Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 februari 1998
gepubliceerd op 28 april 1998

Besluit van de Vlaamse regering houdende een vermindering van de onroerende voorheffing ter stimulering van tewerkstellingsbevorderende investeringen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035449
pub.
28/04/1998
prom.
17/02/1998
ELI
eli/besluit/1998/02/17/1998035449/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 FEBRUARI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering houdende een vermindering van de onroerende voorheffing ter stimulering van tewerkstellingsbevorderende investeringen


De Vlaamse regering, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot en met 58;

Gelet op het decreet van 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, inzonderheid op artikel 73;

Gelet op het decreet van 19 december 1997 houdende een vermindering van de onroerende voorheffing ter stimulering van tewerkstellingsbevorderende investeringen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 11 februari 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij wet van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de bijzondere omstandigheden dat : 1. de aanvragen voor de toekenning en uitbetaling conform het decreet dienen ingediend te worden voor 30 juni 1998;2. het recht op een investeringstegemoetkoming slechts ontstaat na de aanvraag van de onderneming zelf en deze dus tijdig en volledig geïnformeerd dient te zijn;3. het decreet uitwerking heeft vanaf 1 januari 1998;4. uit de besprekingen in de Commissie Werkgelegenheid en Economische Aangelegenheden van het Vlaams Parlement blijkt dat een snelle en duidelijke uitvoering van het decreet vereist is;5. het ontwerp van decreet aangepast werd aan het advies van de Raad van State van 12 juni 1997 door de invoering van de investeringsvoorwaarde;6. het besluit een tijdelijk karakter bezit. Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid en de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt onder "het decreet" verstaan : het decreet van 19 december 1997 houdende een vermindering van de onroerende voorheffing ter stimulering van tewerkstellingsbevorderende investeringen. Afdeling 1. - Kleine, middelgrote en grote ondernemingen

Art. 2.Voor de toepassing van het decreet wordt verstaan onder : 1° Ondernemingen : de natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische samenwerkingsverbanden die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest.Elke onderneming wordt afzonderlijk beschouwd; de groep waartoe die onderneming eventueel behoort, wordt niet in aanmerking genomen. 2° Kleine ondernemingen : ondernemingen die voldoen aan de volgende criteria : a) minder dan 50 werknemers tewerkstellen; een jaaromzet hebben van maximum 7 miljoen ecu,of een balanstotaal van maximum 5 miljoen ecu; c) beantwoorden aan het onafhankelijkheidscriterium in de zin van artikel 5.3° Middelgrote ondernemingen : ondernemingen die voldoen aan de volgende criteria : a) minder dan 250 werknemers tewerkstellen; een jaaromzet hebben van maximum 40 miljoen ecu, of een balanstotaal van maximum 27 miljoen ecu; c) beantwoorden aan het onafhankelijkheidscriterium in de zin van artikel 5;d) niet vallen onder de criteria genoemd in 2°.4° Grote ondernemingen : ondernemingen die niet ressorteren onder de categorieën 'kleine' of 'middelgrote' ondernemingen, bedoeld in 2° en 3°.

Art. 3.De tewerkstelling van het aantal werknemers wordt vastgesteld aan de hand van het gemiddelde aantal personeelseenheden die in de onderneming waren tewerkgesteld in het kalenderjaar 1996.

Voor die berekening wordt het totale aantal in de onderneming gepresteerde en daarmee gelijkgestelde arbeidsdagen gedeeld door 251 of 303, naargelang respectievelijk de vijfdaagse of zesdaagse werkweek wordt toegepast.

Het bewijs van het aantal arbeidsdagen wordt geleverd door : 1° de attestering van de aangifte aan de RSZ door het sociaal secretariaat, of 2° het RSZ-attest nr.K/ATTN/409-4.

Art. 4.De jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming worden samengeteld, zonder te consolideren, met de jaaromzet en het balanstotaal van : 1° alle ondernemingen waarvan de onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen heeft, en 2° alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten van de onderneming in handen hebben. De referentieperiode is het voorlaatst afgesloten boekjaar voor de registratiedatum van de aanvraag. Voor het berekenen van de omzet wordt een boekjaar van meer of minder dan 12 maanden herberekend tot een kalenderjaar.

Als wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van het aandeelhouderschap niet precies gekend is, mag worden voortgegaan op een verklaring van de onderneming betreffende het bezit van kapitaal en de stemrechten.

De onderneming blijft een kleine of middelgrote onderneming in de zin van artikel 2, 2° of 3° wanneer slechts één van beide financiële criteria (jaaromzet of jaarlijks balanstotaal) wordt overschreden.

Art. 5.§1. Het onafhankelijkheidscriterium houdt in dat de onderneming niet voor 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen mag zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen gezamenlijk.

Voor de toepassing van het onafhankelijkheidscriterium verstaat men onder een grote onderneming, een onderneming die 250 of meer werknemers telt en/of een jaaromzet heeft van meer dan 40 miljoen ecu en een balanstotaal van meer dan 27 miljoen ecu. § 2. Op het onafhankelijkheidscriterium bestaan de volgende uitzonderingen : 1° als de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, ondernemingen voor risicokapitaal of van institutionele beleggers op voorwaarde dat deze individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben;2° als de onderneming wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van haar aandeelhouderschap niet precies kent, mag worden voortgegaan op een verklaring van de onderneming dat zij redelijkerwijs veronderstelt niet voor 25% of meer in handen te zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen gezamenlijk. § 3. De definitie mag niet worden omzeild door ondernemingen die formeel aan het onafhankelijkheidscriterium beantwoorden, maar waarin in feite de zeggenschap door een grote onderneming of door verscheidene grote ondernemingen gezamenlijk wordt uitgeoefend. Afdeling 2. - Bewerkende en verwerkende nijverheid, de bouwnijverheid

en het wegtransport

Art. 6.Voor de toepassing van het decreet worden de sectoren "bewerkende nijverheid, verwerkende nijverheid, bouwnijverheid en wegtransport" gedefinieerd overeenkomstig verordening (EEG) nr. 761/93 van de Commissie van 24 maart 1993 tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, zijnde : 1° de bewerkende en de verwerkende nijverheid : Klasse 15.11 tot en met Klasse 37.20, en Klasse 93.011; 2° bouwnijverheid : Klasse 45.11 tot en met Klasse 45.50; 3° wegtransport : Klasse 60.24.

Ingeval een onderneming meer dan één bedrijfsactiviteit uitoefent, is de hoofdactiviteit doorslaggevend. De hoofdactiviteit is de bedrijfsactiviteit waarmee de onderneming de grootste omzet heeft gerealiseerd in het voorlaatst afgesloten boekjaar voor de registratiedatum van de aanvraag. Afdeling 3. - Nieuwe materiële en immateriële vaste activa

Art. 7.Voor de toepassing van het decreet worden als "nieuwe materiële en/of immateriële vaste activa" beschouwd de investeringen in materiële en/of immateriële vaste activa zoals gedefinieerd in deel I, hoofdstuk III van de bijlage bij het K.B. van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen, die in het jaar 1997 werden geboekt.

Het bewijs van de investeringen in materiële of immateriële vaste activa wordt geleverd door : 1° de goedgekeurde jaarrekening van het jaar 1997 of bij ontstentenis daarvan 2° de afgesloten jaarrekening van het jaar 1997, of bij ontstentenis daarvan 3° de grootboekrekeningen klasse 2 van het jaar 1997, of bij ontstentenis daarvan 4° facturen die als investeringen zijn geboekt in het jaar 1997 en die niet zijn geboekt onder de rubriek "algemene onkosten". Afdeling 4. - Laaggeschoolde langdurig werkloze

Art. 8.Voor de toepassing van het decreet worden als "laaggeschoolde langdurig werkloze" beschouwd : 1° een werkloze die op de dag voor de indiensttreding minstens één jaar uitkeringsgerechtigd volledig werkloos is en geen diploma, getuigschrift of brevet behaalde van het hoger secundair onderwijs, of 2° een niet-uitkeringsgerechtigde niet-werkende werkzoekende die op de dag voor de indiensttreding minstens één jaar als werkzoekende ingeschreven is bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en gedurende deze periode noch in loondienst werkte, noch een zelfstandig beroep uitoefende en geen diploma, getuigschrift of brevet behaalde van het hoger secundair onderwijs. Het bewijs wordt geleverd door een attest van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding dat wordt verstrekt op naam van de laaggeschoolde langdurig werkloze en waaruit blijkt dat die is aangeworven in het kalenderjaar 1997. HOOFDSTUK II. - Berekening van de tewerkstellingsevolutie

Art. 9.Het aantal personeelseenheden zoals bedoeld in artikel 3, § 2 van het decreet wordt berekend door het totale aantal in de onderneming gepresteerde en daarmee gelijkgestelde arbeidsdagen te delen door 251 of 303, naargelang respectievelijk de vijfdaagse of zesdaagse werkweek wordt toegepast.

Wanneer deze berekening resulteert in een cijfer met decimalen, dan wordt dit cijfer afgerond naar de hogere eenheid.

Het bewijs van het aantal arbeidsdagen wordt geleverd door : 1 ° de attestering van de aangifte aan de RSZ door het sociaal secretariaat, of bij ontstentenis daarvan; 2° het RSZ-attest nr.K/ATTN/409-4.

Art. 10.Het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen zoals bedoeld in artikel 3, § 3 van het decreet wordt berekend aan de hand van het aantal tewerkgestelde personen in het vierde kwartaal van het kalenderjaar 1997 in vergelijking met het vierde kwartaal van het kalenderjaar 1996, onafgezien van hun arbeidsregime.

Het bewijs van het aantal arbeidsplaatsen wordt geleverd door : 1° de attestering van de aangifte aan de RSZ door het sociaal secretariaat, of bij ontstentenis daarvan;2° het RSZ-attest nr.ES/ATT/26.

De toename van het aantal arbeidsplaatsen in de onderneming mag niet het gevolg zijn van een verschuiving van personeel uit een andere onderneming van de groep binnen het Vlaamse Gewest. HOOFDSTUK III. - Berekening van het bedrag van de investeringstegemoetkoming

Art. 11.Het bewijs van het bedrag aan onroerende voorheffing dat ten laste van de belastingplichtige is ingekohierd, wordt geleverd door middel van een afschrift van het aanslagbiljet met betrekking tot het aanslagjaar 1998.

Art. 12.Voor de toepassing van het decreet wordt de omrekeningskoers van de ecu naar BEF vastgesteld op 40,0922 BEF. HOOFDSTUK IV. - Nadere regelen inzake de aanvraag. de uitbetaling en de controle van de investeringstegemoetkoming

Art. 13.§ 1. Een afschrift van het aanslagbiljet met betrekking tot het aanslagjaar 1998 wordt gevoegd bij de aanvraag tot toekenning van de investeringstegemoetkoming.

De aanvraag tot toekenning en uitbetaling van de investeringstegemoetkoming moet uiterlijk op 30 juni 1998 het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, administratie Economie, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid, Markiesstraat 1, in 1000 Brussel, bereiken. § 2. Ingeval de onderneming op het ogenblik van de aanvraag tot toekenning en uitbetaling van de investeringstegemoetkoming nog niet in het bezit is van het afschrift van het aanslagbiljet, moet ze achteraf haar aanvraag met dit afschrift vervolledigen.

In ieder geval moet de vervollediging van de aanvraag tot toekenning en uitbetaling gebeuren binnen 60 dagen na verzending van het aanslagbiljet door de fiscale administratie.

De administratie economie stort na toekenning het bedrag van de investeringstegemoetkoming rechtstreeks op de bankrekening van de onderneming.

Art. 14.De investeringstegemoetkoming kan worden teruggevorderd in de volgende gevallen : 1° indien de bepalingen van het decreet of dit besluit niet nageleefd worden; 2° bij toepassing van de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het K.B. van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen i.v.m. subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de staat zijn en waarin de strafbaarstelling is voorzien van : a) het aanvaarden of behouden van een subsidie wetende, of wanneer men had moeten weten, dat men daarop geen of slechts gedeeltelijk recht heeft; b) het wetens en willens afleggen van een onjuiste of onvolledige verklaring i.v.m. een aanvraag tot het verkrijgen of behouden van een subsidie; c) het aanwenden van een subsidie voor andere doeleinden dan die waarvoor ze werd verkregen.

Art. 15.De controle op de naleving van het decreet en dit besluit gebeurt overeenkomstig de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot en met 58. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 16.Het decreet en dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1998.

Art. 17.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 februari 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY

^