gepubliceerd op 11 maart 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector
19 DECEMBER 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993 en 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, 4 december 1996 en het bijzonder decreet van 24 juli 1996;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 december 1997;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister van Begroting gegeven op 18 december 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het regionale welzijnsoverleg en de regionale samenwerking dringend ondersteund moeten worden, dat de provinciale welzijnscommissies daartoe niet in staat zijn wegens een gebrek aan slagkracht, dat de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie dringend op de hoogte gebracht moeten worden van de manier waarop ze vanaf 1 januari 1998 die ondersteuning kunnen opnemen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° welzijnssector : het geheel van aangelegenheden inzake bijstand aan personen, bedoeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2° welzijnsoverleg : overleg tussen organisaties en voorzieningen in de welzijnssector, om de werkzaamheden en het hulp- en dienstverleningsaanbod op elkaar af te stemmen of te komen tot samenwerking;3° regio : een territorium, met een schaal kleiner dan de provincie en groter dan een gemeente en dat als een feitelijke of wenselijke zorgomgeving in de welzijnssector wordt beschouwd;4° Brussel-Hoofdstad : het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, bedoeld in artikel 4 van de Grondwet;5° organisaties : initiatieven die als rechtspersoon of door een rechtspersoon opgericht zijn, en gericht zijn op de welzijnssector;6° voorzieningen : organisaties die met professionele deskundigheid een hulp- of dienstverleningsaanbod realiseren en dat aanbod optimaal trachten af te stemmen op de behoeften van de hulpvragers, op grond van een behoeftebepaling en een maximale benutting van hun kennis, vaardigheden, mensen en middelen;7° programma : een geheel van concrete activiteiten en middelen die in het kader van een welbepaalde beleidsdoelstelling worden ontplooid, met welomschreven resultaten als doel;8° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.
Art. 2.Op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap wordt jaarlijks een basiskrediet ingeschreven voor de ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector, zoals verder bepaald in dit besluit.
Art. 3.Van het begrotingskrediet, bepaald in artikel 2, wordt jaarlijks 10 % voorafgenomen voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie die die middelen gebruikt voor de ondersteuning van overleg en samenwerking in Brussel-Hoofdstad overeenkomstig de bepalingen in dit besluit.
Art. 4.Het bedrag van het in artikel 2 genoemde begrotingskrediet, verminderd met de in artikel 3 genoemde voorafname, wordt gelijk verdeeld over de vijf provincies die behoren tot het Vlaamse Gewest, voor de ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector, zoals bepaald in dit besluit. HOOFDSTUK II. - Organisatie van de structuur ter ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking
Art. 5.Elke provincie beschikt over een permanente cel en een adviserende stuurgroep, ter ondersteuning en stimulering van regionale samenwerking en regionaal overleg in de welzijnssector. Voor de permanente cel wordt een eigen personeelsformatie opgesteld.
Art. 6.De permanente cel wordt begeleid door een adviserende stuurgroep, die door de provincie wordt samengesteld uit betrokkenen van de bestaande regionale welzijnsraden en deskundigen uit de welzijnssector op lokaal en bovenlokaal niveau. In die stuurgroep moeten minstens de volgende subsectoren betrokken zijn : de bijstand aan kinderen, de bijstand aan gezinnen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het algemeen welzijnswerk, het onthaal en de integratie van minderheden, de zorg voor personen met een handicap, de ouderenzorg, de bijzondere jeugdbijstand, het maatschappelijk opbouwwerk. De provincie wijst de voorzitter van de stuurgroep aan en bepaalt de werkingsmodaliteiten.
Art. 7.De permanente cel heeft de volgende taken : 1° begeleiden, ondersteunen en stimuleren van overleg en samenwerking tussen de welzijnsorganisaties en voorzieningen binnen een regio;2° het creëren en stimuleren van regionaal welzijnsoverleg tussen de volgende sectoren : de bijstand aan kinderen, de bijstand aan gezinnen, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het algemeen welzijnswerk, het onthaal en de integratie van minderheden, de zorg voor personen met een handicap, de ouderenzorg, de bijzondere jeugdbijstand, het maatschappelijk opbouwwerk;3° waar nodig het stimuleren en creëren van regionaal overleg binnen welzijnssectoren;4° samenwerkingsmodellen ontwikkelen en organisatorische hinderpalen van overleg en samenwerking oplossen;5° het secretariaat waarnemen voor de adviserende stuurgroep;6° inhoudelijk voorbereiden en uitvoeren van het beleidsplan, bepaald in artikel 8 tot en met 12. De genoemde taken worden gespecificeerd in het provinciaal beleidsplan overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 tot en met 12.
Art. 8.Het beleidsplan inzake overleg en samenwerking in de welzijnssector bevat de krachtlijnen van het provinciale beleid inzake regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector. Het wordt per provincie opgesteld, telkens voor een periode van drie jaar.
Art. 9.Het beleidsplan bevat minstens de volgende elementen : 1° beschrijving van de bestaande situatie, behoeften en mogelijkheden binnen de provincie op het gebied van regionaal welzijnsoverleg en regionale samenwerking;2° formulering van de beleidsdoelstellingen en prioriteiten inzake regionaal welzijnsoverleg en regionale samenwerking;3° beschrijving van de programma's die in het kader van de gestelde doelstellingen en prioriteiten worden ontplooid, met een duidelijke tijdsfasering;4° een overzicht van de organisaties en voorzieningen die bij de uitvoering van de programma's betrokken worden met opgave van de al bestaande samenwerkingsverbanden.
Art. 10.De adviserende stuurgroep doet voorstellen over de inhoud van het beleidsplan. De permanente cel werkt die voorstellen vervolgens uit tot een beleidsplan. Het uitgewerkte beleidsplan wordt door de stuurgroep in zijn geheel besproken. Het beleidsplan wordt, vergezeld van het advies van de adviserende stuurgroep, ter goedkeuring aan de provincie voorgelegd.
Art. 11.Nadat de provincie het beleidsplan heeft goedgekeurd, wordt het ter goedkeuring voorgelegd aan de minister.
Op basis van het beleidsplan dat de minister heeft goedgkeurd, wordt een beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de desbetreffende provincie afgesloten.
De beleidsovereenkomst omschrijft de volgende elementen : 1° de doelstellingen;2° de beoogde resultaten;3° de middelen die de provincie inzet;4° de middelen die de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking stelt;5° de concrete regeling voor de uitbetaling van de middelen die de Vlaamse Gemeenschap ter beschikking stelt. De beleidsovereenkomst geldt voor dezelfde periode als het beleidsplan.
Art. 12.§ 1. De adviserende stuurgroep evalueert jaarlijks de uitvoering van het beleidsplan in een voortgangsrapport. Dit rapport bevat een evaluatie van de vorderingen van regionaal overleg en samenwerking in de welzijnssector alsook voor elk programma van het beleidsplan de resultaten van het afgelopen jaar.
De provincie bezorgt het vooruitgangsrapport aan de minister. § 2. De adviserende stuurgroep kan in de periode die in het beleidsplan wordt beoogd, gemotiveerde voorstellen tot wijziging van het beleidsplan ter goedkeuring aan de provincie voorleggen. De goedgekeurde wijzigingen worden aan de minister meegedeeld. § 3. Een wijziging of bijsturing van het beleidsplan kan de wijziging van de beleidsovereenkomst tot gevolg hebben. HOOFDSTUK III. - Ondersteuningsstructuur in Brussel-Hoofdstad
Art. 13.De bepalingen van hoofdstuk II zijn ook van toepassing op de ondersteuningsstructuur die de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor overleg en samenwerking in de welzijnssector in Brussel-Hoofdstad opzet. In hoofdstuk II vervangt men dan de woorden door Vlaamse Gemeenschapscommissie, regio door Brussel-Hoofdstad, regionaal door hoofdstedelijk en provinciaal door hoofdstedelijk. HOOFDSTUK IV. - Interprovinciale afstemmingscommissie
Art. 14.Er wordt een interprovinciale afstemmingscommissie opgericht onder voorzitterschap van de minister, die jaarlijks minstens eenmaal wordt samengeroepen.
Elke provincie wijst hiertoe een afvaardiging aan van drie personen, van wie minstens één persoon lid is van de permanente cel.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie wijst een afvaardiging aan van drie personen, van wie minstens één persoon lid is van de permanente cel.
Art. 15.De interprovinciale afstemmingscommissie heeft als taak : 1° het uitwisselen van informatie over de stand van zaken en de ontwikkelingen inzake overleg en samenwerking in de verschillende provincies en Brussel-Hoofdstad;2° het bespreken van problemen rond overleg en samenwerking die de grenzen van één provincie of de grenzen van Brussel-Hoofdstad overschrijden;3° het afstemmen van het provinciale of hoofdstedelijke beleid op ontwikkelingen in het beleid van de Vlaamse regering;4° het maken van onderlinge afspraken tot samenwerking in concrete programma's. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 16.De omzendbrief A2/MS van 17 december 1988 met betrekking tot de provinciale welzijnscommissies wordt opgeheven. De provinciale welzijnscommissies die op basis van deze omzendbrief zijn opgericht, worden ontbonden.
Art. 17.§ 1. Elke provincie die tot het Vlaamse Gewest behoort, moet tijdens de periode van het eerste beleidsplan voorzien in werkingsmiddelen voor de regionale wel zijnsraden die in het begrotingsjaar, dat aan de datum van de inwerkingtreding van dit besluit voorafgaat, door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd zijn. § 2. Het eerste provinciale beleidsplan moet een regeling bevatten tot ondersteuning van die regionale welzijnsraden, bedoeld in § 1.
Art. 18.Het eerste beleidsplan en de eerste beleidsovereenkomst worden opgesteld voor de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 1999.
Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.
Brussel, 19 december 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS