gepubliceerd op 28 mei 2009
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van Hoofdstuk III/1 van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen
15 APRIL 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van Hoofdstuk III/1 van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 20;
Gelet op het decreet van 6 februari 2004 betreffende de waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen, artikel 22/1 tot 22/4, ingevoegd bij het decreet van 20 februari 2009;
Gelet op het decreet van 20 februari 2009 tot wijziging van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen, artikel 27, tweede lid;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 20 maart 2009;
Gelet op advies nummer 46.372/1 van de Raad van State, gegeven op 7 april 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het Vlaamse Gewest, zoals de rest van de wereld, vandaag wordt geconfronteerd met een zware economische en financiële crisis die ontstaan is in oktober 2008;
Overwegende dat die financiële crisis een negatieve invloed kan hebben op de kredietverlening aan de ondernemingen, wil de Vlaamse Regering het bestaande instrument van de waarborgregeling versoepelen om een positieve stimulans te geven aan de kredietverlening in Vlaanderen;
Overwegende dat een overheidswaarborg een instrument is om de bedrijfsfinanciering te vergemakkelijken, en dat een overheidswaarborg bijdraagt tot het behoud van het economische weefsel;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling door de Raad van State, gemotiveerd door de omstandigheid dat onze regio momenteel wordt geconfronteerd met een financiële crisis die dreigt repercussies te hebben op de kredietverschaffing aan ondernemingen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° lening : een lening waaraan de waarborg kan worden gehecht volgens het Waarborgdecreet;2° management : alle natuurlijke of rechtspersonen die het bestuur of het dagelijks bestuur van de onderneming bepalen, daarin begrepen de leden van de raad van bestuur, het directiecomité en alle andere organen of functies van dagelijks bestuur binnen de onderneming;3° Minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;4° onderneming : een kleine, middelgrote of grote onderneming waaraan een lening wordt toegekend waaraan de waarborg wordt gehecht;5° waarborg : de ad-hoc waarborg voor ondernemingen naar aanleiding van een financiële crisis, vermeld in hoofdstuk III/1 van het Waarborgdecreet;6° waarborgaanvraag : de aanvraag van de waarborg conform artikel 4, § 1;7° Waarborgdecreet : het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen;8° waarborgovereenkomst : de overeenkomst tussen de waarborgvennootschap en de kredietinstelling waarin de waarborg bepaald wordt die in dit besluit toegekend wordt;9° waarborgpremie : de door de onderneming te betalen premie voor de waarborg, vermeld in artikel 22/2, 5°, van het Waarborgdecreet;10° waarborgvennootschap : de vennootschap, opgericht door het Vlaamse Gewest ter uitvoering van artikel 22/1 van het Waarborgdecreet, die de waarborgen zal verstrekken. § 2. De definities, vermeld in artikel 2 van het Waarborgdecreet, zijn eveneens van toepassing in dit besluit. HOOFDSTUK II. - De waarborgvenootschap
Art. 2.§ 1. Het Vlaamse Gewest en Participatiemaatschappij Vlaanderen richten samen de waarborgvennootschap op in de vorm van een naamloze vennootschap. Het Vlaamse Gewest zal in de oprichtingsakte worden aangewezen als oprichter; Participatiemaatschappij Vlaanderen alleen als inschrijver als vermeld in van artikel 450, tweede lid, van het Wetboek van Vennootschappen. § 2. Het Vlaamse Gewest zal steeds alle aandelen van de Waarborgvennootschap in eigendom houden, met uitzondering van één aandeel dat Participatiemaatschappij Vlaanderen zal onderschrijven. HOOFDSTUK III. - Toekenning van de waarborg
Art. 3.§ 1. De waarborgvennootschap kan waarborgen toekennen volgens de modaliteiten van het Waarborgdecreet en dit besluit.
De financiële middelen, verstrekt door leningen waaraan de waarborg is gehecht, mogen noch rechtstreeks noch onrechtstreeks, in welke vorm ook, worden aangewend om een vergoeding te betalen aan de aandeelhouders of het management van de onderneming, of van de ondernemingen die eraan verbonden zijn, vermeld in artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen. Het verbod geldt niet voor de vergoedingen die de onderneming op basis van bestaande overeenkomsten verschuldigd is tegen marktconforme voorwaarden, met uitzondering van elke vorm van bonus, winstuitkering of vervroegde terugbetaling van leningen. Het bevoegde orgaan van de onderneming moet bij de aanvraag van de waarborg een eenzijdige verbintenis voegen waarin bepaald is dat aan die voorwaarde zal worden voldaan. § 2. Een waarborg wordt alleen verleend tot zekerheid van verbintenissen van ondernemingen die voortvloeien uit leningen in euro die strekken tot een investering op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, of tot de financiering van de activiteiten van een exploitatiezetel die op het grondgebied van het Vlaamse Gewest ligt.
Een waarborg is beperkt tot de hoofdsom en de interesten van de lening, verschuldigd op de datum van de opzegging van de lening waaraan de waarborg is gehecht door de kredietinstelling.
Een waarborg kan slechts worden aangevraagd bij de waarborgvennootschap voor bedragen die hoger zijn dan het maximumbedrag dat op basis van de Generieke Waarborgregeling, vermeld in Hoofdstuk II van het Waarborgdecreet, kan worden gewaarborgd.
De maximale duurtijd van de waarborg is beperkt tot vijf jaar. § 3. De waarborg kan slechts worden gecombineerd met andere steunmaatregelen, verleend voor de investering of de activiteit die werd gefinancierd met de lening waaraan de waarborg is gehecht, voor zover de maximum steunintensiteiten, vermeld in de relevante richtsnoeren of groepsvrijstellingsverordeningen, niet worden overschreden.
Als de onderneming sinds 1 januari 2008 steun heeft ontvangen in het kader van de deminimisverordening voor hetzelfde doel als waarvoor de waarborg wordt aangevraagd, moet die steun worden afgetrokken van de steuncomponent van de waarborg die wordt aangevraagd.
Art. 4.§ 1. De kredietinstelling dient de waarborgaanvraag in bij de waarborgvennootschap. De waarborgaanvraag moet minstens de volgende gegevens bevatten : 1° de identificatie van de onderneming en de kredietinstelling;2° het bedrag, het doel, de interestvoet, de looptijd, het delgingsprogramma en de andere contractuele voorwaarden van de lening;3° een overzicht van de andere zekerheden tot garantie van de lening waaraan de waarborg wordt gehecht;4° het businessplan, vermeld in artikel 22/2, 6°, van het Waarborgdecreet;5° de eenzijdige verbintenis, vermeld in artikel 3, § 1, tweede lid;6° de risicobeoordeling (rating) van de onderneming;7° een engagementsverklaring over de werkgelegenheid als vermeld in artikel 22/2, 7°, van het Waarborgdecreet;8° een uiteenzetting van de motieven waarom geen waarborg kan worden verkregen als vermeld in hoofdstuk II van het Waarborgdecreet;9° de duurtijd en het percentage van de gevraagde waarborg. § 2. De minister kan voor de onderdelen van de waarborgaanvraag een standaardformulier bepalen. § 3. De kredietinstelling en de onderneming verklaren zich door de waarborgaanvraag steeds volledig akkoord met alle decretale en reglementaire voorwaarden van de waarborg.
Art. 5.Participatiemaatschappij Vlaanderen wordt belast met de dossierbehandeling, wat onder meer het onderzoek van de waarborgaanvragen en van de afroep van de waarborg inhoudt. Daarbij hebben de vertegenwoordigers van Participatiemaatschappij Vlaanderen het recht om alle aanvullende inlichtingen in te winnen bij de onderneming, de kredietinstelling of elders, die zij nuttig achten voor hun onderzoek.
Participatiemaatschappij Vlaanderen verstrekt een advies over de waarborgaanvraag aan de waarborgvennootschap.
Art. 6.§ 1. De waarborgvennootschap is bevoegd om de waarborg voor de lening goed te keuren op voorwaarde dat de waarborg voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22/2 van het Waarborgdecreet en in dit besluit, en voor zover de onderneming de levensvatbaarheid van haar activiteiten kan aantonen op basis van het businessplan, vermeld in artikel 22/2, 6°, van het Waarborgdecreet.
De waarborgvennootschap heeft de bevoegdheid om bijkomende zekerheden te vragen voor ze de waarborg goedkeurt.
Voor waarborgaanvragen waarbij de waarborg niet hoger is dan 10.000.000 euro en beperkt is tot maximaal 75 % van de lening, beslist de waarborgvennootschap over de toekenning van de waarborg binnen een termijn van maximaal een maand na ontvangst van de waarborgaanvraag.
Als de waarborgaanvraag niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in het derde lid, kan de waarborgvennootschap de waarborg alleen toekennen na een voorafgaande goedkeuring door de Vlaamse Regering. De goedkeuringstermijn voor de waarborgaanvraag door de waarborgvennootschap bedraagt in dat geval maximaal twee maanden na de ontvangst van de waarborgaanvraag. § 2. Na goedkeuring van de waarborgaanvraag door de waarborgvennootschap, ondertekenen de kredietinstelling en de waarborgvennootschap de waarborgovereenkomst. De individuele contractuele bepalingen van de waarborgovereenkomst kunnen dossier per dossier bepaald worden door de waarborgvennootschap op basis van de resultaten van het onderzoek van de waarborgaanvraag. De waarborgovereenkomst moet minstens de volgende contractuele bepalingen bevatten : 1° een omschrijving van de lening waaraan de waarborg wordt gehecht;2° een overzicht van de andere zekerheden tot garantie van de lening waaraan de waarborg wordt gehecht;3° de omvang, de duurtijd en de beperkingen van de waarborg;4° het juridisch kader van de waarborg;5° de wijze van berekening en betaling van de waarborgpremie;6° verklaringen en waarborgen vanwege de kredietinstelling;7° de verplichtingen tot informatieverstrekking door de kredietinstelling;8° de procedure van afroep van de waarborg. § 3. De waarborg treedt in werking na ondertekening van de waarborgovereenkomst door de kredietinstelling en de waarborgvennootschap op de datum van ontvangst door de waarborgvennootschap van de betaling van de waarborgpremie voor het eerste jaar. Die laatste kan de waarborg niet eenzijdig opzeggen gedurende de looptijd van de waarborg. § 4. De waarborgvennootschap rapporteert op trimesteriële wijze aan de Vlaamse Regering over de werking van de waarborgregeling zoals bepaald in hoofdstuk III/1 van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine, middelgrote en grote ondernemingen. HOOFDSTUK IV. - Waarborgpremie
Art. 7.§ 1. De waarborgpremie moet jaarlijks op voorhand door de onderneming worden betaald, voor het eerste jaar binnen 10 werkdagen na de ondertekening van de waarborgovereenkomst, en voor elk daarop volgend jaar op de verjaardag van de inwerkingtreding van de waarborg, of, als dat geen werkdag is, op de eerstvolgende werkdag. § 2. De waarborgpremie wordt berekend op het uitstaande bedrag in kapitaal en interesten van de lening op de datum waarop de waarborgpremie betaalbaar is. § 3. De kredietinstelling bezorgt de waarborgvennootschap tijdig de nodige informatie om de waarborgpremie te berekenen. De kredietinstelling int de waarborgpremie bij de onderneming en stort die door aan de waarborgvennootschap. § 4. Als de waarborgpremie niet betaald wordt door de onderneming, zoals bepaald in paragraaf 1, vervalt de waarborg van rechtswege, en dat zonder nood aan enige aanmaning of kennisgeving, tenzij de kredietinstelling binnen tien werkdagen na de datum waarop de waarborgpremie betaalbaar was, zelf voorziet in de betaling van de waarborgpremie voor rekening van de onderneming.
Art. 8.§ 1. De onderneming zendt tussen de zestigste en dertigste dag voor de verjaardag van de inwerkingtreding van de waarborg een verklaring over de tewerkstelling aan de kredietinstelling met een afschrift aan de waarborgvennootschap. Die verklaring heeft tot doel aan te tonen of de onderneming voldoet aan het engagement op het vlak van tewerkstelling dat aan de waarborgaanvraag werd gekoppeld, vermeld in artikel 4, § 1, 7°. Die verklaring moet worden geattesteerd door de commissaris van de onderneming of een bedrijfsrevisor. § 2. Als uit die verklaring blijkt dat het tewerkstellingsengagement niet wordt gerespecteerd, wordt de waarborgpremie voor het volgende jaar verhoogd met 15 % van de voor dat jaar verschuldigde waarborgpremie. Die verhoging wordt van rechtswege toegepast als de verklaring niet tijdig werd ingediend. De Waarborgvennootschap deelt een verhoging van de waarborgpremie per brief mee aan de kredietinstelling en de onderneming. HOOFDSTUK V. - Afroep van de waarborg
Art. 9.§ 1. De kredietinstelling kan de waarborg afroepen als ze op grond van de contractuele bepalingen van de lening de onderneming formeel in gebreke heeft gesteld en de lening heeft opgezegd.
Binnen de zestig kalenderdagen na de opzegging deelt de kredietinstelling per aangetekende brief de afroep mee aan de waarborgvennootschap. Die mededeling bevat een voorstel om de waarborg voorlopig betaalbaar te stellen, rekening houdend met het waarborgpercentage, in afwachting van de afsluiting van het dossier na de uitwinning van alle andere zekerheden die aan de lening waren gehecht. Die termijn is een vervaltermijn. § 2. Het voorstel tot voorlopige betaling bevat : 1° een afschrift van de waarborgovereenkomst;2° de motivering waarom de lening werd opgezegd;3° het uitstaande bedrag van de lening in kapitaal en de interesten op de datum van de opzegging;4° een waardering van de andere zakelijke zekerheden aan de hand van een waarderingsverslag, opgesteld door een onafhankelijke deskundige;5° een waardering van de persoonlijke zekerheden;6° een voorstel van afrekening waarin rekening wordt gehouden met de verwachte realisaties;7° het rekeningnummer waarop het bedrag moet worden overgeschreven. § 3. De waarborgvennootschap onderzoekt het voorstel tot voorlopige betaling en voert de voorlopige betaling uit als de kredietinstelling de contractuele voorwaarden van de lening en de waarborgovereenkomst heeft gerespecteerd. § 4. De waarborgvennootschap kan aan de kredietinstelling opleggen om een voorstel tot tussentijdse afrekening op te stellen na de realisatie van één of meer zekerheden.
Art. 10.§ 1. De kredietinstelling dient een aanvraag tot eindafrekening en afsluiting van het dossier in ten laatste 60 dagen nadat alle zekerheden zijn uitgewonnen of na sluiting van het faillissement. Die aanvraag tot afsluiting bevat : 1° een verwijzing naar het voorstel tot voorlopige betaling;2° het resultaat van de uitwinning van de zekerheden;3° het saldo;4° het rekeningnummer waarop het bedrag moet worden overgeschreven. § 2. De kredietinstelling kan geen afsluiting van het dossier voorstellen voor alle zekerheden zijn uitgewonnen. Als de kredietinstelling van oordeel is dat de uitwinning van een persoonlijke of zakelijke zekerheid geen aanleiding zal geven tot voldoende recuperatie, vraagt de ze voor de aanvraag tot afsluiting het akkoord van de waarborgvennootschap om niet tot uitwinning over te gaan.
Art. 11.Als de voorlopige of tussentijdse betalingen het door de waarborgvennootschap te betalen bedrag op het ogenblik van de afsluiting van het dossier overschrijden, moet de kredietinstelling het verschil terugstorten aan de waarborgvennootschap. Indien de voorlopige en/of tussentijdse betaling(en) minder bedragen dan het door de waarborgvennootschap te betalen bedrag op het ogenblik van de afsluiting van het dossier, zal de waarborgvennootschap het saldo overmaken aan de kredietinstelling. Noch de kredietinstelling, noch de waarborgvennootschap is in voorkomend geval enige interest verschuldigd.
Art. 12.§ 1. De betaalbaarstelling van de waarborg en elke betaling die daarop volgt, stellen de onderneming niet vrij van haar contractuele verplichtingen tegenover de kredietinstelling die voortvloeien uit de lening. § 2. De kredietinstelling moet de betalingen die na de afroep nog worden ontvangen op grond van de contractuele bepalingen van de lening waaraan de waarborg is gehecht, meedelen aan de waarborgvennootschap binnen de dertig kalenderdagen. De betalingen betreffen zowel de betalingen waartoe de onderneming of een derde op vrijwillige basis overgaat, als die welke in rechte worden afgedwongen.
De kredietinstelling moet, volgens nadere voorwaarden die vastgelegd worden in de waarborgovereenkomst, aan de waarborgvennootschap een evenredig deel van het bedrag van de betalingen, vermeld in het eerte lid, die hij van de onderneming of een derde persoon ontvangen heeft, binnen drie maanden doorstorten na aftrek van de redelijke en verantwoorde inningskosten.
Het evenredige deel van het bedrag van de door de kredietinstelling ontvangen betalingen en gemaakte kosten is gelijk aan het percentage van de waarborg. HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 13.Artikel 22 van het decreet van 20 februari 2009 tot wijziging van het decreet van 6 februari 2004 betreffende een waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen en dit besluit treden in werking op de datum van dit besluit.
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 april 2009.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, Mevr. P. CEYSENS