereid heeft verklaard deze bijstand of verzorging te verstrekken. Op dit attest wordt tevens de identiteit van de patiënt vermeld.

In afwijking van artikel XI 44quinquies kan de loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. De kennisgevingtermijn vermeld in artikel XI 44quinquies, is niet van toepassing.

Art. XI 45octies. In afwijking van artikel XI 44, § 3 en § 4 geldt het recht op loopbaanonderbreking om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen voor alle statutaire personeelsleden. Afdeling 3. - Ouderschapsverlof

Art. XI 45novies. § 1. In afwijking van artikel XI 44 § 1 bedraagt de duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van voltijdse loopbaanonderbreking 3 maanden, en van het ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 maanden. § 2. Bij geboorte moet het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden voor het kind 4 jaar is.

Bij adoptie moet het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden binnen een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het statutaire personeelslid zijn verblijfplaats heeft en dit uiterlijk tot het kind acht jaar wordt.

Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend uiterlijk tot het kind acht jaar wordt. § 3. Het statutaire personeelslid dat voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als statutair of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan voor dit kind geen ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen.

Art. XI 45decies. Het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking telt niet mee voor de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking waarop het statutaire personeelslid recht heeft.

Art. XI 45undecies. Ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking kan worden genomen onmiddellijk aansluitend op het bevallings-, het vaderschaps- of het opvangverlof.

Art. XI 45duodecies. In afwijking van artikel XI 44, § 3 en § 4 geldt het recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voor alle statutaire personeelsleden.

Het mannelijke statutaire personeelslid heeft alleen recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voorzover de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat of wanneer het gaat om een kind dat door hem werd geadopteerd. HOOFDSTUK III. - Onderbrekingsuitkeringen en vervanging Art. XI 46. Aan het statutaire personeelslid dat zijn loopbaan overeenkomstig hoofdstuk I en II van deze titel onderbreekt, wordt een maandelijkse uitkering toegekend overeenkomstig de federale bepalingen terzake.

Art. XI 46bis. Indien het statutaire personeelslid geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn verblijfplaats, of afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de uitzonderingen bepaald door de federale overheid.

Art. XI 46ter. § 1. De vervanging van het statutaire personeelslid in loopbaanonderbreking vindt plaats overeenkomstig de federale bepalingen vastgesteld in het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.

Voor de vervanging van statutaire personeelsleden van minstens 50 jaar die halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot aan de pensioenleeftijd, worden bovendien alleen personen in aanmerking genomen die geslaagd zijn voor een vergelijkend wervingsexamen voor de graad waarin de vervanging gebeurt. § 2. De vervangers van halftijdse loopbaanonderbrekingen tot aan de pensioenleeftijd van statutaire personeelsleden van minstens 50 jaar worden in dienst genomen als statutair stagedoend personeelslid.

Hiertoe worden voormelde loopbaanonderbrekingen gegroepeerd per graad en vervangen per voltijds equivalent. »

Art. 12.In artikel XIII 10 van hetzelfde besluit worden in paragraaf 1, 2°, n, de woorden « met een maximum van twee jaar » geschrapt.

Art. 13.In deel XIII van hetzelfde statuut wordt het opschrift van titel I, hoofdstuk VIII vervangen door wat volgt : « De weddecomplementen ».

Art. 14.In artikel XIII 22, 1° lid van hetzelfde besluit wordt de woorden « het indexcijfer van de consumptieprijzen » vervangen door « het gezondheidsindexcijfer ».

Art. 15.In artikel XIII 32 van hetzelfde besluit wordt in § 1 een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « Met ingang op 1 januari 2000 bedraagt dit forfaitair weddecomplement 184,91 euro. Met ingang op 1 januari 2001 bedraagt dit forfaitair weddecomplement 204,84 euro. Met ingang op 1 januari 2002 bedraagt dit forfaitair weddecomplement 225 euro. »

Art. 16.In artikel XIII 32 van hetzelfde besluit wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. Met ingang op 1 januari 2001 ontvangen de statutaire personeelsleden van de Maatschappij een maandelijks procentueel weddecomplement van 3 % van het jaarsalaris, zoals bepaald in de salarisschalen, vermeerderd met de restructuratiebonificatie zoals bepaald in artikel XIII 26, gedeeld door 12.

Met ingang op 1 januari 2002 bedraagt dit maandelijks procentueel weddecomplement 5 % van het jaarsalaris, zoals bepaald in de salarisschalen, vermeerderd met de restructuratiebonificatie zoals bepaald in artikel XIII 26, gedeeld door 12. » Vanaf 1 december 2002 wordt het maandelijks procentueel weddecomplement, zoals bepaald in het 2° lid teruggebracht tot 4 %. »

Art. 17.In artikel XIII 32, § 2, XIII 33, XIII 34 en XIII 35 van hetzelfde besluit worden de woorden « het weddecomplement » vervangen door de woorden « de weddecomplementen. »

Art. 18.Artikel XIII 46 van hetzelfde besluit worden de woorden « op een hele frank » vervangen door « op de cent ».

Art. 19.In artikel XIII 52 van hetzelfde besluit wordt het getal « 35 » vervangen door « 30 ».

Art. 20.In artikel XIII 55, § 4 v an hetzelfde besluit worden de woorden « het indexcijfer van de consumptieprijzen » vervangen door « het gezondheidsindexcijfer ».

Art. 21.In artikel XIII 90 van hetzelfde besluit worden § 1 tot en met § 2, vervangen door wat volgt : « § 1. een haardtoelage wordt toegekend : 1° aan het gehuwde statutaire personeelslid of het statutaire personeelslid dat samenleeft tenzij de toelage wordt toegekend aan zijn echtgenoot of aan de persoon met wie hij samenleeft;2° aan het alleenstaande personeelslid van wie één of meer kinderen die recht geven op kinderbijslag deel uitmaken van het gezin. § 2. In geval dat de twee echtgenoten of de twee personen, die samenleven elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage of de standplaatstoelage te verkrijgen, wijzen ze in wederzijds akkoord diegene aan van de twee aan wie de toelage zal uitbetaald worden.

De uitbetaling van deze toelage wordt afhankelijk gesteld van een verklaring op erewoord die door het statutaire personeelslid wordt opgesteld volgens het als bijlage 8 bij dit besluit gevoegd model. »

Art. 22.In artikel XIII 92 van hetzelfde besluit worden de woorden « het indexcijfer van de consumptieprijzen » vervangen door « het gezondheidsindexcijfer ».

Art. 23.In artikel XIII 95, 1°, 2° en 3° van hetzelfde besluit worden de woorden « het indexcijfer van de consumptieprijzen » vervangen door « het gezondheidsindexcijfer ».

Art. 24.Artikel XIII 100 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Voor volledige prestaties die verricht werden gedurende het ganse referentiejaar, berekent men het vakantiegeld als volgt : 1° het forfaitaire gedeelte voor het jaar 2000 bedraagt 874,40 euro. Dit bedrag wordt elk jaar aangepast door vermenigvuldiging met een coëfficiënt die men krijgt door de deling waarbij : - het gezondheidsindexcijfer van de maand januari van het uitbetalingsjaar het deeltal is, - en het gezondheidsindexcijfer van de maand januari van het referentiejaar de deler.

Het quotiënt, zijnde de voormelde coëfficiënt, berekent men tot op vier decimalen.

Het geïndexeerde forfaitaire bedrag wordt afgerond tot op de naasthogere eenheid; 2° het veranderlijk gedeelte bedraagt 1,1 pct.van de jaarbezoldiging, aangepast aan het verhogingspercentage van de maand maart van het vakantiejaar, zoals dit percentage is gekoppeld aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig artikel XIII 22.

Dit percentage berekent men op basis van het brutobedrag dat men verschuldigd zou zijn voor de beschouwde maand, wanneer het statutair personeelslid geen of slechts een gedeeltelijke bezoldiging heeft ontvangen. »

Art. 25.In artikel XIII 108 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « Deze eindejaarstoelage berekent men als volgt : 1° het forfaitair gedeelte voor het jaar 1999 bedraagt 272,44 euro. Dit bedrag wordt elk jaar opnieuw aangepast door vermenigvuldiging met een coëfficiënt die wordt verkregen door een deling waarbij : - het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het uitbetalingsjaar het deeltal is; - en het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober van het vorige jaar de deler.

Het quotiënt, zijnde de voormelde coëfficiënt, wordt berekend tot op vier decimalen.

Het geïndexeerde forfaitaire bedrag wordt afgerond tot op de naasthogere eenheid. »

Art. 26.Artikel XIII 113 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 1. de bedragen van deze toelage zijn als volgt vastgesteld : 1° 62,22 euro (100 %) voor een kilometeraantal van 1 000 tot 15 000 km;2° 93,33 euro (100 %) voor een kilometeraantal van 15 000 km en meer. § 2. De regeling inzake de indexkoppeling van de salarissen, zoals bepaald in artikel XIII 22 geldt ook voor de toelage voor personeelsleden, belast met het besturen van autovoertuigen of van mechanische werktuigen, die geen ongeval hebben gehad. »

Art. 27.Artikel XIII 120 van hetzelfde besluit wordt het woord « op een hele frank » vervangen door « op de cent ».

Art. 28.In artikel XIII 131, 1°, 2° en 3° van hetzelfde besluit worden de woorden « het indexcijfer van de consumptieprijzen » vervangen door « het gezondheidsindexcijfer ».

Art. 29.In artikel XIII 134 van hetzelfde besluit worden de woorden « het indexcijfer van de consumptieprijzen » vervangen door « het gezondheidsindexcijfer ».

Art. 30.In deel XIV van hetzelfde besluit worden in afdeling 3 van hoofdstuk IV van titel III het opschrift vervangen door de woorden « de weddecomplementen ».

Art. 31.In artikel XIV 48 van hetzelfde besluit worden de woorden « het weddecomplement » vervangen door de woorden « de weddecomplementen. »

Art. 32.Artikel XIV 50 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt. « § 1. Het contractuele personeelslid ontvangt een getrouwheidspremie voor zijn jaren trouwe dienst in de Maatschappij. Deze premie wordt toegekend volgens dezelfde regeling als deze die geldt voor de statutaire personeelsleden. § 2. Voor de berekening van het aantal jaren trouwe dienst, zoals vereist in de artikelen XIII 50, XIII 51 en XIII 52 worden vanaf de datum van indiensttreding bij de Maatschappij, de periodes van werkelijke prestaties in aanmerking genomen, met toepassing van artikel XIII 13. Met werkelijke prestaties worden gelijkgesteld de periodes van afwezigheid zoals bepaald in artikel XIII 9, § 1, 1° tot en met 6°. Deze prestaties worden berekend per kalendermaand; die welke geen volle maand bedragen worden niet meegeteld.

Art. 33.In artikel XIV 54 van hetzelfde besluit wordt de verwijzing naar artikel XIII 62 geschrapt.

Art. 34.Artikel XVII 3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 35.Artikel XVII 1 en artikel XVII 2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 36.Artikel XVII 4 en artikel XVII 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 37.Artikel XVII 6 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 38.In artikel XVIII 1 van hetzelfde besluit wordt in § 2, 7° het cijfer « V » vervangen door « VI ».

Art. 39.In artikel XVIII 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 6, 1° worden de woorden « hoofdstuk IVbis » vervangen door de woorden « hoofdstuk V »;2° in § 6, 2° worden de woorden « artikel XIV 51bis » vervangen door de woorden « artikel XIV 54 ».

Art. 40.De in de eerste kolom van onderstaande tabel vermelde artikelen of onderdelen ervan, hebben betrekking op de bepalingen van hetzelfde besluit. Met betrekking tot de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van deze tabel, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze bepalingen tot en met 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom. De bedragen vermeld in de 4° kolom vervangen met ingang van 1 december 2002 de overeenstemmende bedragen in de 2° kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 41.Bijlage 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage 1 gevoegd bij dit besluit.

Art. 42.Bijlage 6 van hetzelfde besluit vervangen door de bijlage 2 gevoegd bij dit besluit. Met ingang van 1 december 2002 is bijlage 3 gevoegd bij dit besluit van toepassing.

Art. 43.De bedragen die in euro worden vermeld in artikel XIII 26, XIII 32, XIII 37, XIII 63, XIII 76, XIII 79, XIII 82, XIII 86, XIII 91, XIII 100, XIII 108, XIII 113, XIII 127, XIII 129, XIII 138, XIV 49 treden in werking op 1 januari 2002.

Art. 44.Dit besluit treedt in werking op datum van goedkeuring ervan, met uitzondering van 1° artikel 1, 3, 4, 5, 6, 33 en 34 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1998;2° artikel 8, 9 en 35 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1997;3° artikel 11 dat uitwerking heeft met ingang van 1 november 2000;4° artikel 10, 12, 19, 21, 25, 26 en 36 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1999;5° artikel 13, 17, 30 en 31 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001;6° artikel 18 en 27 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2002;7° artikel 24 en 37 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2000;8° artikel 2, 7, 32, 38, en 39 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1995.

Art. 45.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Waterbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 september 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 september 2003 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 2000 houdende de organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 19 september 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 september 2003 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 2000 houdende de organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 19 september 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 september 2003 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 2000 houdende de organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 19 september 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^