gepubliceerd op 11 maart 2009
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst afzonderlijk beheer Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd
16 JANUARI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst afzonderlijk beheer Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 87, § 1;
Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, artikel 140;
Gelet op het decreet van 19 december 2008 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2009, artikel 43;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 18 december 2008;
Gelet op de wetten op de Raad van state, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1089 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de insourcing van de Uitleendienst kampeermateriaal voor de Jeugd te Machelen binnen het intern verzelfstandigd agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen geen nadelige gevolgen mag hebben voor het uitlenen van kampeermateriaal aan het jeugdwerk en de jeugd;
Overwegende dat het uitleenbare kampeermateriaal altijd in goede staat moet zijn; dat daarom een snelle en adequate herstelling van dit kampeermateriaal essentieel is;
Overwegende dat de continuïteit van de werking van de Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd in Machelen moet worden verzekerd vanaf 1 januari 2009, de startdatum van de insourcing binnen het IVA Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen; dat vanaf die datum het huurgeld gestort moet worden op rekening van de DAB Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd en niet meer op de rekeningen van de VZW Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme; dat vanaf die datum het IVA Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen belast is met het onderhoud en de herstellingen van het uitleenbare materiaal; dat het verkregen huurgeld wordt gebruikt om vervangingsmateriaal te kopen;
Overwegende dat dit besluit financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijkheid beheer Uitleendienst Kampeermateriaal voor de Jeugd regelt;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 23 december 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening en de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.De bepalingen betreffende de Rijkscomptabiliteit zijn van toepassing op de Uitleendienst kampeermateriaal voor de Jeugd, afgekort ULDK. HOOFDSTUK II. - De begroting
Art. 2.De ULDK maakt jaarlijks een begroting op van alle ontvangsten en uitgaven volgens de richtlijnen verstrekt door de Vlaamse Regering.
Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
Art. 3.Die begroting wordt onderverdeeld in twee delen : 1° de ontvangsten;2° de uitgaven.
Art. 4.De ontvangsten hebben betrekking op : 1° het overgedragen saldo;2° de dotatie, zoals ingeschreven op de begroting van de algemene uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap;3° de eigen inkomsten.
Art. 5.De uitgavenbegroting wordt opgemaakt volgens het stelsel van de gesplitste kredieten en bevat : 1° de vastleggingkredieten ten belope waarvan sommen kunnen worden vastgelegd op grond van verbintenissen die ontstaan of worden gesloten tijdens het begrotingsjaar, en voor de recurrente verbintenissen waarvan de gevolgen over verschillende jaren gespreid zijn, ten belope van de tijdens het begrotingsjaar opeisbare sommen;2° ordonnanceringskredieten ten belope waarvan tijdens het begrotingsjaar bedragen kunnen worden vereffend op grond van rechten, vastgesteld ter uitvoering van voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen. Over de ontvangsten en uitgaven moet gerapporteerd kunnen worden volgens het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR).
Art. 6.Het begrotingsontwerp van de ULDK wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, en wordt gevoegd bij het ontwerp van decreet houdende de begroting van de algemene uitgaven van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, kan herverdelingen toestaan met de goedkeuring van de Vlaamse minister, bevoegd voor Financiën en Begroting. HOOFDSTUK III. - Comptabiliteit en aflegging van de rekeningen
Art. 8.Het hoofd van het intern verzelfstandigd agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen stelt een ordonnateur aan. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de ordonnateur worden vastgesteld overeenkomstig de regels die gelden voor de diensten van de Vlaamse Regering.
De ontvangsten en betalingen verlopen via de centrale financiële rekening van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 9.Op het einde van ieder kwartaal worden door de ordonnateur een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, legt die staten aan het Rekenhof voor door bemiddeling van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begrotingen. De bewijsstukken worden ter plaatse bewaard.
Art. 10.Op het einde van ieder jaar stelt de ordonnateur de volgende stukken op : 1° een rekening van de uitvoering van de begroting;2° een staat van activa en passiva. Uiterlijk op 31 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarop ze betrekking hebben, stuurt de Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, die rekeningen naar de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begroting, die ze voor 31 maart van hetzelfde jaar aan het Rekenhof bezorgt.
Art. 11.De uitvoeringsrekening van de ULDK wordt gevoegd bij die van het algemeen bestuur van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 12.Op de begroting van een bepaald jaar worden de volgende bedragen aangerekend : 1° op het vastleggingkrediet : het bedrag van de verbintenissen, aangegaan tijdens het begrotingsjaar overeenkomstig artikel 5;2° op het ordonnanceringkrediet : de sommen, geordonnanceerd gedurende het begrotingsjaar.
Art. 13.Er moet een vermogenscomptabiliteit gevoerd worden. Daartoe wordt onder meer een inventaris van het vermogen opgemaakt overeenkomstig de geldende bepalingen. HOOFDSTUK IV. - Het beheer
Art. 14.De ordonnateur is gemachtigd om alle verbintenissen aan te gaan die noodzakelijk zijn voor de werking van de ULDK, met behoud van de toepassing van de reglementaire bepalingen daarover en afhankelijk van de beschikbare kredieten.
Art. 15.Het bedrag van de uitgaven en de verbintenissen wordt beperkt door het bedrag van de goedgekeurde limitatieve kredieten en de ontvangsten.
Art. 16.§ 1. Van het saldo dat op het einde van het begrotingsjaar beschikbaar is, wordt tien procent aangewend voor de vorming van een reservefonds. De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, kan met de goedkeuring van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, dat percentage aanpassen.
Die reserve wordt gevormd totdat de middelen van het reservefonds tien procent bedragen van het gemiddelde van de uitgaven van de drie voorgaande begrotingsjaren, tenzij dat bedrag wordt gewijzigd op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden, en met het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begrotingen.
Onder beschikbaar saldo op het einde van het begrotingsjaar wordt verstaan : het begrotingssaldo, namelijk het verschil tussen de aangerekende inkomsten en de aangerekende uitgaven van het boekjaar, vermeerderd met de openstaande vastgestelde rechten en verminderd met de openstaande vastleggingen of over te dragen verbintenissen.
Op het einde van het begrotingsjaar worden de volgende bedragen overgedragen : 1° het gedeelte van het begrotingssaldo dat beschikbaar is na de vorming van het reservefonds;2° de vastgestelde rechten;3° de nog openstaande verbintenissen. § 2. De middelen van het reservefonds kunnen met de goedkeuring van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden en met de goedkeuring van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begrotingen, aangewend worden om uitgaven te dekken die voortvloeien uit onvoorzienbare omstandigheden of uit specifieke doelstellingen van de ULDK.
Art. 17.Vanaf het begin van het jaar mag het begrotingssaldo gebruikt worden dat beschikbaar was op het einde van het vorige jaar na de vorming van het reservefonds.
Art. 18.De ordonnateur van de ULDK bepaalt de tarieven van de dienstverlening van de ULDK.
Art. 19.De rekenplichtige van de Vlaamse Gemeenschap is belast met het behandelen en bewaren van de waarden.
De ordonnateur is belast met : 1° het opstellen en bewaren van de stukken, vermeld in artikel 9 en 10;2° het bijhouden van de inventaris van het vermogen en van de vermogenscomptabiliteit.
Art. 20.De bij dit besluit verleende delegaties aan de ordonnateur worden tevens verleend aan het personeelslid dat de ordonnateur vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering. In geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering plaatst het betrokken personeelslid, boven de vermelding van zijn graad en zijn handtekening de formule 'voor de ordonnateur, afwezig'. Het personeelslid wordt aangewezen door de ordonnateur. HOOFDSTUK V. - Controle
Art. 21.Het Rekenhof en het intern verzelfstandigd agentschap Centrale Accounting kunnen de rekeningen ter plaatse controleren. Ze mogen zich op elk moment alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen laten verstrekken over de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.
De uitgaven worden vereffend en betaald zonder interventie van het Rekenhof en de controleur van de vastleggingen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 22.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begrotingen en de Vlaamse minister bevoegd voor de Culturele Aangelegenheden zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 januari 2009.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX