Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 juni 2009
gepubliceerd op 03 september 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor personen met een handicap

bron
vlaamse overheid
numac
2009203684
pub.
03/09/2009
prom.
19/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/19/2009203684/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JUNI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor personen met een handicap


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, artikel 6, § 1, en artikel 10, gewijzigd bij het decreet van 16 maart 1999;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;

Gelet op de weigering van het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, van 7 mei 2009;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 om voorbij te gaan aan de weigering van het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting;

Gelet op advies nr. 46.700/1 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° centrum voor ontwikkelingsstoornissen : een erkende dienst als vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 1998 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de centra voor ontwikkelingsstoornissen;2° dagcentrum : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende voorziening die onder het semi-internaatsstelsel zorgt voor het aanbieden van arbeidsvervangende activiteiten aan meerderjarige personen met een handicap als vermeld in artikel 3, § 1, categorie 13, van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, die niet kunnen werken, ook niet in een beschutte werkplaats; 3° internaat voor minderjarigen : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende voorziening die onder het internaatsstelsel zorgt voor huisvesting, onderhoud, behandeling en opvoeding van de personen met een handicap die jonger zijn dan 21 jaar, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten; 4° observatiecentrum : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkend centrum voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische begeleiding van personen met een handicap, dat minderjarige, verstandelijk of karaktergestoorde gehandicapten in internaatsverband opneemt met het oog op een multidisciplinair onderzoek dat inzonderheid betrekking heeft op de neuropsychiatrische, psychopedagogische en sociale aspecten van de handicap;5° revalidatiecentrum : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkend extramuraal centrum of erkende extramurale dienst voor de functionele revalidatie van personen met een handicap;6° semi-internaat : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende voorziening die onder het semi-internaatsstelsel zorgt voor huisvesting, onderhoud, behandeling en opvoeding van de personen met een handicap die jonger zijn dan 21 jaar en die niet schoolgaand zijn, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, alsook de voorzieningen die over geen andere erkenning beschikken dan die van semi-internaat voor schoolgaanden; 7° subsidiabele oppervlakte : de som van de per bouwlaag berekende nuttige vloeroppervlakte, buitenmuren inbegrepen, die in aanmerking wordt genomen voor subsidiëring;8° tehuis voor kortverblijf : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende voorziening die voor een korte periode in dag- en nachtopvang voorziet voor de personen met een handicap, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten; 9° tehuis voor niet-werkenden : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende voorziening voor permanente opvang, begeleiding, medische en paramedische behandeling en verzorging van volwassen personen met een handicap als vermeld in artikel 3, § 1, categorie 13, van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, die niet kunnen werken, ook niet in een beschut arbeidsmilieu. De nursingtehuizen zijn daarbij inbegrepen; 10° tehuis voor werkenden : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende voorziening voor permanente opvang en begeleiding van volwassen personen met een handicap als vermeld in artikel 3, § 1, categorie 13, van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, die bekwaam zijn om tewerkgesteld te worden in het gewone of in het beschutte bedrijfsleven; 11° Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, vermeld in het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. HOOFDSTUK II. - Bouwtechnische en bouwfysische normen

Art. 2.De algemene bouwtechnische en bouwfysische normen waaraan de infrastructuur met een functionele bestemming in de sector van de voorzieningen voor personen met een handicap moet voldoen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, zijn : 1° de regelgeving over de brandveiligheid;2° de regelgeving over de toegang van gehandicapten tot gebouwen die toegankelijk zijn voor het publiek;3° de regelgeving over de eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat voor gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat;4° het Algemeen Reglement inzake elektrische installaties;5° de typebestekken, opgesteld door het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken;6° de regelgeving over de stedenbouw en ruimtelijke ordening;7° de regelgeving over de milieuvergunningen;8° de regelgeving houdende integratie van kunstwerken in gebouwen van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten en van door de overheid gesubsidieerde inrichtingen, verenigingen en instellingen die tot de Vlaamse Gemeenschap behoren. In het eerste lid wordt verstaan onder sector van de voorzieningen voor personen met een handicap : de revalidatiecentra, de internaten voor minderjarigen, de semi-internaten, de tehuizen voor kortverblijf, de tehuizen voor werkenden, de tehuizen voor niet-werkenden, de dagcentra, de observatiecentra, de thuisbegeleidingsdiensten, de diensten voor zelfstandig wonen, de diensten voor begeleid wonen en de centra voor ontwikkelingsstoornissen.

Art. 3.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de infrastructuur van een revalidatiecentrum voldoen aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen die toelaten dat het centrum, gelet op de aard van de verstrekte revalidatie en van de in revalidatie opgenomen personen, voldoet aan : 1° de reglementaire verplichtingen inzake hygiëne voor de verplegingsinrichtingen;2° de normen die opgelegd zijn door de wetgeving op de ziekenhuizen;3° de normen die inzake functionele revalidatie door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering worden opgelegd.

Art. 4.§ 1. De infrastructuur van een internaat voor minderjarigen en van een observatiecentrum moet voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen : 1° de volgende normen betreffende de algemene hygiëne van de gebouwen : a) de gebouwen moeten geregeld onderhouden worden, en vochtigheid of doorsijpeling van water moet worden bestreden;b) de temperatuur in de kamers moet, ongeacht de weersomstandigheden, 18 °C tot 20 °C bedragen, er mag niet verwarmd worden met een open vuur, en het verwarmingssysteem mag stof noch gas verspreiden;c) alle lokalen moeten geventileerd en verlucht kunnen worden; voldoende elektrische verlichting en een doeltreffende noodverlichting zijn noodzakelijk; d) er moet voldoende drinkwater in het gebouw voorhanden zijn;e) in of in de nabijheid van de slaapkamers en in de nabijheid van de zitkamers moeten voldoende sanitaire installaties voorhanden zijn in lokalen die voldoende geventileerd kunnen worden.Die sanitaire installaties omvatten ten minste : 1) één wc met wastafel per vijf personen met een handicap die ouder zijn dan drie jaar;2) één aan de grootte aangepaste wc per vijf kinderen met een handicap die tussen acht maanden en drie jaar oud zijn;3) één extra wc of urinoir per vijf personen met een handicap die van het mannelijke geslacht zijn;4) één bad of stortbad per vijf personen met een handicap die ouder zijn dan drie jaar;5) één bad per vijf kinderen met een handicap die jonger zijn dan drie jaar;6) de baden moeten uitgerust zijn met beweegbare handdouches met warm en koud water.Ze moeten aan de voorwaarden voor ergonomisch werken voldoen; 7) er moeten voldoende kleedtafels voorhanden zijn;8) één wastafel met warm en koud stromend water per individuele kamer of tweepersoonskamer, rekening houdend met de toestand van de persoon met een handicap;9) voldoende afzonderlijke sanitaire installaties voor de bezoekers en het personeel;2° de volgende normen betreffende de huisvesting van de personen met een handicap.De ruimte die bestemd is voor die personen, moet bestaan uit : a) individuele of gemeenschappelijke slaapkamers van maximaal twee personen, met voldoende oppervlakte.De individuele kamers hebben een minimumoppervlakte van 10 m2. Nachtverlichting is noodzakelijk en als een begeleider er blijft slapen, moet de kamer van de begeleider zich dicht bij de slaapgelegenheid van de persoon met een handicap bevinden; b) een zitkamer die aangepast is aan de behoeften van de personen met een handicap, die dienst doet als eetkamer, speelkamer en woonkamer, met een totale minimumoppervlakte van 4 m2 per persoon met een handicap.De zitkamer is gescheiden van klaslokalen en werkplaatsen.

Het personeel moet over voldoende afzonderlijke lokalen kunnen beschikken; 3° de volgende normen betreffende de opvoeding en de behandeling van de personen met een handicap.De voorziening moet beschikken over : a) als er een arts in dienst is : een medische afdeling met ten minste een ruimte voor de arts, ingericht als lokaal voor klinisch onderzoek;b) een lokaal dat bestemd is voor de administratie en de sociale dienst. § 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 moet de infrastructuur van een internaat dat minderjarigen opneemt van categorie 1, 2, 5, 6, 8, 9 en 12, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen : 1° de voorziening met verdiepingen moet over voldoende personenliften beschikken;2° in de gangen moeten alle oneffenheden van het vloeroppervlak, treden, trappen en andere hindernissen zo veel mogelijk worden geweerd.In gangen en aan trappen moeten handgrepen aangebracht zijn; 3° een voldoende aantal wc's moet breed en ruim genoeg zijn om er met rolstoelen en duwwagens te kunnen binnenrijden.Er moeten steunstaven zijn aangebracht; 4° de baden, stortbaden en wastafels moeten gemakkelijk toegankelijk zijn;5° de voorziening moet over aangepaste lokalen voor therapie beschikken, met een uitrusting, apparatuur en instrumentarium die aan de hedendaagse technieken beantwoorden. § 3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 moet de infrastructuur van een internaat dat minderjarigen opneemt van categorie 3 en 4, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen : 1° de voorziening met verdiepingen moet over voldoende personenliften beschikken;2° de voorziening moet beschikken over een kinesitherapielokaal en over een adequaat ademhalings- en zuurstofapparaat. § 4. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 moet de infrastructuur van een internaat dat minderjarigen opneemt van categorie 7, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen : 1° een voorziening die zich richt tot spraak- en gehoorgestoorden : a) moet beschikken over een lokaal voor audiometrie, voorzien van een akoestisch isolatiesysteem dat de individuele revalidatie van het gehoor en van de spraak mogelijk maakt;b) moet bij de bouw speciale maatregelen treffen om de voortplanting van de trillingen en lagefrequentiegolven te vermijden;2° een voorziening die zich richt tot gezichtsgestoorden : a) moet bij de bouw en inrichting speciale maatregelen treffen om al te hel of verblindend licht te vermijden;b) de gemeenschappelijke kamers moeten worden onderverdeeld in kleine individuele eenheden waar men het materiaal en de uitrusting bij de hand heeft. § 5. Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 moet de infrastructuur van een internaat dat minderjarigen opneemt van categorie 10 en 14, vermeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen : 1° de individuele en gemeenschappelijke kamers moeten zo ingericht zijn dat er gemakkelijk toezicht kan worden gehouden.Daarvoor wordt oordeelkundig gebruikgemaakt van veiligheidsglas; 2° de deuren van de kamers moeten naar buiten opendraaien;3° de vensters mogen slechts een kleine regelbare opening hebben.

Art. 5.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen moet de infrastructuur van een semi-internaat voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen : 1° de normen, vermeld in artikel 4, § 1, met uitzondering van de normen, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, e), en in artikel 4, § 1, 2°, a) ;2° in de nabijheid van de zitkamers moeten voldoende sanitaire installaties voorhanden zijn in lokalen die voldoende geventileerd kunnen worden.Die sanitaire installaties omvatten ten minste : a) één wc per vijf personen met een handicap;b) één urinoir per vijf personen met een handicap die van het mannelijke geslacht zijn;c) één wastafel met stromend water per toilet;d) voldoende afzonderlijke sanitaire installaties voor de bezoekers en het personeel. Met behoud van de toepassing van het eerste lid zijn, om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 4, § 2 tot en met § 5, van toepassing naargelang van de categorie van de personen met een handicap die in het semi-internaat zijn opgenomen.

Art. 6.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de infrastructuur van een tehuis voor kortverblijf voldoen aan de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 4, § 1.

Art. 7.De infrastructuur van een tehuis voor werkenden moet voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen : 1° het tehuis moet ingericht worden binnen of in de nabijheid van een agglomeratie die werkgelegenheid aan de bewoners van het tehuis biedt;2° de individuele kamers moeten een oppervlakte hebben van minimaal 12 m2;3° het moet beschikken over een gemeenschappelijke leef- en ontspanningsruimte;4° het moet ten minste de volgende sanitaire installaties bezitten : a) per individuele kamer een natte cel : douche, wc en wastafel met warm en koud water;b) één bad of stortbad per tien personen met een handicap;c) één wc per vijf personen met een handicap, met bijbehorende vaste wastafels die in de nabijheid van de eetzalen worden geplaatst en die moeten toelaten dat de bewoners overdag gemakkelijk hun handen kunnen wassen;5° het moet over een behoorlijk uitgeruste keuken beschikken;6° het verwarmingssysteem moet, ongeacht de weersomstandigheden, in een temperatuur van 20 °C kunnen voorzien;7° het moet beschikken over een bureau voor de directie, een spreekkamer voor de bezoekers en een lokaal voor het logies van de verantwoordelijke bewaker;8° als het tehuis andere gehandicapten dan mentaal gehandicapten opneemt, moet het architectonisch aangepast zijn om de veiligheid en de vlotte circulatie van de personen met een lichamelijke handicap te verzekeren.

Art. 8.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de infrastructuur van een tehuis voor niet-werkenden voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen : 1° de normen, vermeld in artikel 4, § 1, 1°;2° normen betreffende de huisvesting van de personen met een handicap. De ruimte die bestemd is voor die personen, moet bestaan uit : a) individuele of gemeenschappelijke slaapkamers van maximaal twee personen, met voldoende oppervlakte.De individuele kamers hebben een minimumoppervlakte van 12 m2. Nachtverlichting is noodzakelijk en als een begeleider er blijft slapen moet de kamer van de begeleider zich dicht bij de slaapgelegenheid van de persoon met een handicap bevinden; b) een zitkamer die aangepast is aan de behoeften van de personen met een handicap, die dienst doet als eetkamer, speelkamer en woonkamer, met een totale minimumoppervlakte van 4 m2 per persoon met een handicap.De zitkamer is gescheiden van klaslokalen en werkplaatsen.

Het personeel moet over voldoende afzonderlijke lokalen kunnen beschikken; 3° het tehuis moet beschikken over voldoende bezigheidslokalen waardoor variatie in het dagbestedingsaanbod mogelijk is, om te voldoen aan de specifieke normen betreffende opvoeding en behandeling van de personen met een handicap. Met behoud van de toepassing van het eerste lid zijn, om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, de specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen, vermeld in artikel 4, § 2 tot en met § 5, van toepassing naargelang van de categorie van de personen met een handicap die in het tehuis voor niet-werkenden zijn opgenomen.

Art. 9.Om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen, moet de infrastructuur van een dagcentrum voldoen aan de volgende specifieke bouwtechnische en bouwfysische normen : 1° de normen, vermeld in artikel 4, § 1, met uitzondering van de normen, vermeld in artikel 4, § 1, 1°, e), en in artikel 4, § 1, 2°, a) ;2° het dagcentrum moet beschikken over een werkplaats voor bezigheid en ergotherapie;3° het moet beschikken over voldoende gemeenschappelijke ruimten, onder meer rust- en eetruimten;4° in de nabijheid van de zitkamers moeten voldoende sanitaire installaties voorhanden zijn in lokalen die voldoende geventileerd kunnen worden.Die sanitaire installaties omvatten ten minste : a) één wc per vijf personen met een handicap;b) één urinoir per vijf personen met een handicap die van het mannelijke geslacht zijn;c) één wastafel met stromend water per toilet;d) voldoende afzonderlijke sanitaire installaties voor de bezoekers en het personeel.

Art. 10.De bouwfysische normen, vermeld in artikel 2 tot en met 9, gelden met behoud van de toepassing van de wetgeving betreffende veiligheid, hygiëne, comfort en bescherming van de arbeid.

Hoofdstuk III. Subsidiabele oppervlakte

Art. 11.§ 1. De subsidiabele oppervlakte bedraagt maximaal : 1° voor een revalidatiecentrum : 75 m2 per voltijds equivalent personeelslid, aanvaard door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;2° voor een internaat voor minderjarigen : 65 m2 per bed;3° voor een semi-internaat : 45 m2 per plaats;4° voor een tehuis voor kortverblijf : 65 m2 per bed;5° voor een tehuis voor werkenden : 65 m2 per bed;6° voor een tehuis voor niet-werkenden : 65 m2 per bed;7° voor een dagcentrum : 45 m2 per plaats;8° voor een observatiecentrum : 65 m2 per plaats;9° voor een centrum voor ontwikkelingsstoornissen : 30 m2 per voltijds equivalent personeelslid, aanvaard door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. § 2. Bij uitbreiding van oppervlakte komt alleen de nieuw gebouwde of de aangekochte oppervlakte die samen met de oppervlakte van het behouden gedeelte van het bestaande gebouw de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in paragraaf 1, niet overschrijdt, voor subsidiëring in aanmerking.

Als voor een bestaande voorziening waarvan de bouw niet of maar gedeeltelijk werd gesubsidieerd, door de toepassing van het eerste lid de maximale subsidiabele oppervlakte wordt overschreden bij uitbreiding ten gevolge van een capaciteitsverhoging, kan, in afwijking van het eerste lid, de oppervlakte die voor subsidiëring in aanmerking wordt genomen voor die uitbreiding, opgetrokken worden tot maximaal de helft van de maximale subsidiabele oppervlakte, berekend overeenkomstig paragraaf 1. § 3. Van de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in paragraaf 1 en 2, kan alleen op gemotiveerd verzoek afgeweken worden bij verbouwing of uitbreiding, voor zover de erkennings- en exploitatievoorwaarden dat vereisen. HOOFDSTUK IV. - Investeringssubsidie

Art. 12.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de nieuwbouw, uitrusting en meubilering inbegrepen, is vastgesteld op : 1° voor een revalidatiecentrum : 500 euro per m2;2° voor een internaat voor minderjarigen, een semi-internaat, een tehuis voor kortverblijf, een tehuis voor werkenden, een dagcentrum, een observatiecentrum en een centrum voor ontwikkelingsstoornissen : 550 euro per m2;3° voor een tehuis voor niet-werkenden : 575 euro per m2 voor een bezigheidstehuis, en 600 euro per m2 voor een nursingtehuis. § 2. Bij de subsidiebelofte wordt de investeringssubsidie als volgt verdeeld : 1° ruwbouw : 35 %;2° technische uitrusting : 30 %;3° afwerking : 25 %;4° uitrusting en meubilering : 10 % . De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan de percentages aanpassen tot maximaal de volgende percentages bij de verdeling : 1° ruwbouw : 45 %;2° technische uitrusting : 40 %;3° afwerking : 35 %;4° uitrusting en meubilering : 20 % .

Art. 13.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding is vastgesteld op : 1° voor een revalidatiecentrum : 450 euro per m2;2° voor een internaat voor minderjarigen, een semi-internaat, een tehuis voor kortverblijf, een tehuis voor werkenden, een dagcentrum, een observatiecentrum en een centrum voor ontwikkelingsstoornissen : 500 euro per m2;3° voor een tehuis voor niet-werkenden : 525 euro per m2 voor een bezigheidstehuis, en 550 euro per m2 voor een nursingtehuis; § 2. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij uitbreiding is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening.

De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 3. De totale som van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in paragraaf 1 en 2, kan niet hoger zijn dan het basisbedrag van de investeringssubsidie voor nieuwbouw, vermeld in artikel 12.

Art. 14.§ 1. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor verbouwingswerken is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming.

Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald. § 2. Het basisbedrag van de totale investeringssubsidie voor verbouwingswerken mag ten hoogste 75 % bedragen van het basisbedrag van de investeringssubsidie voor uitbreiding, vermeld in artikel 13, § 1. § 3. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de eerste uitrusting en meubilering bij verbouwing is vastgesteld op 60 % van de goedgekeurde raming, tot maximaal 50 euro per m2. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening.

De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.

Art.15. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop en de noodzakelijk bijbehorende verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, bedraagt maximaal 75 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 12. Als het gebouw dat het voorwerp uitmaakt van de aankoop, gelegen is in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in een grootstad of centrumstad als vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds, bedraagt het basisbedrag van de investeringssubsidie voor aankoop en de noodzakelijk bijbehorende verbouwing, uitrusting en meubilering inbegrepen, maximaal 100 % van het basisbedrag van de investeringssubsidie, vermeld in artikel 12.

Voor de aankoop kan ten hoogste 60 % van de som van de door het comité van aankoop geschatte venale waarde van het gebouw en de aan de aankoop verbonden en bewezen notariskosten en registratierechten of btw in aanmerking komen voor de investeringssubsidie.

Art. 16.Er kan in een periode van twintig jaar na de ingebruikname van een door het Fonds of zijn rechtsvoorgangers gesubsidieerde investering van nieuwbouw, van uitbreiding, van aankoop met verbouwing of van verbouwing geen investeringssubsidie worden verkregen voor hetzelfde deel van de geplande infrastructuur zoals omschreven in het masterplan, ongeacht de sector van de persoonsgebonden aangelegenheden waarin de subsidie is verkregen. Alleen als een verbouwing noodzakelijk wordt wegens gewijzigde regelgeving of wegens gewijzigde en opgelegde veiligheidsvoorschriften, kan binnen die periode een investeringssubsidie voor verbouwing worden verkregen.

Art. 17.Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor de bijzondere uitrusting van een revalidatiecentrum bedraagt 60 % van de goedgekeurde raming. Dat basisbedrag wordt, indien nodig, verminderd op basis van de eindafrekening. De te veel ontvangen investeringssubsidie moet onmiddellijk worden terugbetaald.

Het maximale bedrag van de investeringssubsidie voor de bijzondere uitrusting van een revalidatiecentrum gedurende een periode van twintig jaar bedraagt 50 euro per m2, rekening houdend met de maximale subsidiabele oppervlakte, vermeld in artikel 11, § 1, 1°. Die periode van twintig jaar begint te lopen op 1 juli 1994.

Voor een revalidatiecentrum omvat de bijzondere uitrusting, vermeld in het eerste lid, testapparatuur en apparatuur voor revalidatietechnieken waarvan de eenheidsprijs, exclusief btw, hoger is dan 3000 euro. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor die apparatuur bedraagt maximaal 11.900 euro per eenheid. De bijzondere uitrusting, vermeld in het eerste lid, die subsidiabel is in het kader van de wetgeving op de volksgezondheid en op de ziekenhuizen, of in het kader van de wetgeving inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, komt niet in aanmerking voor een investeringssubsidie.

De aankoop en installatie van een centrale server met aangepaste randapparatuur en software, waarop alle therapeutische werkstations zijn aangesloten, wordt gerekend tot de apparatuur, vermeld in het derde lid. Het basisbedrag van de investeringssubsidie voor een centrale server met aangepaste randapparatuur en software bedraagt dan 60 % van 75 % van de goedgekeurde raming. Een subsidieaanvraag voor de aankoop en installatie van in netwerk geschakelde therapeutische werkstations met aangepaste randapparatuur en software kan worden ingediend per eenheid van maximaal tien revalidatielokalen. Onder revalidatielokaal wordt verstaan : elk lokaal dat in de kwartaalaangiften aan het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap wordt opgenomen. Elke subsidieaanvraag kan op zijn vroegst na vijf jaar opnieuw ingediend worden voor dezelfde uitrustingseenheid.

Artikel 16 is niet van toepassing op de investeringssubsidie voor de bijzondere uitrusting van een revalidatiecentrum.

Art. 18.Bij de eerste erkenning van een dienst voor zelfstandig wonen wordt een eenmalige investeringssubsidie toegekend voor de inrichting van het oproepsysteem en van het assistentie-dagelijks-leven-centrum, afgekort ADL-centrum. Het basisbedrag van die subsidie is vastgesteld op 100 % van de goedgekeurde raming, exclusief btw, tot maximaal 37.200 euro.

In het eerste lid wordt verstaan onder een dienst voor zelfstandig wonen : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende dienst voor fysiek gehandicapten als vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.

Art. 19.Bij de eerste erkenning van een thuisbegeleidingsdienst wordt een eenmalige investeringssubsidie van 6200 euro toegekend voor oprichtings- en uitrustingskosten.

In het eerste lid wordt verstaan onder een thuisbegeleidingsdienst : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende dienst als vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap.

Art. 20.Bij de eerste erkenning van een dienst voor begeleid wonen wordt een eenmalige investeringssubsidie voor oprichtings- en uitrustingskosten van 6200 euro toegekend voor een dienst die zich richt tot minstens dertig gebruikers. Als de dienst zich tot minder gebruikers richt, wordt de investeringssubsidie proportioneel verminderd.

In het eerste lid wordt verstaan onder een dienst voor begeleid wonen : een door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap erkende dienst als vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten voor begeleid wonen voor personen met een handicap.

Art. 21.De bedragen, vermeld in artikel 12, 13, 17, 18, 19 en 20, worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de bouwindex. De basisindex is die van 1 januari 1994.

De aanpassing, vermeld in het eerste lid, wordt doorgevoerd aan de hand van de actualisatieformule 0,40 s/S + 0,40 i/I + 0,20. In deze formule wordt verstaan onder : 1° s = het officiële loon in de bouwnijverheid voor categorie 2A, van kracht op 1 januari van het jaar in kwestie;2° S = 19,885;3° i = de index van de bouwmaterialen van kracht op 1 november voorafgaand aan het jaar in kwestie;4° I = 3,627.

Art. 22.Behalve voor de aankoop omvat de investeringssubsidie, naast het bedrag dat exclusief btw wordt vastgesteld met toepassing van artikel 12, 13, 14, 15 en 17, een subsidie voor de btw tegen het geldende tarief en voor de algemene onkosten tegen 10 % . De totale investeringssubsidie wordt als volgt berekend : basisbedrag + geldende btw op het basisbedrag + algemene onkosten à 10 % op het basisbedrag + geldende btw op de algemene onkosten. HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen

Art. 23.In artikel 15, 5°, van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden, toegevoegd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008, wordt punt a) vervangen door wat volgt : « a) artikel 16 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap; »

Art. 24.In artikel 1, 16°, van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden worden de woorden « het Besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, voor zover die voorziening valt onder de bevoegdheid van het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, en » vervangen door de woorden « het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, ».

Art. 25.In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt punt 3° vervangen door wat volgt : « 3° het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap. »

Art. 26.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden « het Besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap » vervangen door de woorden « het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap ».

Art. 27.In artikel 1, 15°, van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringswaarborg verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden worden de woorden « het Besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, voor zover die voorziening valt onder de bevoegdheid van het beleidsdomein waartoe het Fonds behoort, en » vervangen door de woorden « het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, ».

Art. 28.In artikel 4, vierde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « het Besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap » vervangen door de woorden « het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009 tot vaststelling van de investeringssubsidie en de bouwtechnische en bouwfysische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, ». HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 29.Het Besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot vaststelling van de totale investeringssubsidie en de bouwtechnische normen voor de voorzieningen voor de sociale integratie van personen met een handicap, gewijzigd bij de Besluiten van de Vlaamse Regering van 15 februari 1995, 1 juni 2001, 6 december 2002, 12 december 2003, 31 maart 2006, 15 februari 2008 en 30 mei 2008, wordt opgeheven behalve voor zover het betrekking heeft op de beschutte werkplaatsen.

Art. 30.Voor de dossiers die vallen onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 houdende de procedureregels inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden waarvoor de subsidiebelofte werd gegeven voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, gelden de bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Voor de dossiers die vallen onder het toepassingsgebied van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 tot regeling van de alternatieve investeringssubsidies verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden waarvoor geen eerste gebruikstoelage werd vastgelegd voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, gelden de bepalingen van dit besluit.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2009.

Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 juni 2009 De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, V. HEEREN

^