gepubliceerd op 31 oktober 2003
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 betreffende het grond- en pandenbeleid voor huisvestingsdoeleinden in woonkernen ter uitvoering van de artikelen 94 en 95 van de Huisvestingscode en van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd
17 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 betreffende het grond- en pandenbeleid voor huisvestingsdoeleinden in woonkernen ter uitvoering van de artikelen 94 en 95 van de Huisvestingscode en van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd
De Vlaamse Regering, Gelet op de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971, gewijzigd bij de decreten van 30 oktober 1984, 5 juli 1989, 23 oktober 1991 en 8 juli 1996;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 85 tot en met 90, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 betreffende het grond- en pandenbeleid voor huisvestingsdoeleinden in woonkernen ter uitvoering van de artikelen 94 en 95 van de Huisvestingscode, inzonderheid op artikel 3, 7 en 8, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 juli 2000;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd, inzonderheid op artikel 11, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 juli 2000 en 19;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 oktober 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de bestaande subsidieregeling onvoldoende de financiële verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers heeft aangemoedigd en te weinig het verband heeft gelegd tussen de verwerving van onroerend goed en de erop volgende realisatie van sociale woonprojecten;
Overwegende dat dit aanleiding heeft gegeven tot een toenemende belasting van de begroting;
Overwegende dat de huidige budgettaire situatie geen verder uitstel van een aanpassing van de subsidieberekening mogelijk maakt;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 3, eerste lid, 3°, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 betreffende het grond- en pandenbeleid voor huisvestingsdoeleinden in woonkernen ter uitvoering van de artikelen 94 en 95 van de Huisvestingscode, gewijzigd bij het besluit van 25 juli 2000, worden de woorden « bebouwd of » geschrapt.
Art. 2.Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 25 juli 2000, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 7.§ 1. De subsidie voor verwerving van gebouwen en gronden, bedoeld in artikel 3, wordt toegekend als een tegemoetkoming in de volgende kosten : 1° de aankoopprijs of de kosten van de onteigeningsvergoeding, met inbegrip van de wederbeleggingsvergoeding;2° de kosten voor de opmeting van het onroerend goed;3° de kosten voor het grondmechanische en milieutechnische onderzoek;4° de keurings- en eventuele proefkosten. § 2. De subsidie is gelijk aan 70 % van het verschil tussen de som van de in § 1 vermelde kosten en de theoretische grondwaarde van de te verwerven percelen.
De theoretische grondwaarde van een perceel wordt berekend door de grondoppervlakte te vermenigvuldigen met de theoretische grondprijs.
Voor de percelen die gelegen zijn in een woonvernieuwingsgebied wordt de theoretische grondprijs vastgelegd op 30 euro/m2. Voor de andere percelen wordt die vastgelegd op 50 euro/m2. § 3. Indien de gebouwen en gronden niet gelegen zijn in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 7 april 1998 houdende de afbakening van woonvernieuwings- en woningbouwgebieden, wordt de subsidie slechts voor de helft toegekend. § 4. De subsidie, bedoeld in § 2 en § 3, wordt verhoogd met 15 % wanneer een opdracht voor bouw of renovatie van woningen gegund is binnen drie jaar na de erkenning zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd. »
Art. 3.Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 25 juli 2000, wordt opgeheven.
Art. 4.Artikel 11, derde lid, van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende vaststelling van de procedure inzake de programmering en de subsidiëring van operaties en werken die voor sociale huisvestingsdoeleinden worden uitgevoerd, gewijzigd bij het besluit van 25 juli 2000, wordt vervangen door wat volgt : « De vereiste kredieten voor de subsidie, bedoeld in artikel 7, § 2, van het Grond- en pandenbesluit worden vastgelegd op het ogenblik van de betekening van de belofte van subsidie op basis van de raming, bedoeld in artikel 5 van hetzelfde besluit. Na de ontvangst van het bewijs dat de voorwaarde voor de verhoging van de subsidie, bedoeld in artikel 7, § 4, van hetzelfde besluit is vervuld, worden de daartoe vereiste kredieten vastgelegd. »
Art. 5.Artikel 19, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 1. De subsidie, bedoeld in artikel 7, § 2, van het Grond- en pandenbesluit wordt in één schijf uitbetaald na de verwerving, na overlegging van de bewijzen van eigendomsoverdracht.
De verhoging van de subsidie, bedoeld in artikel 7, § 4, van hetzelfde besluit wordt uitbetaald na overlegging van de bewijzen dat de voorwaarde voor het verkrijgen van de verhoging van de subsidie vervuld is. »
Art. 6.De minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 oktober 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport, M. KEULEN