gepubliceerd op 13 december 2001
Besluit van de Vlaamse regering houdende de voorwaarden van de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies van de zorgkassen in het kader van de zorgverzekering voor de jaren 2001 en 2002
19 OKTOBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de voorwaarden van de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies van de zorgkassen in het kader van de zorgverzekering voor de jaren 2001 en 2002
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 8 december 2000 en 18 mei 2001;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 oktober 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Vlaamse zorgverzekering overeenkomstig de beslissingen van de Vlaamse regering van start gaat op 1 oktober 2001, zodat onverwijld uitvoering moet worden gegeven aan de decretale bepalingen terzake en zodat aan de zorgkassen in kwestie onverwijld rechtszekerheid moet worden geboden omtrent de financiële regeling in het kader van de zorgverzekering en omtrent de subsidiëring van de zorgkassen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering;2° zorgkas : een zorgkas die erkend is krachtens artikel 15, eerste lid, van het decreet of de zorgkas die opgericht is overeenkomstig artikel 14, derde lid, van het decreet;3° tenlasteneming : de tenlasteneming van de kosten of prestaties zoals omschreven in artikel 6, § 1, eerste lid, van het decreet;4° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen;5° Fonds : het Vlaams Zorgfonds, bedoeld in artikel 11 van het decreet;6° indicatiestelling : het vaststellen van de ernst en de duur van het in artikel 2, 2°, van het decreet bedoelde verminderde zelfzorgvermogen. HOOFDSTUK II. - De verdeling van de subsidie voor de jaren 2001 en 2002
Art. 2.Het Fonds verdeelt de subsidies voor de zorgkassen op basis van artikel 17, eerste lid, 1° en 3°, van het decreet en op de wijze zoals bepaald in dit besluit.
De uitbetaling van de subsidie gebeurt in twee delen : 1° een deel dat betrekking heeft op artikel 17, eerste lid, 1°, van het decreet en de subsidie voor de tenlastenemingen wordt genoemd;2° een deel dat betrekking heeft op artikel 17, eerste lid, 3°, van het decreet en de subsidie voor de opstartkosten in 2001 respectievelijk de werkingssubsidie voor het jaar 2002 wordt genoemd. Afdeling I. - De subsidie voor de tenlastenemingen voor het jaar 2002
Onderafdeling I. - Regeling van de voorschotten
Art. 3.§ 1. Elke zorgkas bezorgt het Fonds voor de vijftiende dag van de tweede maand die volgt op de maand in kwestie, een overzicht van alle tenlastenemingen die ze tijdens die maand heeft uitbetaald en van alle ledenbijdragen die ze tijdens die maand heeft ontvangen.
Vóór de vijftiende dag van elk trimester betaalt het Fonds aan elke zorgkas een voorschot uit op de subsidie voor de tenlastenemingen voor dat trimester.
Het voorschot wordt berekend op basis van de overzichten van de eerste maand van het vorige trimester en de laatste twee maanden van het daaraan voorafgaande trimester, waarbij het bedrag van de in die maanden uitbetaalde tenlastenemingen verminderd wordt met het bedrag van de voor dezelfde maanden geïnde ledenbijdragen. Als blijkt dat een trimestrieel voorschot het bedrag van de uitbetaalde tenlastenemingen, verminderd met de geïnde ledenbijdragen, overtreft, zal het Fonds het te veel betaalde voorschot in mindering brengen op het te betalen voorschot van het daaropvolgende trimester.
Het gecumuleerde bedrag van de trimestriële voorschotten voor alle zorgkassen voor tenlastenemingen van professionele thuiszorg en van mantelzorg kan nooit hoger zijn dan 25 % per trimester van het in de begroting vastgestelde bedrag voor tenlastenemingen van professionele thuiszorg en van mantelzorg, verminderd met het totaal van alle tot op dat ogenblik geïnde ledenbijdragen. § 2. Als een zorgkas heeft nagelaten de overzichten tijdig aan het Fonds te bezorgen, wordt de uitbetaling van het voorschot zolang uitgesteld.
Art. 4.§ 1. In afwijking van artikel 3, § 1, wordt het voorschot dat vóór 15 januari 2002 wordt uitbetaald, vastgesteld op basis van door het Fonds aanvaarde prognoses.
Uiterlijk op 15 december 2001 bezorgt elke zorgkas aan het Fonds een prognose van de voor het eerste trimester van 2002 geraamde aantal tenlastenemingen. Voor de opmaak van die prognose moet de zorgkas rekening houden met het aantal goedgekeurde aanvragen voor tenlastenemingen en het aantal ingediende aanvraagdossiers in oktober 2001 en met de raming van het aantal goedgekeurde aanvragen voor tenlastenemingen en het aantal ingediende aanvraagdossiers in november 2001.
Vóór 15 januari 2002 betaalt het Fonds aan elke zorgkas een voorschot uit op de subsidie voor de tenlastenemingen van professionele thuiszorg en van mantelzorg van het eerste trimester van 2002.
Het voorschot wordt berekend op basis van de in het eerste lid bedoelde prognose, waarbij het bedrag van de verwachte tenlastenemingen voor het eerste trimester 2002 verminderd wordt met het bedrag van de voor die periode verwachte ledenbijdragen, die worden geraamd op basis van de gegevens die worden meegedeeld met toepassing van artikel 7, § 2, derde lid.
Het totale bedrag voor alle zorgkassen blijft beperkt tot 25 % van het in de begroting vastgestelde bedrag voor tenlastenemingen van professionele thuiszorg en van mantelzorg, verminderd met het totaal van de overeenkomstig het vorige lid geraamde ledenbijdragen.
Als een zorgkas heeft nagelaten de prognoses tijdig aan het Fonds mee te delen, wordt de uitbetaling van het voorschot zolang uitgesteld. § 2. In afwijking van artikel 3, § 1, wordt het voorschot dat vóór 15 april 2002 wordt uitbetaald, vastgesteld op basis van de overzichten van de goedgekeurde aanvragen voor tenlastenemingen in november en december 2001 en in januari 2002.
Vóór 15 april 2002 betaalt het Fonds aan elke zorgkas een voorschot uit op de subsidie voor de tenlastenemingen van professionele thuiszorg en van mantelzorg van het tweede trimester van 2002.
Het voorschot wordt berekend op basis van de in het eerste lid bedoelde overzichten, waarbij het bedrag van de tenlastenemingen verminderd wordt met het bedrag van de overeenkomstig § 1 geraamde ledenbijdragen. Als blijkt dat het voorschot het bedrag van de tenlastenemingen, verminderd met het bedrag van de geraamde ledenbijdragen, overtreft, zal het Fonds het te veel betaalde voorschot in mindering brengen op het te betalen voorschot van het daaropvolgende trimester.
Het gecumuleerde bedrag van de voorschotten voor alle zorgkassen voor het eerste semester 2002 blijft beperkt tot 50 % van het in de begroting vastegstelde bedrag voor tenlastenemingen van professionele thuiszorg en van mantelzorg, verminderd met het totaal van de overeenkomstig § 1 geraamde ledenbijdragen.
Als een zorgkas heeft nagelaten om de overzichten tijdig aan het Fonds te bezorgen, wordt de uitbetaling van het voorschot zolang uitgesteld.
Art. 5.§ 1. Voor het voorschot dat vóór 15 juli 2002 wordt uitbetaald, baseert het Fonds zich, wat de tenlastenemingen met betrekking tot de residentiële zorg betreft, op de prognose die elke zorgkas maakt op basis van het geraamd aantal bij haar aangesloten gebruikers die een tenlasteneming genieten van residentiële zorg.
Uiterlijk op 15 juni 2002 bezorgt elke zorgkas een prognose aan het Fonds. Rekening houdend met die prognose stelt het Fonds het voorschot vast dat vóór 15 juli 2002 wordt uitbetaald.
Het Fonds betaalt aan elke zorgkas een bedrag uit dat maximaal 90 % bedraagt van het vastgesteld voorschot met betrekking tot de residentiële zorg, na vermindering van dit bedrag met eventuele nog niet verrekende geïnde ledenbijdragen.
Het totale bedrag van de voorschotten voor alle zorgkassen blijft beperkt tot 45 % van het in de begroting vastegstelde bedrag voor tenlastenemingen van residentiële zorg, verminderd met eventuele nog niet verrekende geïnde ledenbijdragen.
Als een zorgkas heeft nagelaten die prognose tijdig aan het Fonds te bezorgen, wordt met de tenlasteneming van residentiële zorg geen rekening gehouden bij de uitbetaling van het voorschot en gebeurt de verrekening nadat het Fonds die prognose of een overzicht van de reële tenlastenemingen van residentiële zorg heeft ontvangen. § 2. Voor het voorschot dat vóór 15 oktober 2002 wordt uitbetaald, baseert het Fonds zich, voor de tenlastenemingen met betrekking tot de residentiële zorg, op het overzicht van de ingediende aanvragen van de maand juli 2002 en op een raming van de ingediende aanvragen van de maand augustus 2002.
Het Fonds betaalt aan elke zorgkas een bedrag uit dat maximaal 90 % bedraagt van het vastgestelde voorschot met betrekking tot de residentiële zorg, na vermindering van dit bedrag met eventuele nog niet verrekende geïnde ledenbijdragen.
Het gecumuleerde bedrag van de voorschotten voor residentiële zorg voor alle zorgkassen blijft beperkt tot 90 % van het in de begroting vastgestelde bedrag voor tenlastenemingen van residentiële zorg, verminderd met eventuele nog niet verrekende geïnde ledenbijdragen.
Onderafdeling II. - Vaststelling van de definitieve subsidie
Art. 6.§ 1. De subsidie voor de tenlastenemingen voor het jaar 2002 bedraagt het totaal van het bedrag van alle tenlastenemingen met betrekking tot het jaar 2002, die door de zorgkas effectief werden uitbetaald vóór 28 februari 2003, verminderd met het totaal van alle ledenbijdragen die de zorgkas effectief heeft ontvangen met betrekking tot het jaar 2002. § 2. Het Fonds legt per zorgkas de definitieve subsidie voor de tenlastenemingen van het werkingsjaar 2002 vast nadat het van de zorgkas een definitief overzicht heeft ontvangen van alle tenlastenemingen en ledenbijdragen met betrekking tot dat jaar. Dat overzicht moet uiterlijk op 31 maart 2003 aan het Fonds worden meegedeeld. § 3. Vóór 1 juli 2003 stelt het Fonds de definitieve subsidie voor de tenlastenemingen voor het jaar 2002 vast. De verrekening gebeurt door het totaalbedrag van de door de zorgkas uitgevoerde tenlastenemingen van het werkingsjaar te verminderen met : 1° de met betrekking tot dat werkingsjaar reeds uitbetaalde voorschotten;2° de door de zorgkas met betrekking tot dat werkingsjaar geïnde ledenbijdragen. § 4. Vóór 1 oktober 2003 gaat het Fonds over tot de uitbetaling van het saldo of tot de terugvordering van de te veel ontvangen voorschotten, zoals beschreven in hoofdstuk III. Afdeling II. - De subsidie voor de opstartkosten in 2001
Art. 7.§ 1. Voor de start en de werking van alle krachtens artikel 15, eerste lid, van het decreet erkende zorgkassen in het jaar 2001 wordt in een bedrag van 2.478.935 euro voorzien.
Dat bedrag wordt vóór 15 november 2001 bij wijze van voorschot ten belope van 80 % verdeeld onder de verschillende zorgkassen op basis van de verdeelsleutel, bedoeld in § 2.
Voor de verdeling van het voorschot bezorgt elke zorgkas uiterlijk tegen 31 oktober 2001 een prognose van het aantal bij haar aangesloten leden per 31 maart 2002 aan het Fonds. Als een zorgkas nalaat om die prognose tijdig aan het Fonds mee te delen, wordt de uitbetaling van het voorschot zolang uitgesteld. § 2. De volgende verdeelsleutel wordt gehanteerd : 1° een sokkel, namelijk een forfaitaire vergoeding van 123.947 euro die wordt toegekend aan elke zorgkas die minimaal 20 000 leden heeft per 31 maart 2002; 2° het saldo dat onder de verschillende zorgkassen verdeeld wordt op basis van het aantal bij haar aangesloten leden per 31 maart 2002. Het totaal van de in het eerste lid, 1°, bedoelde sokkel bedraagt maximaal 991.574 euro. Als het totaal van de sokkel voor alle zorgkassen groter is dan 991.574 euro, wordt het bedrag van de sokkel voor elke zorgkas pro rata verminderd. § 3. Uiterlijk op 15 mei 2002 delen de zorgkassen hun feitelijk aantal leden per 31 maart 2002 aan het Fonds mee.
Het saldo van het bedrag, bedoeld in § 1, eerste lid, wordt vóór 1 juli 2002 onder de zorgkassen verdeeld op basis van het feitelijk aantal leden op 31 maart 2002, rekening houdend met de reeds uitgekeerde voorschotten.
Als uit de definitieve berekening van de subsidie blijkt dat een zorgkas te veel voorschotten heeft ontvangen voor het jaar 2001, dan worden de te veel ontvangen voorschotten teruggevorderd op de wijze zoals beschreven in hoofdstuk III. Afdeling III. - De werkingssubsidie voor het jaar 2002
Onderafdeling I. - Vaststelling van het bedrag en de verdelingsmethode
Art. 8.§ 1. Voor de werking van alle erkende zorgkassen wordt voor het jaar 2002 in een bedrag van 6.817.072 euro voorzien. Dat bedrag wordt als volgt verdeeld onder de verschillende zorgkassen : 1° een bedrag van 1.859.201 euro volgens de verdeelsleutel, bepaald in artikel 7, § 2; 2° een bedrag van 4.957.870 euro volgens de methode, bepaald in artikel 9 en 10. § 2. Het in het eerste lid, 1°, bedoelde bedrag wordt vóór 1 juli 2002 onder de zorgkassen verdeeld op basis van het effectief aantal leden op 31 maart 2002.
Art. 9.Van het bedrag, bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, wordt een gedeelte voorafgenomen dat wordt berekend als volgt : 1° een sokkel, namelijk een forfaitaire vergoeding van 61.973 euro die wordt toegekend aan elke zorgkas die minimaal 20.000 leden en 400 gebruikers heeft per 31 december 2002; 2° een forfaitaire vergoeding van 75 euro voor ieder dossier dat werd geweigerd na een extra indicatiestelling;3° een forfaitaire vergoeding van 75 euro voor ieder dossier dat werd geweigerd na een controle. Het totaal van de in het eerste lid, 1°, bedoelde sokkel bedraagt maximaal 495.787 euro. Als het totaal van de sokkel voor alle zorgkassen groter is dan 495.787 euro, wordt het bedrag van de sokkel voor elke zorgkas pro rata verminderd.
Het gedeelte dat wordt voorafgenomen van het bedrag, bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, bedraagt maximaal 991.574 euro. Als het op basis van het eerste lid en het tweede lid berekende bedrag groter is dan 991.574 euro, wordt het bedrag van elke zorgkas pro rata verminderd.
Art. 10.Het bedrag, bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, wordt na voorafname van het gedeelte, bedoeld in artikel 9, in vier gelijke delen gesplitst, waarvan elk trimester 50 % verdeeld wordt op basis van het aantal betalende leden op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december en 50 % op basis van het aantal lopende dossiers waarvoor tenlastenemingen worden uitgevoerd op diezelfde data.
Onderafdeling II. - Regeling van de voorschotten
Art. 11.§ 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, zal door het Fonds ten belope van 80 % bij wijze van voorschot aan de zorgkassen worden uitbetaald in vier schijven van 991.574 euro. De uitbetaling van het voorschot gebeurt vóór de vijftiende dag van de eerste maand van elk kwartaal. § 2. Het voorschot van 991.574 euro dat vóór 15 januari 2002 wordt uitbetaald, zal voor 495.787 euro verdeeld worden onder de zorgkassen op basis van het aantal leden per 31 oktober 2001 en voor 495.787 euro op basis van het aantal ingediende dossiers per 31 oktober 2001.
De zorgkassen bezorgen alle gegevens aan het Fonds uiterlijk tegen 15 december 2001. Als een zorgkas nalaat om tijdig alle noodzakelijke gegevens mee te delen aan het Fonds, wordt de uitbetaling van het voorschot zolang uitgesteld. § 3. Het voorschot van 991.574 euro dat vóór 15 april 2002 wordt uitbetaald, zal voor 495.787 euro verdeeld worden onder de zorgkassen op basis van het aantal leden per 31 december 2001 en voor 495.787 euro op basis van het aantal ingediende dossiers per 31 december 2001.
De zorgkassen bezorgen alle gegevens aan het Fonds uiterlijk tegen 15 februari 2002. Als een zorgkas nalaat om tijdig alle noodzakelijke gegevens mee te delen aan het Fonds, wordt de uitbetaling van het voorschot zolang uitgesteld. § 4. Het voorschot van 991.574 euro dat respectievelijk vóór 15 juli en 15 oktober 2002 zal worden uitbetaald aan de zorgkassen, zal voor een bedrag van 495.787 euro verdeeld worden op basis van het ledenaantal en voor een bedrag van 495.787 euro op basis van het aantal lopende dossiers waarvoor tenlastenemingen worden uitgevoerd.
Voor het ledenaantal en het aantal dossiers worden de gegevens gehanteerd per 31 maart 2002, respectievelijk 30 juni 2002.
De zorgkassen bezorgen alle gegevens aan het Fonds uiterlijk tegen 15 mei 2002 wat de gegevens per 31 maart 2002 betreft, respectievelijk uiterlijk tegen 15 augustus 2002 wat de gegevens per 30 juni 2002 betreft. Als een zorgkas nalaat om tijdig alle noodzakelijke gegevens mee te delen aan het Fonds, wordt de uitbetaling van het voorschot zolang uitgesteld.
Onderafdeling III. - Vaststelling van de definitieve subsidie
Art. 12.§ 1. Het Fonds legt per zorgkas de definitieve subsidie voor de werkingskosten van het werkingsjaar 2002 vast op de wijze zoals beschreven in artikel 9 en 10 nadat het van de zorgkas een overzicht heeft ontvangen van alle nuttige gegevens voor de berekening van de definitieve subsidie. Dat overzicht moet uiterlijk op 31 maart 2003 aan het Fonds worden meegedeeld. § 2. Het saldo van 20 % wordt vóór 1 juli 2003 onder de zorgkassen verdeeld, rekening houdend met de reeds uitgekeerde voorschotten. Als uit de definitieve berekening van de subsidie blijkt dat een zorgkas te veel voorschotten heeft ontvangen, dan worden de te veel ontvangen voorschotten teruggevorderd op de wijze zoals beschreven in hoofdstuk III van dit besluit. HOOFDSTUK III. - De verrekening van de voorschotten en de terugbetaling van de te veel ontvangen voorschotten
Art. 13.Nadat het Fonds de definitieve jaarlijkse subsidie voor de tenlastenemingen heeft vastgelegd overeenkomstig artikel 6, de definitieve subsidie voor de opstartkosten in 2001 overeenkomstig artikel 7 en de definitieve werkingssubsidie voor het jaar 2002 overeenkomstig artikel 12, gaat het Fonds over tot een verrekening.
Art. 14.Als uit de definitieve berekening van de subsidies blijkt dat een zorgkas te veel voorschotten heeft ontvangen, dan moeten de te veel uitgekeerde voorschotten door de zorgkas worden terugbetaald aan het Fonds.
Aan de zorgkas wordt schriftelijk een gedetailleerde afrekening bezorgd, samen met de mededeling dat het Fonds de te veel uitbetaalde voorschotten, terugvordert van de zorgkas.
De terugbetaling gebeurt door afhouding van het verschuldigde bedrag op de eerstvolgende uitbetaling van voorschotten voor werkingskosten of tenlastenemingen. HOOFDSTUK IV. - Terugvorderingsprocedure bij controle door het Fonds
Art. 15.Als uit controles door het Fonds blijkt dat een zorgkas tenlastenemingen heeft uitgevoerd in strijd met het decreet of zijn uitvoeringsbesluiten en dat die tenlastenemingen werden gebruikt bij de berekening en uitbetaling van de jaarlijkse subsidie voor de tenlastenemingen of de jaarlijkse werkingssubsidie, dan vordert het Fonds het ten onrechte uitbetaalde subsidiebedrag terug van de zorgkas.
Het Fonds kan eveneens overgaan tot terugvordering van ten onrechte uitbetaalde subsidies als een zorgkas onjuiste gegevens heeft meegedeeld met betrekking tot het aantal aangesloten leden.
Aan de zorgkas wordt per aangetekende brief het gemotiveerd voornemen van het Fonds om tot terugvordering over te gaan meegedeeld.
Art. 16.§ 1. De zorgkas kan bezwaar aantekenen tegen het voornemen van het Fonds om tot terugvordering over te gaan. § 2. Om ontvankelijk te zijn, moet het bezwaarschrift : 1° met redenen omkleed zijn;2° vergezeld zijn van alle relevante stukken;3° binnen dertig dagen na ontvangst van het voornemen van het Fonds per aangetekende brief verstuurd zijn aan het Fonds.
Art. 17.§ 1. Het Fonds onderzoekt de ontvankelijkheid van het bezwaar en bezorgt het origineel van het bezwaarschrift samen met het advies over de ontvankelijkheid van het bezwaar aan de minister binnen 15 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift. § 2. Binnen 45 dagen na de ontvangst van het bezwaarschrift en het advies van het Fonds, beslist de minister over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het bezwaar. De zorgkas wordt gehoord als ze hierom uitdrukkelijk heeft verzocht in haar bezwaarschrift. Als de minister geen beslissing neemt binnen de bepaalde termijn, wordt het bezwaar geacht gegrond te zijn. § 3. De beslissing van de minister wordt per aangetekende brief aan de bezwaarindiener meegedeeld en per gewone brief aan het Fonds. § 4. De minister kan nadere regels bepalen voor het verloop van die bezwaarprocedure.
Art. 18.Als er geen bezwaar wordt ingediend binnen de in artikel 16, § 2, 3°, bepaalde termijn of als het bezwaar onontvankelijk, ongegrond of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, voert het Fonds de terugvordering uit door het terug te vorderen bedrag, af te houden bij de eerstvolgende uitbetaling van de voorschotten voor werkingskosten of tenlastenemingen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 19.In artikel 7 wordt het bedrag van 2.478.935 euro in het jaar 2001 gelezen als 100 000 000 Belgische frank, het bedrag van 123.947 euro als 5 000 000 Belgische frank en het bedrag van 991.574 euro als 40 000 000 Belgische frank.
Art. 20.Een zorgkas ontvangt een vergoeding van 75 euro per uitgevoerde indicatiestelling op voorwaarde dat het gaat om een indicatiestelling die uitgevoerd werd door een door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger gekozen gemachtigde indicatiesteller en op voorwaarde dat de zorgkas de gemachtigde indicatiesteller voor de indicatiestelling vergoedt.
Maandelijks dient de zorgkas hiertoe een aanvraag in bij het Fonds volgens de door de minister te bepalen voorwaarden. Het Fonds betaalt de in het eerste lid bedoelde vergoeding per trimester.
Als de dienst voor gezinszorg of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat over een erkende dienst voor gezinszorg beschikt, als gemachtigde indicatiesteller de indicatiestelling heeft uitgevoerd en als zij binnen zes maanden na die indicatiestelling gezinszorg verstrekken aan de gebruiker, dan vervalt het recht op vergoeding voor de uitgevoerde indicatiestelling. In voorkomend geval wordt de hiervoor uitbetaalde vergoeding in mindering gebracht op de in het volgende trimester uit te betalen vergoedingen.
Art. 21.§ 1. Artikel 17, eerste lid, 1° en 3°, en artikel 17, derde lid, van het decreet treden in werking op 1 oktober 2001. § 2. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2001.
Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 oktober 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS