Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 juli 2000
gepubliceerd op 31 augustus 2000

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand betreffende de speciale beschermingszone « 3.2. Poldercomplex »

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035885
pub.
31/08/2000
prom.
17/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/17/2000035885/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand betreffende de speciale beschermingszone « 3.2. Poldercomplex »


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, in het bijzonder de artikelen 6, 7, 8, 9 en 14;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van de speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Richt1ijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 20 september 1996, in het bijzonder het artikel 1, § 1 en 1, § 3, 3.2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, in het bijzonder de artikelen 7 en 8;

Overwegende de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake het behoud van de vogelstand (hierna "Europese Vogelrichtlijn 79/409/EEG" genoemd);

Overwegende de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna "Europese Habitatrichtlijn 92/43/EEG" genoemd);

Overwegende de interpretatiehandleiding van de Europese Commissie "Beheer van 'Natura 2000'-gebieden: de bepalingen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG),", uitgave april 2000;

Overwegende het in opdracht van de AMINAL-afdeling Natuur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap door het milieu-adviesbureau ESHER uitgewerkt rapport "EU-Vogel- en Habitatrichtlijngebied in de achterhaven te Zeebrugge: ecologische beschrijving; afbakening compensatiegebieden in de polder van de Oostkust i.k.v. areaalverlies", d.d. oktober 1999;

Overwegende de beslissing van de Vlaamse regering van 25 februari 2000 betreffende ecologisch waardevolle po1ders in het achterhavengebied van Zeebrugge;

Overwegende dat een 456 hectare groot deelgebied van de bij bes1uit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 in de zin van artikel 4 van de Richtlijn 79/409/EEG van 2 apri1 1979 inzake het van de vogelstand aangewezen speciale beschermingszone "Poldercomplex" gelegen is in het achterhavengebied van Zeebrugge, dat van die 456 hectare reeds 282 hectare zijn opgehoogd maar niettemin een zeer hoge zowel floristische en vegetatie-ecologische als avifaunistische waarde bezitten, doch dat deze terreinen ten behoeve van de realisatie van de haven kunstmatig gecreëerd werden;

Overwegende dat zich anno 1999 buiten de afbakening van de in uitvoering van de Europese Vogelrichtlijn 79/409/EEG bij besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 aangewezen speciale beschermingszone "Poldercomplex" nog een totale oppervlakte van 232 hectare moerassen en waterrijke gebieden bevonden en dat het, krachtens artikel 7 § 1, 6° van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, onverminderd de bepalingen van artikel 9 van het decreet, verboden is "moerassen en waterrijke gebieden" te wijzigen;

Overwegende dat artikel 8 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu bepaalt dat de minister bij gemotiveerd besluit individuele afwijkingen kan toestaan op de verbodsbepalingen van artikel 7, mits de aanvrager de zorgplicht opgelegd door artikel 14 van het decreet naleeft en dat de aanvraag tot afwijking onder anderen een voorstel van compenserende maatregelen voor natuurherstel of- ontwikkeling moet bevatten zodanig dat de natuur in kwantiteit en kwaliteit niet vermindert;

Overwegende dat in de 232 hectare moerassen en waterrijke gebieden van het Zeebrugs achterhavengebied die buiten de afbakening van de speciale beschermingszone "Poldercomplex" gelegen zijn onder anderen de volgende vogelsoorten van de bijlage I van de Europese Vogelrichtlijn 79/409/EEG broedend of foeragerend op doortrek of overwinterend voorkomen: Steltkluut, Visdiefje, Blauwborst, Kluut, Zwartkopmeeuw, Roerdomp, Kwak, Lepelaar, Kleine zwaan, Wilde zwaan, Brandgans, Bruine kiekendief, Blauwe kiekendief, Smelleken, Slechtvalk, Kraanvogel, Goudplevier, Rosse grutto, Bosruiter, Grauwe franjepoot, Velduil en IJsvogel;

Overwegende dat artikel 4 van de Europese Vogelrichtlijn 79/409/EEG bepaalt dat voor de leefgebieden van de in Bijlage I vermelde soorten speciale beschermingmaatregelen worden getroffen opdat deze soorten daar waar zij nu voorkomen, kunnen voortbestaan en zich kunnen voortplanten en dat artikel 4, 4de lid, 2de zin bepaalt dat ook buiten de beschermingszones de lidstaten zich inzetten om vervuiling en verslechtering van de woongebieden te voorkomen;

Overwegende dat krachtens artikel 3.1 van de Europese Habitatrichtlijn 92/43/EEG de bepalingen van de artikelen 6.3 en 6.4 van deze richtlijn ook van toepassing zijn op de beschermingszones die werden aangewezen in uitvoering van de Europese Vogelrichtlijn 79/409/EEG;

Overwegende dat artikel 6.3 van de Europese Habitatrichtlijn 92/43/EEG bepaalt dat voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied maar significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied en dat artikel 6.4 verder bepaalt dat indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, de lidstaat alle nodige compenserende maatregelen neemt om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft;

Overwegende dat de Vlaamse regering bij beslissing van 25 februari 2000 haar goedkeuring heeft gehecht aan de afsprakennota IKW achterhaven Zeebrugge 10.12.99 dat onder anderen stelt dat: - de Vlaamse regering het belang van een verdere ontwikkeling van de zeehaven van Zeebrugge erkent, die in het Structuurplan Vlaanderen aangeduid staat als een poort van Vlaanderen; - sinds het van kracht worden van het gewestplan Brugge-Oostkust het inzicht is gegroeid, dat een deel van het als industriegebied bestemde achterhavengebied, op Europees vlak, een hoge natuurwetenschappelijke waarde bezit. In totaal gaat het om 688 hectare waarvan 456 hectare binnen het EU-Vogelrichtlijngebied (282 hectare opgespoten en 174 hectare niet opgespoten/opgehoogd) en 232 hectare waardevolle habitat buiten de perimeter van het EU-Vogelrichtlijngebied. Het niet opgehoogd gedeelte (174 ha) in het zuidwestelijk deel van het achterhavengebied bezit een uitzonderlijke natuurwaarde; - de Vlaamse regering in een eerste fase instemt met de industriële ontwikkeling van het opgehoogd gedeelte van het Vogelrichtlijngebied binnen het achterhavengebied van Zeebrugge, op voorwaarde dat een actieve compensatie plaatsvindt van 232 + 282 hectare; - de verdere besluitvorming rond de ontwikkeling van de achterhaven zal plaats vinden op basis van de resultaten van een Milieu-Effecten-Rapport. In het MER dienen minstens de volgende alternatieven (scenario's) opgenomen te worden: . alternatief 1 : uitbouw van de achterhaven van Zeebrugge zonder aansnijding van het niet opgehoogd deel (174 ha) van het vogelrichtlijngebied; . alternatief 2: maximale uitbouw van de achterhaven binnen de huidige grenzen van het industriegebied op het gewestplan; . alternatief 3 : uitbouw van de achterhaven van Zeebrugge zonder de aansnijding van een gebied in het zuidwesten van de achterhaven met een oppervlakte gelijk(aardig3 aan de oppervlakte van 5 % van de haven van Zeebrugge (conform de 5 %-eis van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen); - de Vlaamse regering de conclusies van de studie van ESHER, in opdracht van AMINAL, aanvaardt; - op basis van deze studie verschillende gebieden voorgesteld worden die in aanmerking komen voor compensatie, Besluit :

Artikel 1.De op de bijlage I van dit besluit aangegeven zone, aangeduid door een gekruiste arcering, gelegen op het grondgebied van de Stad Brugge (Zeebrugge) en met een oppervlakte van 282 hectare wordt gelicht uit de afbakening van de speciale beschermingszone "Poldercomplex'« zoals aangegeven op de bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand. Ter compensatie voor dit areaalverlies en voor het verlies van 232 hectare biologisch waardevol habitat, gelegen buiten de afbakening van de speciale beschermingszone, doch leefgebied van in de bijlage I van de Europese richtlijn 79/409/EEG vermelde vogelsoorten, worden de in de bijlage 2 van dit besluit aangegeven zones, aangeduid door een arcering, gelegen op het grondgebied van de gemeenten De Haan, Jabbeke en Oudenburg en met een totale oppervlakte van 520 hectare aan de speciale beschermingszone "Poldercomplex" toegevoegd.

Art. 2.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit en met de mededeling aan de Europese Commissie van de wijziging van de afbakening van de speciale beschermingszone "Poldercomplex".

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 17 juli 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^