gepubliceerd op 02 augustus 1997
Besluit van de Vlaamse regering betreffende laakbare praktijken en de samenstelling, de bevoegdheid en de werking van de Commissie Laakbare Praktijken voor het basisonderwijs
17 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering betreffende laakbare praktijken en de samenstelling, de bevoegdheid en de werking van de Commissie Laakbare Praktijken voor het basisonderwijs
De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid artikel 42, 2, eerste lid;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 inzonderheid op de artikelen 27, 3, 51, 3, tweede lid, 180 en 195, 6°;
Gelet op het protocol van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van onderafdeling (r) Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend onderhandelingscomité;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 25 april 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 in werking treedt op 1 september 1997.
Hetzelfde geldt voor de eerste reeks bijhorende uitvoeringsbesluiten.
Het is voor de organisatie van het schooljaar 1997-1998 en voor de rechtszekerheid van schoolbesturen, directies en personeelsleden essentieel dat zij zo snel mogelijk uitsluitsel krijgen over de nieuw toe te passen regelgeving;
Gelet op het avies van de Raad van State gegeven op 6 juni 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het erkend, gefinancierd of gesubsidieerd gewoon en buitengewoon basisonderwijs.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de commissie : de commissie laakbare praktijken;2° decreet : het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997;3° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs; HOOFDSTUK II. Laakbare praktijken
Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder laakbare praktijken : 1° oneerlijke concurrentie tussen scholen;2° politieke propaganda;3° activiteiten die ontoelaatbare concurrentie inhouden tegenover handelaars met name : - verkooppraktijken die er niet op gericht zijn uniformiteit in pedagogisch-didactisch handelen tot stand te brengen; - aanbieden van producten en diensten die niet in rechtstreeks verband staan met het schoolleven en niet in het belang zijn van de onderwijsopdracht. HOOFDSTUK III. De commissie Afdeling 1. Oprichting en samenstelling
Art. 4.1. Artikel 92, 5 van het decreet treedt in werking op 1 september 1997. 2. Ter uitvoering van de artikelen 27, 3, 52 en 92, 5 van het decreet wordt een commissie laakbare praktijken opgericht.
Art. 5.De commissie is samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter en zes leden, allen deskundigen vertrouwd met de onderwijswetgeving en met de werking van een school. De minister benoemt de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden.
Art. 6.De secretaris-generaal van het departement Onderwijs wijst een ambtenaar van zijn departement aan als secretaris van de commissie.
Art. 7.1. Het mandaat in de commissie duurt vier jaar en is hernieuwbaar. 2. Aan het mandaat in de commissie komt een einde wanneer de voorzitter, de ondervoorzitter of een lid : 1° niet opnieuw benoemd wordt;2° ontslag neemt;3° zich niet onafhankelijk gedraagt. Afdeling 2. Bevoegdheid
Art. 8.De commissie is bevoegd om klachten en vragen te behandelen over : - laakbare praktijken; - praktijken in strijd met de kosteloze toegang; - praktijken in strijd met de regelgeving op de sociale voordelen. Afdeling 3. Werking
Art. 9.1. Zodra een klacht zoals bedoeld in de artikelen 27 of 52 van het decreet ingediend wordt, stelt de voorzitter van de commissie het betrokken schoolbestuur daarvan in kennis. 2. Zodra een klacht naar aanleiding van artikel 92 van het decreet ingediend wordt, stelt de commissie het gemeente- of provinciebestuur daarvan in kennis.3. Enkel klachten die betrekking hebben op feiten van het lopende en het voorgaande schooljaar zijn ontvankelijk.
Art. 10.1. Het schoolbestuur kan tot uiterlijk 30 kalenderdagen na de kennisgeving bedoeld in artikel 9, 1 een verantwoording indienen bij de voorzitter van de commissie. 2. Het gemeentebestuur of provinciebestuur naargelang het geval, kan tot uiterlijk 14 kalenderdagen na de kennisgeving bedoeld in artikel 9, 2 een verantwoording indienen bij de voorzitter van de commissie.
Art. 11.1. De commissie behandelt klachten ingediend op basis van de artikelen 27 en 52 van het decreet binnen de 60 kalenderdagen na de ontvangst ervan. 2. De commissie behandelt klachten ingediend op basis van artikel 92 van het decreet binnen 21 kalenderdagen na de ontvangst ervan.
Art. 12.De commissie kan alle betrokkenen en alle nodige getuigen aanschrijven en/of horen, om een klacht te onderzoeken.
Art. 13.De commissie houdt geldig zitting wanneer, de voorzitter en ondervoorzitter niet meegeteld, ten minste drie leden aanwezig zijn.
Art. 14.Na de zitting van de commissie stuurt de voorzitter het advies van de commissie met het dossier van de behandelende klacht onmiddellijk naar de minister.
Art. 15.De commissie stelt haar eigen huishoudelijk reglement op. Dat huishoudelijk reglement bepaalt ten minste: 1° de taak van de voorzitter;2° de taak van de secretaris;3° de wijze van beraadslaging en besluitvorming;4° de werkwijze bij het behandelen van vragen;5° de werkwijze bij het behandelen van klachten. HOOFDSTUK IV. Sanctie
Art. 16.Op basis van het advies, bedoeld in artikel 14, beslist de Minister of het schoolbestuur gesanctioneerd wordt voor de overtreding van artikel 27 of 51 van het decreet.
De beslissing omtrent een sanctie wordt binnen een termijn van drie maand na de zitting van de commissie bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur met kennisgeving aan de klager. Zoniet, is er geen sanctie.
Art. 17.Op basis van het advies bedoeld in artikel 14 beslist de regering of de gemeentelijke of provinciale beslissing inzake een voordeel ten bate van een school van een ander schoolbestuur, moet vernietigd worden wegens wetsoverschrijding of schending van het algemeen belang. HOOFDSTUK V. Slotbepalingen
Art. 18.De leden van de in artikel 5 bedoelde commissie hebben alleen recht op betaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Ze worden gelijkgesteld met de personeelsleden die behoren tot de rang A2.
Art. 19.Het Koninklijk Besluit van 14 september 1987 houdende de samenstelling en de werkings- en procedureregels van de commissies voorzien bij artikel 42 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving wordt opgeheven voor het basisonderwijs.
Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997.
Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 juni 1997.
De minister-president van Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE