Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 november 2008
gepubliceerd op 28 november 2008

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot vaststelling van het statuut van de gewestelijke ontvangers, inzake de uitvoering van het sectoraal akkoord 2005-2007, het sectoraal akkoord 2008-2009 en andere bepalingen

bron
vlaamse overheid
numac
2008036367
pub.
28/11/2008
prom.
14/11/2008
ELI
eli/besluit/2008/11/14/2008036367/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot vaststelling van het statuut van de gewestelijke ontvangers, inzake de uitvoering van het sectoraal akkoord 2005-2007, het sectoraal akkoord 2008-2009 en andere bepalingen


De Vlaamse Regering, Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, artikel 43, § 4, vervangen bij het decreet van 7 juli 2006;

Gelet op het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, artikel 76, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot vaststelling van het statuut van de gewestelijke ontvangers, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 september 2006, 16 maart 2007, 6 juli 2007 en 19 juli 2007;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 17 september 2008;

Gelet op protocol nr. 265.857 van 13 oktober 2008 van het sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op advies 45.239/3 van de Raad van State, gegeven op 21 oktober 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 juni 2004 tot vaststelling van het statuut van de gewestelijke ontvangers worden de woorden « gewestelijke ontvangers » vervangen door de woorden « gewestelijk ontvangers ».

Art. 2.In hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « gewestelijke ontvanger » worden telkens vervangen door de woorden « gewestelijk ontvanger »;2° de woorden « gewestelijke ontvangers » worden telkens vervangen door de woorden « gewestelijk ontvangers »;3° het woord « gouverneur » wordt telkens vervangen door het woord « provinciegouverneur ».

Art. 3.Aan artikel 2 van hetzelfde besluit worden een punt 4° en 5° toegevoegd, die luiden als volgt : « 4° VPS : het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid; 5° de gewestelijk ontvanger : de vastbenoemde gewestelijk ontvanger en de stagiair.»

Art. 4.Aan deel I, hoofdstuk 2, van hetzelfde besluit worden een artikel 2bis en 2ter toegevoegd, die luiden als volgt : «

Art. 2bis.Voor de toepassing van het VPS op de gewestelijk ontvanger wordt verstaan onder : 1° de ambtenaar : de vastbenoemde gewestelijk ontvanger en de stagiair;2° het personeelslid : de vastbenoemde gewestelijk ontvanger, de stagiair en de contractuele gewestelijk ontvanger;3° het contractueel personeelslid : de contractuele gewestelijk ontvanger;4° de lijnmanager : de provinciegouverneur, tenzij anders is bepaald;5° de Vlaamse minister, bevoegd voor bestuurszaken : de minister van Binnenlandse Aangelegenheden, tenzij anders is bepaald en uitgezonderd voor de aanwijzing van het geneeskundig controleorgaan, vermeld in artikel X 18 van het VPS;6° de functioneel bevoegde Vlaamse minister of de functionele minister : de minister van Binnenlandse Aangelegenheden;7° de benoemende overheid : de provinciegouverneur, tenzij anders is bepaald;8° de Vlaamse Gemeenschap, de IVA met rechtspersoonlijkheid, de EVA, de SAR of het Gemeenschapsonderwijs, de diensten van de Vlaamse overheid : het Vlaams Gewest;9° de ambtenaar op proef, de ambtenaar in proeftijd : de stagiair.

Art. 2ter.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden stelt het arbeidsreglement voor de gewestelijk ontvangers vast. »

Art. 5.Het opschrift van deel III van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Deel III Rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten ».

Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 5.De bepalingen van deel II van het VPS, met uitzondering van artikel II 3, II 4 en II 7, § 2, zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, op voorwaarde van de volgende aanpassingen : 1° in artikel II 1, § 1, worden de woorden « de diensten van de Vlaamse overheid » gelezen als « de Vlaamse Regering »;2° in artikel II 1, § 1, worden de woorden « zijn lijnmanager en/of functionele chef » gelezen als « de provinciegouverneur en de arrondissementscommissaris »;3° in artikel II 2, § 2, worden de woorden « de Interne Audit van de Vlaamse Administratie op de hoogte brengen overeenkomstig artikel 34, § 3, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003 » gelezen als « de externe auditcommissie bij de gemeente op de hoogte brengen » en de woorden « een functionele chef » als « de arrondissementscommissaris;4° in artikel II 6, § 3, tweede lid, worden de woorden « de diensten van de Vlaamse overheid » gelezen als « de Vlaamse overheid »;5° in artikel II 12 en II 14 wordt het woord « lijnmanager » gelezen als « arrondissementscommissaris ».

Art. 7.Artikel 6 tot en met 10 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 8.Aan deel IV, titel 1, van hetzelfde besluit worden een artikel 12bis en 12ter toegevoegd, die luiden als volgt : «

Art. 12bis.Naast de vacaturevervulling, vermeld in artikel 12, kan een vacante betrekking, als dat noodzakelijk is voor de dienst, vervuld worden door een verandering van dienstaanwijzing na akkoord van de betrokken provinciegouverneurs.

Art. 12ter.De provinciegouverneur kan een nieuwe gewestelijk ontvanger aanstellen voor de uittredende gewestelijk ontvanger zijn ambt beëindigt. De nieuwe gewestelijk ontvanger kan op zijn vroegst zes maanden voor de beëindiging van het ambt van de uittredende gewestelijk ontvanger in dienst treden.

De nieuwe gewestelijk ontvanger staat de uittredende gewestelijk ontvanger bij in de vervulling van zijn taken en de uitoefening van zijn opdrachten. Bij de beëindiging van het ambt van de uittredende gewestelijk ontvanger neemt de nieuwe gewestelijk ontvanger het ambt van gewestelijk ontvanger op. »

Art. 9.In artikel 13, 5°, van hetzelfde besluit worden de woorden « het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap » vervangen door de woorden « de diensten van de Vlaamse overheid ».

Art. 10.In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt punt 2° opgeheven.

Art. 11.Aan artikel 23, § 1, van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De provinciegouverneur beslist of de stage deeltijds uitgevoerd kan worden. In geval van deeltijdse stage wordt de duur van de stage pro rata verlengd. »

Art. 12.In deel VI van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 1, dat bestaat uit artikel 32, vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk 1. Basisprincipes van de evaluatie

Art. 32.Artikel IV 1 en IV 2 van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, waarbij in artikel IV 2 het woord « lijnmanager » gelezen wordt als « arrondissementscommissaris. »

Art. 13.Artikel 35 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 35.De arrondissementscommissaris legt de evaluatie vast in een verslag. Het verslag bevat in voorkomend geval de eindvermelding « onvoldoende », die loopbaangevolgen heeft zoals bepaald in dit besluit.

De geëvalueerde gewestelijk ontvanger kan opmerkingen toevoegen aan het definitieve beschrijvende evaluatieverslag. »

Art. 14.Aan deel VI, hoofdstuk III, van hetzelfde besluit wordt een artikel 35bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 35bis.Artikel IV 6 en IV 7 van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 15.Aan deel VI van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 4, bestaande uit artikel 35ter toegevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 4. Beroep tegen de evaluatie « onvoldoende »

Art. 35ter.De gewestelijk ontvanger van wie het evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding « onvoldoende », kan daartegen beroep instellen bij de provinciegouverneur binnen vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het evaluatieverslag. De provinciegouverneur neemt een definitieve beslissing binnen dertig kalenderdagen. »

Art. 16.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 36.De bepalingen van deel VIII, titel 1, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, met uitzondering van artikel VIII 2, 4° en 5°, VIII 5 en VIII 6. »

Art. 17.Artikel 37 tot en met 39 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 18.Artikel 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 43.Artikel VIII 9 tot en met VIII 11 van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, op voorwaarde van de volgende aanpassingen : 1° de woorden « het personeelslid dat het voorstel heeft gedaan » worden gelezen als « de arrondissementscommissaris »;2° de woorden « de overheid die bevoegd is voor het uitspreken van de tuchtstraf », « de bevoegde overheid voor de uitspraak » en « de bevoegde overheid » worden gelezen als « de provinciegouverneur »;3° de woorden « in toepassing van art.VIII 12 » vermeld in artikel VIII 11, worden gelezen als « met toepassing van artikel 51 ». »

Art. 19.Artikel 44 tot en met 47 van hetzelfde besluit worden opgeheven;

Art. 20.Artikel 52 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 52.De bepalingen van deel VIII, titel 2, hoofdstuk 3, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, met uitzondering van artikel VIII 19 en VIII 21, en waarbij in artikel VIII 20 de woorden « de administratieve overheid » worden gelezen als « de provinciegouverneur en de arrondissementscommissaris ». »

Art. 21.Artikel 53 en artikel 55 tot en met 58 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 22.Artikel 59 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 59.De bepalingen van deel VIII, titel 3, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, met uitzondering van artikel VIII 24, § 2, vierde gedachtestreep. »

Art. 23.Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 24.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 61.De bepalingen van deel IX van het VPS, met uitzondering van artikel IX 2, IX 6 en IX 7, zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, op voorwaarde van de volgende aanpassingen : 1° in artikel IX 4 worden de woorden « de overheid bevoegd voor het uitspreken van de schorsing in het belang van de dienst » gelezen als « de provinciegouverneur »;2° in artikel IX 13 worden de woorden « artikel VIII 19, derde lid » gelezen als « artikel 54.»

Art. 25.Artikel 63 en 64 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 26.In artikel 65 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid opgeheven.

Art. 27.In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 67 en 68;2° artikel 69, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006;3° artikel 70 tot en met 73.

Art. 28.Artikel 74 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 74.De bepalingen van deel X, titel 1, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, met uitzondering van artikel X 2 en waarbij het woord « lijnmanager » wordt gelezen als « arrondissementscommissaris » ».

Art. 29.Artikel 77 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 77.De dienstvrijstellingen worden aangevraagd bij de arrondissementscommissaris. »

Art. 30.Artikel 78 en 79 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 31.Artikel 80 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 80.De bepalingen van deel X, titel 2, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 32.In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 81;2° artikel 82, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006;3° artikel 83.

Art. 33.In deel IX van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt het opschrift van titel 3 vervangen door wat volgt : « Titel 3. Bevallingsverlof en opvangverlof ».

Art. 34.In deel IX, titel 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt het opschrift van hoofdstuk 1 vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk 1. Bevallingsverlof ».

Art. 35.Artikel 84 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 84.De bepalingen van deel X, titel 3, hoofdstuk 1, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 36.Artikel 85 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt opgeheven.

Art. 37.Artikel 87 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 38.Artikel 88 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 88.De bepalingen van deel X, titel 3, hoofdstuk 2, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 39.Artikel 89 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 40.In deel IX van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt titel 4, bestaande uit artikel 90 tot en met 94, vervangen door wat volgt : « Titel 4. Ziekteverlof

Art. 90.De bepalingen van deel X, titel 4, van het VPS, met uitzondering van artikel X 24, zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger.

Titel 5. Verlof voor deeltijdse prestaties

Art. 91.De gewestelijk ontvanger kan een verlof voor deeltijdse prestaties krijgen. Het verlof wordt toegestaan door de arrondissementscommissaris, die beoordeelt of het geven van de toestemming verenigbaar is met de goede werking van de dienst.

De nadere regelen voor het opnemen van het verlof voor deeltijdse prestaties worden bepaald in overleg met de arrondissementscommissaris en de gewestelijk ontvanger.

De gewestelijk ontvanger kan binnen vijftien kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing tot weigering van het verlof voor deeltijdse prestaties in beroep gaan bij de provinciegouverneur. De provinciegouverneur neemt een definitieve beslissing binnen dertig kalenderdagen.

Het verlof voor deeltijdse prestaties kan worden opgezegd door de gewestelijk ontvanger en door de arrondissementscommissaris.

Art. 92.Artikel X 26 en X 27 van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 41.Artikel 93 en 94 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, worden opgeheven.

Art. 42.In deel IX van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt het opschrift van titel 5 vervangen door wat volgt : « Titel 6. Verlof voor loopbaanonderbreking ».

Art. 43.In deel IX van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt het opschrift van titel 6 vervangen door wat volgt : « Titel 7. Verlof voor opdracht ».

Art. 44.Artikel 106 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 106.De bepalingen van deel X, titel 7, hoofdstuk 2, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 45.Artikel 107 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 46.In het opschrift van deel IX, titel 6, hoofdstuk 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « van algemeen belang » geschrapt.

Art. 47.Artikel 108 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 108.De bepalingen van deel X, titel 7, hoofdstuk 3, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, met uitzondering van artikel X 50, § 2, waarbij de woorden « de Vlaamse overheid » worden gelezen als « de minister van Binnenlandse Aangelegenheden ».

Art. 48.In hetzelfde besluit wordt tussen artikel 108 en 109 het volgende opschrift ingevoegd : « Titel 8. Dienstvrijstelling voor vorming ».

Art. 49.Artikel 109 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 109.Artikel X 59, met uitzondering van het vormingsverlof, en artikel X 60 van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger waarbij het woord « lijnmanager » wordt gelezen als « arrondissementscommissaris ». »

Art. 50.In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 110, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006;2° artikel 111, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006;3° artikel 112 en 113.

Art. 51.In deel IX van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt het opschrift van titel 7 vervangen door wat volgt : « Titel 9. Omstandigheidsverlof ».

Art. 52.Artikel 114 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 114.De bepalingen van deel X, titel 9, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 53.In deel IX van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt het opschrift van titel 8 vervangen door wat volgt : « Titel 10. Politiek verlof ».

Art. 54.Artikel 115 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 115.De bepalingen van deel X, titel 11, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger waarbij het woord « lijnmanager » wordt gelezen als « arrondissementscommissaris ». »

Art. 55.In hetzelfde besluit wordt tussen artikel 115 en 116 het volgende opschrift ingevoegd : « Titel 11. Onbetaald verlof ».

Art. 56.Artikel 116 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 116.§ 1. De gewestelijk ontvanger kan aanspraak maken op een contingent onbetaald verlof van maximaal 5 jaar tijdens de loopbaan, fractioneerbaar in maanden, naar rata van de duur die nodig is om een stage of proefperiode in een andere betrekking bij een overheidsdienst of in de privésector te doorlopen.

Binnen dat contingent is, al dan niet tezelfdertijd, naar keuze van de ambtenaar : 1° één jaar gelijkgesteld met dienstactiviteit;2° één jaar een recht. De nadere regelen voor de opname van een contingent onbetaald verlof worden bepaald in overleg met de arrondissementscommissaris en de gewestelijk ontvanger. § 2. De gewestelijk ontvanger kan tegen de weigering van het onbetaald verlof dat een gunst is, in beroep gaan bij de provinciegouverneur binnen vijftien kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing tot weigering. De provinciegouverneur neemt een definitieve beslissing binnen dertig kalenderdagen. § 3. Het verlof, vermeld in § 1, is niet van toepassing op de stagiair.

Art. 57.Artikel 117 tot en met 119 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 58.Artikel 120 tot en met 121 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, worden opgeheven.

Art. 59.In deel IX van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt het opschrift van titel 9 vervangen door wat volgt : « Titel 12. Verlof krachtens federale bepalingen of verplichtingen ».

Art. 60.Artikel 123 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 123.De bepalingen van deel X, titel 12, van het VPS zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 61.Het opschrift van deel X van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Deel X. Het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en de definitieve ambtsneerlegging ».

Art. 62.Artikel 124 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 124.De bepalingen van deel XI, hoofdstuk 1, van het VPS, met uitzondering van artikel XI 2, zijn van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger, op voorwaarde van de volgende aanpassingen : 1° de woorden « de werkgever » worden gelezen als « de provinciegouverneur »;2° de woorden « de diensten van de Vlaamse overheid » worden gelezen als « het Vlaamse Gewest ».»

Art. 63.In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 125 tot en met 127;2° artikel 128, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006;3° artikel 129 en 130.

Art. 64.Artikel 132 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 132.Aan de graad van gewestelijk ontvanger wordt de volgende salarisschaal verbonden.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 65.In deel XI, titel 1, van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 3, dat bestaat uit artikel 134 tot en met 138, vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk 3. In aanmerking nemen van diensten en ervaring

Art. 134.De diensten en ervaring van de gewestelijk ontvanger worden in aanmerking genomen voor de berekening van zijn geldelijke anciënniteit zoals voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

Art. 135.In afwijking van artikel 134 behouden de gewestelijk ontvangers, die in dienst waren wanneer dit statuut in werking treedt, hun geldelijke anciënniteit. »

Art. 66.Artikel 134, 135, 136, 137 en 138 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 67.Aan artikel 139 van hetzelfde besluit wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. Artikel VII 11, § 2, van het VPS is van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 68.Artikel 140 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 140.Als het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de formule, vermeld in artikel VII 6, § 1, van het VPS. »

Art. 69.In artikel 146 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Het bedrag van de eindejaarstoelage is gelijk aan een percentage van het brutosalaris van de maand november. Dit percentage is gelijk aan het percentage, vermeld in artikel VII 22, § 2, van het VPS voor de personeelsleden met rang A2. »

Art. 70.Aan deel XI, titel 2, van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 3, bestaande uit artikel 146bis, toegevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 3. Toelage voor het tijdelijk overnemen van een ander bestuur

Art. 146bis.§ 1. De gewestelijk ontvanger die door de arrondissementscommissaris wordt belast met een bijkomend bestuur, bij tijdelijke afwezigheid van de effectieve titularis die verantwoordelijk is voor dit bestuur of in afwachting van de invulling van een vacature, ontvangt hiervoor een toelage. § 2. De arrondissementscommissaris bepaalt deze toelage a rato van het aantal gepresteerde uren voor het bijkomend bestuur, voor zover dit aantal gepresteerde uren opgeteld bij het aantal uren verricht voor de eigen besturen een normale voltijdse beroepsbezigheid te boven gaat.

Deze toelage mag maximaal 40 % bedragen van het beginsalaris van een gewestelijk ontvanger. § 3. Het recht op deze toelage ontstaat zodra de gewestelijk ontvanger gedurende ten minste vijf opeenvolgende werkdagen wordt belast met het bijkomend bestuur. »

Art. 71.In artikel 156 van hetzelfde besluit worden de woorden « het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap » vervangen door de woorden « de diensten van de Vlaamse overheid ».

Art. 72.Artikel 157 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 73.In deel XI, titel 3, van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 4, bestaande uit artikel 158, opgeheven.

Art. 74.In deel XI, titel 3, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk 5 vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk 5. Dienstverplaatsingen naar de te bedienen besturen met het openbaar vervoer »

Art. 75.In deel XI, titel 3, van hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 6, bestaande uit artikel 158ter tot en met 158sexies, vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk 6. Forfaitaire tegemoetkoming voor dienstverplaatsingen naar de te bedienen besturen

Art. 158ter.De standplaats van de gewestelijk ontvanger wordt vastgesteld in zijn woonplaats.

Art. 158quater.De gewestelijk ontvanger heeft voor de verplaatsingen met eigen motorvoertuig tussen zijn standplaats en de door hem te bedienen besturen per gemeente van tewerkstelling recht op een tegemoetkoming ten bedrage van de volledige maandelijkse kostprijs van een treinkaart tweede klasse voor dezelfde afstand.

Art. 158quinquies.De gewestelijk ontvanger mag de tegemoetkoming niet combineren met de door de werkgever ten laste genomen kosten van een abonnement op het openbaar vervoer naar en van het te bedienen bestuur of met een fietsvergoeding. »

Art. 76.In deel XI, titel 3, van hetzelfde besluit wordt het hoofdstuk 7, bestaande uit artikel 158septies, opgeheven.

Art. 77.Aan deel XI, titel 3, van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 8, dat bestaat uit artikel 158octies tot en met 158decies, toegevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 8. Maaltijdcheques

Art. 158octies.Elke gewestelijk ontvanger heeft per effectieve werkdag recht op één maaltijdcheque, ongeacht de duur van de arbeidsprestaties.

Art. 158nonies.De nominale waarde van de maaltijdcheque bedraagt 5,00 euro, waarvan de werknemersbijdrage en de werkgeversbijdrage worden vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 158decies.§ 1. In geval van een verlof voor opdracht, blijft het recht op maaltijdcheques behouden indien het salaris door de Vlaamse overheid wordt doorbetaald. § 2. In geval van dienstvrijstelling die een volledige werkdag in beslag neemt, beslist de arrondissementscommissaris naar gelang van de aard van de dienstvrijstelling of het recht op maaltijdcheques behouden blijft. § 3. Een buitenlandse dienstreis geeft geen recht op de toekenning van een maaltijdcheque. § 4. Er is geen recht op maaltijdcheques in geval van tuchtschorsing zoals vermeld in artikel VIII 2, 3°, van het VPS of in geval van schorsing in het belang van de dienst zoals vermeld in deel IX van het VPS. § 5. In geval van deelname aan een georganiseerde werkonderbreking zoals vermeld in artikel X 5 van het VPS verliest de gewestelijk ontvanger het recht op maaltijdcheques indien die dag geen prestaties worden verricht. In geval van lock-out, waarbij het personeelslid de toegang tot de werkplaats werd verhinderd, is er recht op een maaltijdcheque als de gewestelijk ontvanger die dag een prestatie levert of de afwezigheid via een attest verantwoordt. »

Art. 78.Aan deel XI, titel 3, van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 9, dat bestaat uit artikel 158undecies, toegevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk 9. Rechtsbijstand

Art. 158undecies.De gewestelijk ontvanger die door derden gerechtelijk vervolgd worden, krijgt hiervoor rechtsbijstand onder de voorwaarden, vermeld in een omzendbrief van de minister van Binnenlandse Aangelegenheden. »

Art. 79.In artikel 159 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, worden de woorden « de delen IV, V, VII, VIII en X en de artikelen 108 tot en met 113 » vervangen door de woorden « de delen IV, titel 1 en 3, V, VII, VIII, IX, titel 5, titel 6 en titel 7, hoofdstuk 2 en van deel X. »

Art. 80.In deel XII van hetzelfde besluit wordt een artikel 159bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 159bis.De contractuele gewestelijk ontvanger behoudt in geval van carenzdag, zijn bezoldiging voor die dag. »

Art. 81.Artikel 160bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 160bis.In afwijking van artikel X 9, § 1, van het VPS kunnen voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 maximaal 33 werkdagen vakantie geheel of gedeeltelijk opgespaard worden en aangewend worden in de daaropvolgende kalenderjaren en uiterlijk vóór de pensionering. »

Art. 82.Artikel 160ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 160ter.Artikel XI 13 van het VPS is van overeenkomstige toepassing op de gewestelijk ontvanger. »

Art. 83.Bijlage 1 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 84.De volgende bepalingen van het besluit hebben uitwerking met ingang van de ernaast vermelde datum : 1° artikel 72, 74, 75 en 76 hebben uitwerking met ingang van 1 maart 2006;2° artikel 80 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2006;3° artikel 77 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2007;4° artikel 3, 4, 31, wat betreft artikel X 9, § 1, VPS, en 81 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2008;5° artikel 64 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.

Art. 85.De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 november 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN

^