gepubliceerd op 23 maart 2001
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing
16 FEBRUARI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing
De Vlaamse regering, Gelet op het bosdecreet van 13 juni 1990, inzonderheid op artikel 90bis, ingevoegd bij het decreet van 21 oktober 1997 en vervangen bij het decreet van 17 juli 2000;
Gelet op het decreet van 17 juli 2000 houdende wijziging van artikel 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 26 november 1999 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing, dat bij onderhavig besluit wordt opgeheven;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 juli 2000;
Gelet op de aanvraag van 31 juli 2000 om advies van de Raad van State binnen een termijn van ten hoogste één maand; dat dit advies tot op heden nog niet werd verstrekt;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het decreet van 17 juli 2000 houdende wijziging van artikel 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990 een aantal belangrijke wijzigingen met betrekking tot het afleveren van een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing en de compensatie bij ontbossing aanbrengt, waarbij het in voege treden van dit decreet afhangt van de bekrachtiging van onderhavig uitvoeringsbesluit; dat tot zolang het besluit van de Vlaamse regering van 26 november 1999 van kracht blijft; dat onderhavig uitvoeringsbesluit de bosbehoudsbijdrage, die in het voormelde besluit werd vastgelegd, wijzigt en ook de modaliteiten van de vrijstelling van de compensatieplicht specificeert; dat verder het decreet van 17 juli 2000 voor alle conform de in het besluit van 26 januari 1999 vervatte regeling afgehandelde dossiers, voorziet in de terugbetaling van de bosbehoudsbijdrage in geval het dossier volgens de nieuwe regeling van de vrijstelling kan genieten of in een gedeeltelijke terugbetaling in geval volgens de nieuwe criteria een lagere bosbehoudsbijdrage van toepassing zou zijn; dat ondertussen reeds 543 dossiers afgehandeld zijn, goed voor een ontbossing van + 60 ha; dat er hiervan 478 dossiers zijn waarbij een financiële compensatie werd voorgesteld; dat dit inhoudt dat voor de grote meerderheid van deze dossiers een terugbetaling noodzakelijk zal zijn; dat het aantal aanvraagdossiers stelselmatig blijft stijgen; dat het aangewezen is om deze, conform de bij onderhavig besluit vastgestelde regeling, zo snel mogelijk te behandelen; dat, om de in het decreet van 17 juli 2000 voorziene terugbetaling voor voormelde dossiers binnen een aanvaardbare termijn uit te voeren, het aantal te herziene dossiers niet verder mag toenemen;
Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 19 januari 2001 waarbij de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw gemachtigd werd tot de aanvraag om advies van de Raad van State binnen een termijn van ten hoogste drie dagen;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 25 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. Dit besluit is niet van toepassing op de bossen die op het grondgebied van meer dan één Gewest gelegen zijn. § 2. De bepalingen van dit besluit gelden niet in geval van toepassing van artikel 47, tweede lid, of artikel 87, vijfde lid, van het bosdecreet.
Art. 2.De stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing kan niet worden verleend vooraleer het Bosbeheer het door de aanvrager van de vergunning ingediende voorstel tot compensatie van de ontbossing al dan niet stilzwijgend heeft goedgekeurd of heeft aangepast.
De verkavelingsvergunning voor een geheel of ten dele beboste grond, waarvoor de aanvraag wordt ontvangen na de inwerkingtreding van het decreet van 17 juli 2000, kan niet worden verleend vooraleer het Bosbeheer het door de aanvrager van de vergunning ingediende voorstel tot compensatie van de beboste delen van de verkaveling al dan niet stilzwijgend heeft goedgekeurd of heeft aangepast. HOOFDSTUK II. - Compensatie voor ontbossing en voor verkaveling van beboste grond Afdeling 1. - Wijze van compensatie
Art. 3.Door de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing wordt een voorstel tot compensatie van de ontbossing ingediend, dat bestaat uit : 1° hetzij een compenserende bebossing die in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 4 en die zal worden uitgevoerd door de houder van de vergunning;2° hetzij een verbintenis van de aanvrager om een compenserende bebossing die in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 4 te laten uitvoeren door een derde;3° hetzij een compenserende bebossing die zal worden uitgevoerd door de houder van de vergunning, in combinatie met een verbintenis van de aanvrager om voor het overige gedeelte de compenserende bebossing te laten uitvoeren door een derde, zodat door de combinatie van beide compenserende bebossingen wordt voldaan aan alle bepalingen van artikel 4;4° hetzij een verbintenis van de aanvrager om een bosbehoudsbijdrage als bedoeld in artikel 5, eerste lid, te betalen;5° hetzij een compenserende bebossing die in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 4, tweede, derde en vierde lid, doch niet met deze van het eerste lid van artikel 4, in combinatie met een verbintenis om een bosbehoudsbijdrage als bedoeld in artikel 5, tweede lid, te betalen voor het gedeelte van het te ontbossen terrein waarvoor geen compenserende bebossing wordt voorgesteld.
Art. 4.De oppervlakte van de compenserende bebossing moet overeenkomstig artikel 90bis, § 4, tweede lid, van het bosdecreet minstens gelijk zijn aan de te ontbossen oppervlakte.
De aan de ontbossing gelijkwaardige compenserende bebossing wordt bepaald overeenkomstig bijlage I, gevoegd bij dit besluit, aan de hand van de oppervlakte van het bos en de boomsoortensamenstelling.
Een compenserende bebossing kan slechts, met inachtneming van alle wettelijke en reglementaire bepalingen, worden uitgevoerd op terreinen die nog niet bebost zijn. Deze bebossing moet bovendien worden uitgevoerd in zones met de bestemming groengebied, natuurontwikkelingsgebied, parkgebied, buffergebied, bosgebied, bosuitbreidingsgebied, agrarisch gebied in de ruime zin, recreatiegebied, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen of de met al deze gebieden vergelijkbare gebieden, aangeduid op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Een compenserende bebossing kan niet gebeuren op terreinen die reeds buiten het kader van artikel 90bis van het bosdecreet dienen bebost of herbebost te worden hetzij ingevolge een gerechtelijke beslissing, hetzij ingevolge een contractuele of eenzijdige verbintenis.
De compenserende bebossing dient als bos, zoals bepaald in artikel 3 van het bosdecreet, in stand gehouden te worden voor een periode van tenminste 25 jaar na de datum van aanplanting, behoudens het akkoord van het Bosbeheer.
Art. 5.De bosbehoudsbijdrage is gelijk aan de grootte van de gelijkwaardige compenserende bebossing zoals bepaald in artikel 4, uitgedrukt in m2, vermenigvuldigd met 80 frank/m2.
In het geval van artikel 3, 5° is de bosbehoudsbijdrage gelijk aan de vermenigvuldiging van 80 frank/m2 met het resultaat van, de oppervlakte van de compenserende bebossing, uitgedrukt in vierkante meter, waarvan de grootte berekend is krachtens artikel 4, verminderd met de oppervlakte van de voorgestelde compenserende bebossing, uitgedrukt in vierkante meter. Afdeling 2. - Procedure
Art. 6.De aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing voegt bij zijn aanvraag een voorstel tot compensatie dat bestaat uit een van de maatregelen, bedoeld in artikel 3.
Behalve in het geval, bedoeld in artikel 3, 4°, wordt bij het voorstel tot compensatie een bebossingsplan gevoegd.
Het voorstel tot compensatie moet worden ingevuld op een formulier, waarvan het model gevoegd is in bijlage II, gevoegd bij dit besluit.
Art. 7.Het formulier, bedoeld in artikel 6, derde lid, wordt, samen met de adviesaanvraag, bedoeld in artikel 90bis, § 1, tweede lid, van het bosdecreet, aan het Bosbeheer overgezonden door de vergunningverlenende overheid.
Art. 8.Binnen 30 dagen na ontvangst van de adviesaanvraag, deelt het Bosbeheer zijn advies, bedoeld in artikel 90bis, § 1, tweede lid, van het bosdecreet, en zijn beslissing over de voorgestelde compensatie aan de vergunningverlenende overheid mee.
Indien het Bosbeheer oordeelt dat de voorgestelde compensatie in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 3 tot en met 5, vermeldt het zijn akkoord op het formulier.
Indien de door de aanvrager voorgestelde compensatie door het Bosbeheer als niet in overeenstemming met dit besluit wordt beoordeeld, vermeldt het zijn akkoord op het formulier onder de voorwaarde dat de door het Bosbeheer aangepaste compensatiemaatregelen, uitgewerkt overeenkomstig artikel 3 tot en met 5, in acht worden genomen. Deze aangepaste compensatiemaatregelen kunnen bestaan uit : 1° een aanvullende bosbehoudsbijdrage, in het geval de overeenkomstig artikel 3, 4° of 5° voorgestelde bosbehoudsbijdrage niet in overeenstemming is met artikel 5;2° een aanvullende bosbehoudsbijdrage in het geval de oppervlakte van de overeenkomstig artikel 3, 1°, 2° of 3° voorgestelde compenserende bebossing niet voldoet aan artikel 4.De aanvullende bosbehoudsbijdrage wordt berekend overeenkomstig artikel 5, tweede lid; 3° een aanpassing van het voorgestelde bebossingsplan om bosbouwtechnische redenen. Indien het formulier niet tijdig wordt teruggezonden naar de vergunningverlenende overheid, wordt dit beschouwd als een goedkeuring van het voorstel van de aanvrager. In dit geval brengt deze overheid op het formulier een vermelding aan, luidens welke het voorstel stilzwijgend is goedgekeurd bij ontstentenis van een uitdrukkelijke beslissing van het Bosbeheer binnen de in het eerste lid bedoelde termijn.
De houder van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing die aan de compensatieplicht is onderworpen, moet de compenserende bebossing uitvoeren binnen een periode van twee jaar. De bosbehoudsbijdrage moet hij betalen binnen een termijn van vier maanden. In beide gevallen gaat de termijn in vanaf de datum waarop krachtens de wetgeving inzake ruimtelijke ordening van een stedenbouwkundige vergunning gebruik mag worden gemaakt.
Art. 9.Het formulier, bedoeld in artikel 6, aangevuld overeenkomstig artikel 8, tweede, derde of vierde lid, wordt samen met de stedenbouwkundige vergunning aan de aanvrager toegestuurd en maakt integraal deel uit van die vergunning.
De vergunningverlenende overheid vermeldt in de stedenbouwkundige vergunning dat deze op grond van artikel 90bis, § 5, derde lid, van het bosdecreet verleend wordt onder de voorwaarden zoals opgenomen in het in het eerste lid bedoelde formulier.
Art. 10.Wanneer de compensatiemaatregel of - maatregelen volledig zijn uitgevoerd, wordt dit op verzoek van de vergunninghouder door het Bosbeheer, en in het geval van een bebossing na een controle ter plaatse, geattesteerd. Het Bosbeheer bezorgt een afschrift van dit attest aan de overheid die de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing heeft verleend. Afdeling 3. - Diverse bepalingen
Art. 11.De houder van de stedenbouwkundige vergunning die zelf de compenserende bebossing uitvoert of de derde die garant staat voor de uitvoering van de compenserende bebossing verbindt zich ertoe : 1° minstens 30 dagen voordat de compenserende bebossing wordt uitgevoerd dit aan het Bosbeheer te melden;2° de ambtenaren van het Bosbeheer in staat te stellen om het terrein in kwestie vooraf te onderzoeken of er de uitgevoerde beplantingen te beoordelen;3° dat het Bosbeheer, indien het na een controle ter plaatse binnen vijf jaar na het afleveren van het attest, bedoeld in artikel 10, vaststelt dat de aanplanting niet geslaagd is, een beroep kan doen op derden voor het uitvoeren van de bebossing en de kosten voor het uitvoeren van deze werkzaamheden en van het onderhoud gedurende vijf jaar na de aanplanting op de aanvrager kan verhalen.Een aanplanting wordt pas als geslaagd beschouwd wanneer ten minste 80% van het aangeplante stamtal bij de controle nog in leven is en deze levende bomen en struiken regelmatig gespreid over het terrein voorkomen.
Art. 12.Het Bosbeheer houdt een register bij van de bebossingen in het kader van dit besluit. Afdeling 4. - Compensatie voor verkaveling van beboste grond
Art. 13.De bepalingen van artikel 3 tot en met 12 zijn eveneens van toepassing op de aanvragen van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde verkavelingsvergunning met dien verstande dat niet een ontbossing of een te ontbossen oppervlakte gecompenseerd moet worden, maar de beboste delen of de beboste oppervlakte van de verkaveling met uitzondering van de oppervlakte van de in de aanvraag vermelde of als last aan de verkavelaar opgelegde beboste groene ruimten.
Het voorstel van compensatie voor de beboste delen van een te verkavelen grond moet worden ingevuld op een geëigend formulier, waarvan het model gevoegd is in bijlage III, gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK III. - Ontheffing van het verbod op ontbossing
Art. 14.§ 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, kan de in artikel 90bis, § 1, derde lid, van het bosdecreet bedoelde ontheffing verlenen op individueel en gemotiveerd verzoek. Deze ontheffing moet via een aangetekend schrijven worden aangevraagd bij het Bosbeheer en moet om als volledig te worden beschouwd de volgende elementen bevatten : 1° de identiteit van de eigenaar of houder van het zakelijk recht en zonodig de identiteit van de gevolmachtigd beheerder of aanvrager.De geschreven volmacht moet worden bijgevoegd; 2° een grondige motivatie tot afwijking van het verbod op ontbossing; 3° een door de aanvrager ondertekende situatietekening op een kopie van een stafkaart met schaal 1/25.000 met vermelding van de straatnaam of de gangbare plaatsnaam; 4° de gegevens inzake de betreffende percelen : a) een uittreksel uit de kadastrale legger;b) de bestemming volgens het geldende plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan;c) de eventuele rangschikking als landschap;d) een beschrijving en een situering op een kaart (schaal 1/5000) van de geplande werken;e) het eventuele beheersplan waaraan deze percelen onderworpen zijn;f) de vermelding of er voor het gebied al dan niet een natuurrichtplan overeenkomstig artikel 48 en 50 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu moet opgesteld worden of van toepassing is;g) de te ontbossen oppervlakte, uitgedrukt in m2, waarvoor de ontheffing wordt aangevraagd;5° een ecologische evaluatie van de gevolgen van de voorgestelde ingreep en de hieraan gekoppelde maatregelen die worden voorgesteld ter naleving van de zorgplicht, opgelegd door artikel 14 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. § 2. Het Bosbeheer onderzoekt de aanvraag tot ontheffing van het verbod op ontbossing op haar ontvankelijkheid en volledigheid overeenkomstig hetgeen bepaald in § 1.
Wordt de aanvraag onontvankelijk of onvolledig bevonden, dan wordt de aanvrager binnen 14 kalenderdagen na de indiening van de aanvraag hiervan door het Bosbeheer schriftelijk in kennis gesteld, met vermelding van de reden van onontvankelijkheid of met vermelding van gegevens en/of documenten die ontbreken of nadere toelichting vereisen.
Wordt de aanvraag ontvankelijk en volledig bevonden, dan wordt de aanvrager binnen 14 kalenderdagen na de indiening van de aanvraag hiervan door het Bosbeheer schriftelijk in kennis gesteld. De behandelingstermijn vangt aan op de datum van de verzending van voormelde brief.
Art. 15.Op basis van het advies van het Bosbeheer neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de aanvangsdatum van de behandelingstermijn, een met reden omklede beslissing over de ontheffing van het verbod op ontbossing, eventueel gekoppeld aan voorwaarden. Deze beslissing wordt per aangetekende zending aan de aanvrager van de ontheffing van het verbod op ontbossing medegedeeld.
Ingeval er geen beslissing wordt genomen binnen de voormelde termijn van drie maanden, wordt de aanvraag tot ontheffing van het verbod tot ontbossing geacht te zijn afgewezen.
Art. 16.Indien een ontheffing van het verbod op ontbossing werd verleend, moet de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing naast het voorstel tot compensatie, bedoeld in artikel 3, ook een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing tot ontheffing voorleggen aan de vergunningverlenende overheid. HOOFDSTUK IV. - Vrijstelling van de compensatieplicht
Art. 17.De aan de stedenbouwkundige vergunningsplicht onderworpen ontbossing wordt vrijgesteld van de compensatieplicht voor de eerste vijf are indien zij uitgevoerd wordt in het licht van de woningbouw op percelen kleiner dan twaalf are in zones met de bestemming woongebied in de ruime zin of in zones met een daarmee gelijk te stellen bestemming.
De aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing kan slechts eenmaal de in het eerste lid bedoelde vrijstelling van de compensatieplicht bekomen. Bovendien kan hij deze vrijstelling slechts bekomen indien hij een natuurlijke persoon is en hij op datum van zijn aanvraag niet reeds de volle eigendom heeft van een woning. HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen
Art. 18.Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 19.Het besluit van de Vlaamse regering van 26 november 1999 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing wordt opgeheven.
Art. 20.Het decreet van 17 juli 2000 en dit besluit treden in werking op de datum van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, wordt gemachtigd de modellen van de formulieren, die gevoegd zijn als bijlagen II en III bij dit besluit, te wijzigen of te vervangen.
Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 februari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA
Bijlage I De grootte van een gelijkwaardige bebossing is gelijk aan de oppervlakte van de ontboste oppervlakte, vermenigvuldigd met de compensatiefactor.
Deze compensatiefactor is afhankelijk van de boomsoortensamenstelling en wordt bepaald aan de hand van de onderstaande tabel.
Compensatiefactor Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing.
Brussel, 16 februari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA
Bijlage II Modelformulier, in te vullen door de aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing Ik, ondergetekende, . . . . . woon in .................................................................................................................................... en wens over te gaan tot de ontbossing van het (de) perce(e)l(en), gelegen te . . . . . 1. Ik ben volledig /of ten dele vrijgesteld van de compensatieplicht. Het (de) perce(e)l(en) waarop de ontbossing met het oog op woningbouw plaatsheeft, heeft een oppervlakte van ........... m2 en is gelegen in 1 : een zone met de bestemming woongebied in de ruime zin een zone met een daarmee gelijk te stellen bestemming : . . . . .
De te ontbossen oppervlakte bedraagt .................... m2.
Aangezien de oppervlakte van het (de) perce(e)l(en) waarop de ontbossing met het oog op woningbouw plaatsheeft, kleiner is dan twaalf aren wordt de aan de stedenbouwkundige vergunningsplicht onderworpen ontbossing vrijgesteld van de compensatieplicht voor de eerste vijf aren.
Ik verklaar op erewoord dat ik een natuurlijke persoon ben en op datum van de aanvraag noch reeds de volle eigendom van een woning heb, noch reeds een vrijstelling van de compensatieplicht voor dit (deze) perce(e)l(en) of enig ander perceel heb verkregen. 2. Ik ben niet /of alleen ten dele vrijgesteld van de compensatieplicht. Het (De) te ontbossen perce(e)l(en) he(bben)eft de volgende gegevens : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing.
Brussel, 16 februari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA _______ Nota's 1 Duid aan wat van toepassing is. 2 Bij een ontbossing in het kader van een natuurinrichtingsproject, in de zin van artikel 47 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende natuurbehoud en natuurlijk milieu, moet de aanvrager dit luik, op het moment van de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning, niet invullen, zolang aan de voorgestelde compensatie wordt voldaan binnen de wettelijke termijn.
Bijlage III : Modelformulier, in te vullen door de aanvrager van een verkavelingsvergunning tot ontbossing Ik, ondergetekende, ........................................................................................................................ woon in................................................................................................................................ en wens over te gaan tot de verkaveling van het (de) perce(e)l(en), gelegen te...............................
Het (De) te verkavelen percee(e)l(en) he(bben)eft volgende gegevens : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 februari 2001 tot vaststelling van nadere regels inzake compensatie van ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing.
Brussel, 16 februari 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA _______ Nota's 1 Met te behouden beboste groene ruimte(n) wordt het volgende bedoeld : de in de aanvraag van de verkavelingsvergunning als, openbare of niet openbare, groene ruimte(n) aangeduide beboste oppervlakte waar het bos dient behouden te blijven. 2 Duid aan wat van toepassing is.