gepubliceerd op 22 oktober 2020
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 7 september 1994 tot regeling van de procedure voor de projecten van het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
18 SEPTEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 7 september 1994 tot regeling van de procedure voor de projecten van het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, artikel 20, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993. - de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013, bekrachtigd bij het
decreet van 20 december 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
20/12/2013
pub.
05/03/2014
numac
2014035242
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980
type
decreet
prom.
20/12/2013
pub.
28/01/2014
numac
2014200213
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980
sluiten, artikel II.18, § 2, artikel II.173, gewijzigd bij het
decreet van 19 juni 2015Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
19/06/2015
pub.
30/06/2015
numac
2015202987
bron
waalse overheidsdienst
Decreet met het oog op de wijziging van artikel 68 van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, gewijzigd bij het decreet van 11 december 2014 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2015 en bij het programmadecreet van 12 december 2014 houdende verschillende maatregelen betreffende de begroting inzake natuurrampen, verkeersveiligheid, openbare werken, energie, huisvesting, leefmilieu, ruimtelijke ordening, dierenwelzijn, landbouw en fiscaliteit
sluiten, en artikel IV.72.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 24 juni 2020. - De Raad van State heeft advies nummer 67.738/1/V gegeven op 6 augustus 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. - Het Departement Kanselarij en Bestuur heeft het wetgevingstechnisch en taalkundig advies 2020/194 gegeven op 16 juni 2020.
Motivering Dit besluit is gebaseerd op het volgende motief: - De actualisatie van het OBPWO-besluit beoogt een optimalisatie, verbreding en vereenvoudiging van de procedure opdat onderwijsonderzoek maximaal aangewend kan worden ter ondersteuning van het onderwijsbeleid en de onderwijspraktijk op een doelgerichte en efficiënte wijze.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 7 september 1994 tot regeling van de procedure voor de projecten van het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° worden de woorden "departement Onderwijs" vervangen door de woorden "Departement Onderwijs en Vorming" en worden de woorden "de door hem" vervangen door de woorden "de door de secretaris-generaal";2° in punt 3° wordt het woord "bedoeld" opgeheven; 3° punt 4° wordt vervangen door wat volgt: "4° universiteiten: de universiteiten, vermeld in artikel II.2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;"; 4° er wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° hogescholen: de hogescholen, vermeld in artikel II.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013.".
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 mei 2007 en 17 december 2010, wordt de zin "Binnen dit kader stellen de minister en de gezamenlijke vergadering van enerzijds de ad hoc beleidscommissie voor het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek samengesteld door de secretaris-generaal van het departement onderwijs en vorming en bestaande uit ambtenaren werkzaam binnen het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, en anderzijds de inspectie vertegenwoordigd door maximaal twee inspecteurs aangeduid door de inspecteur- generaal jaarlijks een aantal onderzoeksthema's voor." vervangen door de zinnen "Binnen dat kader worden minstens één keer per jaar een aantal onderzoeksthema's vastgelegd. Deze themazetting bevat zowel beleids- als praktijkgerichte vragen en zowel kortlopend als langlopend onderzoek.
De themazetting, en de bijhorende budgettaire verdeling tussen kortlopend en langlopend onderzoek, gebeurt op advies van de ad hoc beleidscommissie voor het onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek, die wordt samengesteld door de secretaris-generaal en die bestaat uit: 1° ambtenaren van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming; 2° een vertegenwoordiging van de onderwijsinspectie."
Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 4.De door de ad hoc beleidscommissie opgestelde jaarlijkse themazetting en de bijhorende budgettaire verdeling tussen kortlopend en langlopend onderzoek wordt door de minister voor advies voorgelegd aan de Vlaamse Onderwijsraad. Na dit advies bepaalt de Vlaamse Regering de prioritaire onderzoeksthema's voor de jaarlijkse oproep en de hogervermelde budgettaire verdeling.
De minister kan op eigen initiatief het budget dat nog resteert na de subsidiëring van de onderzoeken bedoeld in het eerste lid aanwenden voor de uitvoering van bijkomende onderzoeken."
Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden tussen het woord "universiteiten" en het woord "meegedeeld" de woorden "en de hogescholen" ingevoegd;2° in het tweede lid wordt het woord "inlichtingen" vervangen door het woord "informatie"; 3° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd: "Daarnaast bevatten de onderzoeksvoorstellen ook voorstellen voor de initiatieven die genomen kunnen worden om het onderzoek en de resultaten te benutten, te verspreiden en te valoriseren."; 4° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De indieners tonen in het onderzoeksvoorstel aan dat de uitvoering van het project middelen vereist die de normale financiële mogelijkheden van de indieners overschrijden.Activiteiten waarvoor met toepassing van andere regelingen van de Vlaamse Gemeenschap of andere overheden subsidies worden ontvangen, komen niet in aanmerking voor de toekenning van de subsidie op grond van dit besluit als dat ertoe leidt dat dezelfde uitgaven voor die activiteit dubbel worden gesubsidieerd.".
Art. 5.Artikel 6 en 7 van hetzelfde besluit worden vervangen door wat volgt: "
Art. 6.De ingediende onderzoeksvoorstellen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria: 1° de kwaliteit, namelijk: a.de wetenschappelijke kwaliteit, onder andere: i. een adequaat theoretisch kader; ii. een adequate methodologie om de onderzoeksvragen te beantwoorden. b. de relevantie en bruikbaarheid voor het beleid en de onderwijspraktijk;c. de kwaliteit van de valorisatievoorstellen;d. de kwaliteit en haalbaarheid van de planning.2° de expertise van de indieners, met name: a. ervaring en expertise in soortgelijke wetenschappelijke onderzoeken;b. vertrouwdheid met de vereiste theoretische en methodologische kaders;c. vertrouwdheid met het Vlaamse onderwijslandschap;d. ervaring met management- en organisatietaken met dergelijke projecten, bestaande uit onder andere: i.het opzetten van gelijkaardige onderzoeksprojecten; ii. het betrekken van voor het onderzoek relevante stakeholders en experten; iii. het opzetten van effectieve governancestructuren om de in het opzet bepaalde resultaten tijdig en kwaliteitsvol te realiseren. 3° de prijs.
Art. 7.De onderzoeksvoorstellen worden beoordeeld door de ad hoc beleidscommissie, vermeld in artikel 3, aangevuld met twee wetenschappelijke experten die buiten de Vlaamse Gemeenschap werken, aan de hand van de criteria, vermeld in artikel 6. Die uitgebreide ad hoc beleidscommissie staat in voor de volledige beoordeling en rangschikking van alle voorstellen.
De uitgebreide ad hoc beleidscommissie, vermeld in het eerste lid, kan bijkomend door inhoudelijke experten per thema geadviseerd worden bij de beoordeling. Die inhoudelijke experten hebben alleen een raadgevende stem en nemen niet deel aan de beoordeling van de onderzoeksvoorstellen.
De ministers stelt de experten, vermeld in het eerste en het tweede lid, jaarlijks aan op grond van hun deskundigheid.
De uitgebreide ad hoc beleidscommissie geeft elk onderzoeksvoorstel een puntenscore die gebaseerd is op de criteria, vermeld in artikel 6, en een commentaar die de score verantwoordt die wordt gegeven.".
Art. 6.Artikel 8 en 9 van hetzelfde besluit worden vervangen door wat volgt: "
Art. 8.Op basis van de beoordeling, vermeld in artikel 7, bepaalt de minister de algemene rangschikking van de ingediende onderzoeksvoorstellen en stelt de projecten vast die voor de subsidiëring in aanmerking komen. De minister kan alleen projecten kiezen die minstens 75% behalen op het totaal van de criteria, vermeld in artikel 6.
In geval van verschillende voorstellen voor hetzelfde thema wordt er een rangschikking per thema opgesteld. Er kan maar één voorstel per thema gesubsidieerd worden.
Art. 9.Na akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, keurt de minister de geselecteerde projecten goed.".
Art. 7.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede ", waarvan de tekst als bijlage gaat bij dit besluit," wordt opgeheven;2° tussen de woorden "van de universiteit(en)" en de woorden "en de" wordt de zinsnede ", of de algemeen directeurs van de hogescholen," ingevoegd;3° de woorden "of hogescholen" worden toegevoegd;4° er worden een tweede lid tot en met een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "De onderzoeksresultaten zijn de eigendom van de universiteiten of hogescholen en van de promotoren.De Vlaamse overheid verwerft het gebruiksrecht op de resultaten van het onderzoek.
In de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, bepaalt de minister de concrete modaliteiten voor onder andere de uitbetaling, de controlemechanismen op basis van de looptijd, het gebruiksrecht en de onderzoeksstappen.
Art. 8.Artikel 11 en 12 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 9.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden "een tussentijds of vorderingsverslag" vervangen door de woorden "een tussentijdse rapportering".
Art. 10.In artikel 16, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "een vulgariserende samenvatting met de belangrijkste bevindingen en de beleidsvoorstellen bevatten" vervangen door de woorden "een breed toegankelijke samenvatting met de belangrijkste bevindingen en onderbouwde beleidsaanbevelingen bevatten".
Art. 11.Artikel 17 en 18 van hetzelfde besluit worden vervangen door wat volgt: "
Art. 17.De vrijgave van het eindrapport gebeurt binnen drie maanden na de oplevering, met behoud van de toepassing van de geldende regels over de toegang tot bestuursdocumenten. De begunstigde is verplicht om bij elke communicatie over het onderzoek op elke informatiedrager gebruik te maken van het logo van de Vlaamse overheid met of zonder bijschrift.
De minister kan beslissen dat bepaalde onderzoeksresultaten niet in naam van de Vlaamse overheid kunnen worden bekendgemaakt of uitzonderlijk alleen nadat een redelijke termijn verstreken is.
Art. 18.De minister stelt de resultaten van de afgesloten onderzoeken ter beschikking via de communicatiekanalen van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming.".
Art. 12.De bijlage bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 september 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en de Vlaamse Rand, B. WEYTS