Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 mei 2001
gepubliceerd op 09 juni 2001

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035632
pub.
09/06/2001
prom.
18/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/18/2001035632/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 MEI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit


De Vlaamse regering, Gelet op de verordening (EG) nr. 1750/99 van de Commissie van 23 juli 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), inzonderheid op artikel 48, 2;

Gelet op het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, inzonderheid op artikel 10;

Gelet op de bijlage, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer;

Overwegende dat de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, milieumaatregelen in de landbouw voorschrijft en aanmoedigt;

Overwegende dat de verordening (EG) nr. 1750/99 van de Commissie van 23 juli 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), uitvoering geeft aan de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;

Overwegende dat het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling, periode 2000-2006, door de Commissie op 6 oktober 2000 onder nummer C (2000) 2970 is goedgekeurd; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 18 april 2001;

Overwegende dat er overleg is geweest in de Interministeriële Conferentie Landbouw van 7 mei 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat er onmiddellijk uitvoering moet worden gegeven aan het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling opdat de overeenkomsten inzake het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit in overeenstemming zijn met de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en met het door de Commissie op 6 oktober 2000 goedgekeurde Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling (POP), periode 2000-2006. Aan de uitvoering van het POP is een Europese cofinanciering verbonden. De totale cofinanciering bedraagt 8,47 miljard BEF. Deze subsidie is per jaar evenredig onderverdeeld. Het niet-uitvoeren van de acties heeft als gevolg het definitief verliezen van de cofinanciering, overdracht naar de volgende jaren is onmogelijk. Om dit jaar de maatregelen, bedoeld in het besluit, in uitvoering te laten gaan, is een snelle beslissing noodzakelijk : het betreft overeenkomsten die in 2001 ingang moeten vinden en controleerbaar moeten zijn. De controle wordt onderworpen aan Europese controlevormen. Concreet betekent dit dat de overeenkomsten zeer snel moeten worden afgesloten om de controle te kunnen toepassen in 2001 en de middelen te kunnen vastleggen voor 15 oktober 2001, de uiterlijke datum om bij Europa een schuldvordering in te dienen die slaat op het jaar 2001;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 9 mei 2001 (advies 31.619/3), met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;2° de ALT : de administratie Land- en Tuinbouw van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° de afdeling : de afdeling Management en Vorming van de administratie Land- en Tuinbouw van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° AMINAL : de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;5° de overeenkomst : de overeenkomst tussen enerzijds het Vlaamse Gewest of een door de minister erkende vereniging en anderzijds de landbouwer waarbij deze laatste zich vrijwillig ertoe verbindt gedurende een bepaalde termijn van ten minste vijf opeenvolgende jaren een of meer milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden in werking te stellen of maatregelen te nemen ter bescherming van de genetische diversiteit tegen betaling van een vooraf bepaalde vergoeding, afhankelijk van de daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest goedgekeurde kredieten;6° de landbouwer : de natuurlijk persoon of rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen of van rechtspersonen of van beide, die een land- of tuinbouwbedrijf uitbaat;7° een land- of tuinbouwbedrijf : het geheel van de productie-eenheden, bedrijfsmatig uitgebaat door een landbouwer met het oog op het voortbrengen van land- of tuinbouwproducten die in hoofdzaak voor de verkoop zijn bestemd;8° de productie-eenheid : het ruimtelijk gebonden geheel van productiemiddelen, gelegen in het Vlaamse Gewest, nodig om een of meerdere land- of tuinbouwtakken uit te baten;9° de bescherming van de genetische diversiteit : het houden van landbouwhuisdieren van inheemse en met uitsterving bedreigde plaatselijke rassen en het beschermen van plantaardige genetische hulpbronnen die aan de natuurlijke lokale en regionale omstandigheden zijn aangepast en door genetische erosie worden bedreigd.De plaatselijke rassen en plantaardige genetische hulpbronnen moeten voor het milieubehoud een rol vervullen; 10° de verordening : de verordening (EG) nr.1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen; 11° de gebruikelijke goede landbouwmethoden : de norm op het gebied van de beoefening van de landbouw waaraan een redelijk handelende landbouwer zich in de betreffende regio zou houden, met inachtneming van dwingende algemene milieueisen;12° een door de minister erkende vereniging : een vereniging die overeenkomstig artikel 4 door de minister is erkend om met landbouwers een overeenkomst inzake een bepaalde landbouwproductiemethode of maatregel te sluiten. HOOFDSTUK II. - Milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en maatregelen ter bescherming van de genetische diversiteit

Art. 2.Afhankelijk van de daartoe op de begroting van het Vlaamse Gewest goedgekeurde kredieten, kan de minister subsidies verlenen aan landbouwers die zich via een overeenkomst ertoe verbinden een of meerdere van de volgende milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden of maatregelen toe te passen : 1° groenbedekking;2° vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen;3° vermindering van het gebruik van meststoffen;4° bescherming van de genetische diversiteit.

Art. 3.De minister bepaalt het toepassingsgebied en de inhoud van de landbouwproductiemethoden en van de maatregelen, bedoeld in artikel 2, en welke plaatselijke landbouwhuisdieren en plantaardige genetische hulpbronnen in aanmerking komen voor de maatregel, bedoeld in artikel 2, 4°.

Afhankelijk van de onderscheiden landbouwproductiemethoden en de maatregelen, kan de minister het territoriale toepassingsgebied binnen het Vlaamse Gewest nader vaststellen.

Art. 4.§ 1. Afhankelijk van de onderscheiden landbouwproductiemethoden en van de maatregelen, bedoeld in artikel 2, kan de minister verenigingen erkennen om overeenkomsten inzake een bepaalde landbouwproductiemethode of maatregel met landbouwers te sluiten.

Om erkend te worden, moet de vereniging : 1° een aanvraag bij de afdeling indienen;2° een zetel in het Vlaamse Gewest hebben;3° in een vorm zonder winstoogmerk zijn opgericht;4° in het Vlaamse gewest ten minste één jaar relevante ervaring hebben in het verstrekken van adviezen betreffende de landbouwproductiemethode of maatregel in kwestie. De minister kan aanvullende voorwaarden en regels omtrent de erkenning en de gevolgen van de erkenning bepalen. § 2. De erkende vereniging in kwestie verbindt zich ertoe om overeenkomsten te sluiten voorzover aan alle bepalingen van dit besluit is voldaan. De overeenkomst treedt pas in werking nadat de afdeling hiertoe een bericht aan de erkende vereniging in kwestie heeft bezorgd. De erkende vereniging in kwestie staat in voor het verdere verloop van de overeenkomst en de controle op de naleving van de overeenkomst. § 3. De erkende vereniging in kwestie onderwerpt zich aan de controle door de afdeling op de naleving van alle bepalingen. De minister bepaalt hiertoe de verdere voorwaarden en regels. § 4. Indien tijdens controle door de afdeling ernstige gebreken of fraudes worden vastgesteld, kan de minister de erkenning van de vereniging in kwestie schorsen of opheffen. De minister kan hiertoe verdere voorwaarden en regels bepalen.

De subsidies voor de overeenkomsten die voor de datum van de schorsing of opheffing werden gesloten en die voldoen aan alle bepalingen van dit besluit, worden nog uitbetaald. De door de erkende vereniging ten onrechte ontvangen subsidies worden onmiddellijk teruggevorderd. § 5. De door de minister erkende vereniging die gedurende twee opeenvolgende jaren na de erkenning, geen overeenkomsten heeft gesloten, verliest van rechtswege zijn erkenning en kan pas opnieuw een erkenning aanvragen een jaar na het verlies van de erkenning. § 6. De minister kan aan de erkende vereniging in kwestie voor haar werking en dienstverlening een subsidie verlenen, in verhouding tot de door haar gesloten overeenkomsten.

Art. 5.Afhankelijk van de onderscheiden landbouwproductiemethoden en van de maatregelen, bedoeld in artikel 2, kan de minister de subsidie onderwerpen aan het opstellen van een plan. Eventueel moet de landbouwer dat plan opstellen en ter goedkeuring aan de afdeling of aan een door de minister erkende vereniging voorleggen. De minister bepaalt de elementen die dat plan moet bevatten.

De registratie, de uitvoering en de controle van het plan kan door een door de minister erkend centrum worden uitgevoerd. De minister bepaalt de voorwaarden en regels omtrent de erkenning als centrum.

Art. 6.De aanvraag tot het sluiten van een overeenkomst wordt ingediend bij de afdeling.

Indien voor een landbouwproductiemethode of maatregel, bedoeld in artikel 2, een vereniging is erkend, overeenkomstig artikel 4, wordt de aanvraag tot het sluiten van een overeenkomst ingediend bij de erkende vereniging in kwestie.

De minister bepaalt de voorwaarden en de regels voor de indiening van de aanvraag.

Art. 7.De minister legt de procedure vast voor het sluiten van de overeenkomsten en het model van de overeenkomst. Elke overeenkomst wordt gesloten voor een duur van ten minste vijf opeenvolgende jaren en voorziet in een regeling betreffende de controle op de naleving ervan.

Art. 8.De minister legt de subsidie en de voorwaarden van de betaling vast. Het bedrag van de subsidie omvat een vergoeding voor de gederfde inkomsten, de door de verbintenis veroorzaakte extra kosten die verder gaan dan het realiseren van de basismilieukwaliteit en eventueel een stimulerend element. De subsidies worden jaarlijks uitbetaald. De betalingen worden uitgevoerd op basis van een jaarlijkse aanvraag om betaling van subsidie. Bij wijzigingen van aangegane verbintenissen die zich voorgedaan hebben of die overwogen zijn, moet de landbouwer daarvan in ieder geval tenminste jaarlijks aangifte doen.

Art. 9.§ 1. Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst, moet de landbouwer de overeenkomst naleven, zich onderwerpen aan de controle van de naleving ervan en dient hij alle gegevens, nodig om de controle en de evaluatie van de landbouwproductiemethoden en maatregelen, bedoeld in artikel 2, mogelijk te maken, aan de afdeling of aan de door de minister erkende vereniging in kwestie ter beschikking stellen. De erkende vereniging in kwestie houdt de afdeling schriftelijk op de hoogte van het verdere verloop van de overeenkomst.

De minister bepaalt hiertoe de verdere voorwaarden en regels. § 2. Een personeelslid van de afdeling en/of van een door de minister erkende vereniging heeft het recht om het voorwerp van de overeenkomst te controleren en om de nodige vaststellingen betreffende de uitvoering van de overeenkomst te doen. Op verzoek van een personeelslid van de afdeling en/of van een door de minister erkende vereniging, moet de landbouwer het personeelslid naar het voorwerp in kwestie begeleiden. De landbouwer moet alle documenten en inlichtingen, noodzakelijk voor de controle, verstrekken. § 3. De controle en de opgevraagde inlichtingen zijn noodzakelijk om kennis te nemen van de wijze waarop de aangegane overeenkomst daadwerkelijk wordt nagekomen en ter verifiëring van de naleving van de voorwaarden tot toekenning van de subsidie. § 4. Indien de landbouwer de uitvoering van de bepalingen van dit artikel verhindert, wordt de subsidie niet betaald. § 5. De landbouwer wordt steeds van het resultaat van de controle schriftelijk in kennis gesteld. Indien vastgesteld werd dat de landbouwer zijn overeenkomst niet is nagekomen, wordt hij hiervan met een ter post aangetekende brief in kennis gesteld. § 6. De door de minister erkende vereniging stelt de afdeling steeds schriftelijk op de hoogte van de door haar uitgevoerde controles en bezorgt aan de afdeling alle resultaten van de controles. § 7. De minister bepaalt de nadere voorwaarden inzake controle en evaluatie van de landbouwproductiemethoden en maatregelen, bedoeld in artikel 2.

Art. 10.Indien bij administratieve controle of controle ter plaatse blijkt dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van de overeenkomst of dat de overeenkomst niet volledig wordt uitgevoerd, wordt het vooropgestelde subsidiebedrag verlaagd of niet uitbetaald of wordt het reeds uitbetaalde bedrag teruggevorderd. De minister stelt hiertoe de nadere regels vast. HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen omtrent de overeenkomst

Art. 11.Een landbouwer die voor een productie-eenheid een overeenkomst aangaat, moet op het gehele bedrijf als minimum een positief effect op het vlak van leefmilieu tegenover de minimumnormen op gebied van milieu, hygiëne en dierenwelzijn en de norm van de gebruikelijke goede landbouwmethoden realiseren.

Art. 12.§ 1. Onverminderd concrete, in individuele gevallen in aanmerking te nemen omstandigheden, kan de overeenkomst voortijdig worden beëindigd wegens overmacht in de volgende gevallen : 1° het overlijden van de landbouwer;2° de langdurige arbeidsongeschiktheid van de landbouwer;3° de onteigening van een groot gedeelte van de productie-eenheid, indien deze onteigening op de dag waarop de overeenkomst werd aangegaan, niet was te voorzien;4° een door de overheid, overeenkomstig de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, erkende natuurramp waardoor aan het landbouwareaal van de productie-eenheid ernstige schade werd toegebracht;5° het door een ongeluk tenietgaan van de bedrijfsgebouwen van de landbouwer;6° een epizoötie die de gehele veestapel van de landbouwer, of een deel ervan, heeft getroffen. § 2. Onverminderd hetgeen bepaald in § 1 kunnen in individuele gevallen, rekening houdend met concrete omstandigheden, op verzoek van de landbouwer, andere gevallen van overmacht, dan die bedoeld in § 1, door de minister worden erkend. § 3.De kennisgeving van de gevallen van overmacht, bedoeld in § 1, of de aanvraag tot erkenning als overmacht, bedoeld in § 2, worden samen met de bijhorende bewijsstukken schriftelijk ingediend door de landbouwer bij de afdeling of bij de erkende vereniging in kwestie, binnen een termijn van tien werkdagen, te rekenen vanaf het tijdstip waarop dit voor de landbouwer mogelijk is. De erkende vereniging in kwestie brengt de afdeling schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken. § 4. In geval van overmacht, eindigt de overeenkomst en is geen terugbetaling van de subsidie verschuldigd voor de periode waarin de overeenkomst daadwerkelijk gold. § 5. Naargelang de concrete omstandigheden tot erkenning van gevallen van overmacht, bedoeld in § 2, kan de minister beslissen dat de verbintenis voor het betreffende jaar niet moet worden uitgevoerd. De overeenkomst in kwestie dient dan vanaf het volgende jaar voor de nog resterende looptijd verder worden uitgevoerd. Er is geen terugbetaling van de subsidie verschuldigd voor de periode waarin de overeenkomst reeds daadwerkelijk gold. Voor het jaar waarin overmacht is erkend, wordt er evenmin subsidie uitbetaald.

Art. 13.Voorzover er niet uitdrukkelijk in de overeenkomst van wordt afgeweken, zijn de bepalingen van gemeen recht, in het bijzonder de bepalingen van boek III, titel III, van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing op de overeenkomsten.

Art. 14.Wanneer de landbouwer de bepalingen van de overeenkomst niet kan blijven nakomen omdat zijn productie-eenheid het voorwerp van een ruilverkaveling of een soortgelijke landinrichtingsmaatregel van de overheid vormt, neemt de overheid in kwestie de nodige maatregelen opdat de overeenkomst aan de nieuwe bedrijfsomstandigheden wordt aangepast. De afdeling of de erkende vereniging in kwestie kan hiertoe een aangepaste overeenkomst voorleggen. Indien een dergelijke aanpassing onmogelijk is, eindigt de overeenkomst zonder dat voor de periode waarin de overeenkomst daadwerkelijk gold, de subsidie moet worden terugbetaald. De erkende vereniging in kwestie brengt de afdeling schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

Art. 15.Wanneer de landbouwer in de loop van de overeenkomst zijn productie-eenheid geheel of gedeeltelijk aan een ander overdraagt, kan deze laatste de overeenkomst voor de resterende looptijd overnemen.

Gebeurt deze overname niet, dan moet de landbouwer de ontvangen subsidie terugbetalen, vermeerderd met de wettelijke interest die berekend wordt vanaf het tijdstip van de betaling van het onverschuldigde bedrag.

Van die terugbetaling kan worden afgezien als de landbouwer reeds voor een belangrijk deel zijn overeenkomst is nagekomen, zijn landbouwactiviteit definitief beëindigt en overname van de overeenkomst door een opvolger niet haalbaar blijkt.

De minister kan specifieke maatregelen treffen om te voorkomen dat, in geval van geringe veranderingen in de bedrijfsomstandigheden, de toepassing van het eerste en het tweede lid tot resultaten leidt die ongeëigend zijn in het licht van de aangegane verbintenis.

Art. 16.Wanneer de landbouwer gedurende de looptijd van de overeenkomst zijn bedrijfsoppervlakte vergroot, kan de landbouwer bij de afdeling of bij een door de minister erkende vereniging erom verzoeken de oorspronkelijke verbintenis te vervangen door een nieuwe overeenkomst voor de gehele oppervlakte in kwestie onder voorwaarden die ten minste even strikt zijn als die van de oorspronkelijke verbintenis. Dat kan ook in het geval waarin de oppervlakte die het voorwerp van een verbintenis vormt, binnen de productie-eenheid verandert.

De minister kan in bepaalde gevallen verplichten om de overeenkomst te vervangen door een nieuwe overeenkomst voor de gehele oppervlakte in kwestie.

De erkende vereniging in kwestie brengt de afdeling schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

Art. 17.Op verzoek van de landbouwer kan de afdeling of een door de minister erkende vereniging de bestaande overeenkomst omzetten in een nieuwe overeenkomst van minstens vijf opeenvolgende jaren, op voorwaarde dat die omzetting onomstotelijk het milieu ten goede komt en de dat bestaande overeenkomst aanmerkelijk wordt versterkt en dat de overeenkomst in kwestie deel uitmaakt van het door de Europese Commissie goedgekeurd Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling.

Op verzoek van de landbouwer kan de afdeling of een door de minister erkende vereniging de bestaande overeenkomst aanpassen mits de aanpassing in kwestie in het licht van de doelstellingen van de overeenkomst naar behoren met redenen is omkleed.

De erkende vereniging in kwestie brengt de afdeling schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

Art. 18.Bij opzettelijk of door ernstige nalatigheid onjuiste aangifte, wordt de betrokken landbouwer van elke steun voor plattelandsontwikkeling die onder hoofdstuk VI van de verordening valt, uitgesloten. Pas twee na de uitsluiting kan hij een nieuwe overeenkomst in het kader van de milieumaatregelen in de landbouw aangaan.

Art. 19.De landbouwer moet ten onrechte verkregen bedragen, zoals in het geval van artikel 18, terug betalen, vermeerderd met de wettelijke interest, die berekend wordt vanaf het tijdstip van de betaling ervan, en verhoogd met een administratieve boete die gelijk is aan het ten onrechte verkregen bedrag. In het geval de landbouwer voor het ten onrechte verkregen bedrag geen schuld treft, wordt het bedrag niet verhoogd.

Art. 20.De terugbetaling van het niet-verschuldigde bedrag kan van de eerstvolgende betaling in mindering gebracht worden. In dat geval is geen intrest verschuldigd, vanaf het ogenblik dat de landbouwer van de ten onrechte verkregen betaling op de hoogte is gebracht. HOOFDSTUK IV. - Organisatie

Art. 21.De afdeling en/of een door de minister erkende vereniging staat in voor de sensibilisering, de sluiting en de voortgangsbewaking van de overeenkomsten.

Art. 22.De afdeling en/of een door de minister erkende vereniging wordt belast met het toezicht op en de evaluatie van de maatregelen, genomen in het kader van dit besluit. Ze kan zich hiertoe laten bijstaan door derden.

Art. 23.§ 1. De minister stelt een geschillenadviescommissie in, die is samengesteld als volgt : 1° twee vertegenwoordigers van de ALT die niet tot de afdeling behoren en respectievelijk het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap op zich nemen;2° één vertegenwoordiger van AMINAL;3° twee deskundigen, waarvan één aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en één aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid. § 2. De voorzitter organiseert het secretariaat voor de geschillenadviescommissie. § 3. De minister legt de procedure voor de geschillenadviescommissie vast. § 4. Alle leden, uitgezonderd de twee deskundigen, zijn ambtenaren bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De twee deskundigen zijn niet tewerkgesteld bij een door de minister erkende vereniging. § 5. De twee deskundigen kunnen per vergadering aanspraak maken op een presentiegeld en op vergoedingen krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen. § 6. Aan punt 6 van de bijlage, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals tot op heden gewijzigd, wordt een streepje toegevoegd dat luidt als volgt : « - de geschillenadviescommissie betreffende de toekenning van subsidies voor het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en het in stand houden van de genetische diversiteit. »

Art. 24.De geschillenadviescommissie verleent advies over geschillen betreffende de sluiting, de uitvoering, de handhaving en de beëindiging door overmacht van de overeenkomsten, bedoeld in artikel 12.

De minister beslist over het geschil binnen dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van het advies. Het advies is bindend wanneer die beslissing niet wordt genomen binnen de gestelde termijn. De geschillenadviescommissie kan bemiddelend optreden op verzoek van de meest gerede partij. HOOFDSTUK V. - Cumulatie met andere maatregelen

Art. 25.De verschillende overeenkomsten, bedoeld in artikel 2, zijn cumuleerbaar, ook met andere milieumaatregelen in het kader van het goedgekeurd Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voorzover het maximumbedrag per ha per jaar als bedoeld in de bijlage van de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, niet wordt overschreden.

Art. 26.Voor de percelen waarvoor in het kader van artikel 14, § 5, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen een verhoogde bemesting is aangevraagd, kan geen subsidie voor groenbedekking worden gevraagd.

Art. 27.Voor de percelen waarvoor subsidie voor mechanische onkruidbestrijding wordt aangevraagd, kan geen hectarepremie voor biologische landbouw worden aangevraagd. HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen

Art. 28.§ 1. Hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer wordt opgeheven. § 2. Hoofdstuk I, IV, V en VI van hetzelfde besluit worden voor wat betreft de toepassing inzake overeenkomsten voor de aanmoediging van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en maatregelen ter bescherming van de genetische diversiteit opgeheven. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 29.Vóór het einde van de looptijd van een verbintenis die is aangegaan in het kader van het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, kan de afdeling of een door de minister erkende vereniging, op verzoek van de landbouwer, deze overeenkomst omzetten in een nieuwe verbintenis voor vijf jaar of op voorwaarde dat die omzetting onomstotelijk het milieu ten goede komt en de bestaande verbintenis aanmerkelijk wordt verstrekt. Deze nieuwe overeenkomst wordt overeenkomstig de verordening en dit besluit gesloten.

De erkende vereniging in kwestie brengt de afdeling schriftelijk op de hoogte en bezorgt haar alle stukken.

Art. 30.Op de lopende overeenkomsten, gesloten op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer, blijft het voornoemd besluit van 13 april 1999 van toepassing.

Art. 31.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2001.

Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 mei 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA

^