Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 maart 2003
gepubliceerd op 14 april 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035333
pub.
14/04/2003
prom.
14/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/14/2003035333/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 MAART 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid artikel 3, § 5, en 32, gewijzigd bij decreet van 20 april 1994;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 9 februari 1999, 22 december 1999, 28 april 2000, 9 februari 2001, 1 februari 2002 en 22 februari 2002;

Gelet op Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 20 februari 2003;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat in het kader van het Lissabonproces de Europese Unie naar aanleiding van de Lente Top van Staatshoofden op 15 maart 2003 per lid-Staat een overzicht maakt van de omzetting van de Europese richtlijnen, en door de Vlaamse overheid getracht wordt om op korte termijn de achterstallige omzettingen te halen;

Gelet op het advies nr. 34.963/3 van de Raad van State, gegeven op 27 februari 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel 2.3.1, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, wordt een 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° Afval van de scheepvaart »

Art. 2.In hetzelfde besluit, wordt aan afdeling 5.5 een onderafdeling 5.5.5, bestaande uit artikel 5.5.5.1 tot en met 5.5.5.10 toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling 5.5.5. - Afval van de scheepvaart Art. 5.5.5.1. Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder : 1° afval van de scheepvaart : scheepsafval en ladingresiduen;2° schip : zeegaand vaartuig, ongeacht het type, dat in het mariene-milieu opereert, met inbegrip van draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, onderwatervaartuigen en drijvende vaartuigen;3° Marpol 73/78 : het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, als gewijzigd bij het Protocol van 1978 bij dat Verdrag;4° scheepsafval : afval, met inbegrip van sanitair afval, en residuen, niet zijnde ladingresiduen, die ontstaan tijdens de bedrijfsvoering van een schip en onder het toepassingsgebied vallen van de bijlagen I, IV en V van Marpol 73/78, en ladinggebonden afval zoals omschreven in de Guidelines voor de uitvoering van bijlage V van Marpol 73/78;5° ladingresiduen : de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen;6° vissersvaartuig : schip, uitgerust of met commercieel oogmerk gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee;7° pleziervaartuig : schip, bestemd of gebruikt voor sport of vrijetijdsbesteding ongeacht het type en de wijze van voortstuwing;8° haven : plaats of geografisch gebied met verbeteringswerken en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van schepen met inbegrip van vissersvaartuigen en pleziervaartuigen;9° havenontvangstvoorziening : vaste, drijvende of mobiele voorziening die geschikt is voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen. Art. 5.5.5.2. § 1. De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op : 1° elk schip, vissersvaartuig en pleziervaartuig, ongeacht hun vlag, dat een haven aandoet of daar in bedrijf is;2° alle havens die gewoonlijk worden aangedaan door schepen, vissersvaartuigen en pleziervaartuigen die gewoonlijk in het mariene milieu opereren. § 2. Oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen in eigendom of onder beheer van de overheid die uitsluitend voor een niet-commerciële overheidsdienst worden gebruikt, moeten niet voldoen aan de onder onderafdeling 5.5.5 beschreven bepalingen, met uitzondering van de afgifteplicht van afval van de scheepvaart.

Art. 5.5.5.3. § 1. Elke beheerder van een haven zorgt voor de beschikbaarheid van havenontvangstvoorzieningen die toereikend zijn voor de behoeften van de schepen die hun havens gewoonlijk aandoen, zonder onnodig oponthoud van de schepen te veroorzaken. § 2. De havenontvangstvoorzieningen zijn toereikend indien ze geschikt zijn voor de ontvangst van de soorten en hoeveelheden scheepsafval en ladingresiduen van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen, rekening houdend met de behoeften van de gebruikers van de haven, de grootte en de geografische ligging van de haven, het soort schepen dat de haven aandoet en de vrijstellingen die verleend worden volgens de procedure zoals vermeld in artikel 5.5.5.10.

Art. 5.5.5.4. § 1. De beheerder van een haven stelt een passend plan op voor ontvangst en verwerking van scheepsafval. Het plan wordt door de Vlaamse minister van Leefmilieu, na overleg met de Vlaamse minister van Mobiliteit, goedgekeurd. § 2. Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen, in het bijzonder de havengebruikers of hun vertegenwoordigers. § 3. Het plan moet betrekking hebben op alle soorten scheepsafval en ladingresiduen, afkomstig van schepen die gewoonlijk de haven in kwestie aandoen, en afgesteld zijn op de grootte van de haven en het soort schepen dat die haven aandoet.

De volgende elementen maken deel uit van het plan : 1° een beschrijving van de haven met vermelding van : a) het soort schepen die de haven gewoonlijk aandoen;b) de geografische afbakening van de haven;2° een beschrijving van de aanwezige inzamelfaciliteiten met vermelding van : a) het soort havenontvangstvoorzieningen en de capaciteit daarvan;b) de soorten afvalstoffen die de havenontvangstvoorzieningen inzamelen;c) eventuele voorbehandelingsinstallaties en -processen in de haven;3° een beoordeling van de behoefte aan inzamelfaciliteiten, gelet op de behoefte van de schepen die de haven gewoonlijk aandoen;4° een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;5° een beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van scheepsafval en ladingresiduen met vermelding van : a) de methoden voor het registreren van het feitelijke gebruik van de havenontvangstvoorzieningen;b) een gedetailleerde beschrijving van de procedures voor ontvangst en inzameling van scheepsafval en ladingresiduen;c) de toepasselijke wetgeving en formaliteiten voor de afgifte;d) de methoden voor het registreren van de ontvangen hoeveelheden scheepsafval en ladingresiduen;e) de soort en hoeveelheden ontvangen en verwerkt scheepsafval en ladingresiduen;f) de wijze waarop scheepsafval en ladingresiduen worden verwerkt;6° een beschrijving van de procedure voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen;7° een gedetailleerde beschrijving van het tariefsysteem;8° een beschrijving van de procedures voor structureel overleg met havengebruikers, afvalbedrijven, terminalexploitanten en andere betrokken partijen;9° een vermelding van een persoon of personen die verantwoordelijk is of zijn voor de uitvoering van het plan. § 4. De plannen voor ontvangst en verwerking van scheepsafval kunnen met passende inschakeling van elke haven in regionaal verband worden opgesteld, indien dit doelmatig is, mits de behoefte aan havenontvangstvoorzieningen en de beschikbaarheid daarvan voor elke haven apart worden vermeld.

Art. 5.5.5.5. § 1. De in artikel 5.5.5.4 bedoelde plannen voor de ontvangst en verwerking van scheepsafval worden behandeld als volgt : 1° De beheerder van een haven stuurt een voorstel van plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval per aangetekend schrijven aan OVAM.OVAM onderzoekt het plan op volledigheid zoals vastgelegd in artikel 5.5.5.4, § 3, en onderzoekt of de procedures in het plan voldoen aan de bepalingen zoals opgenomen in artikel 5.5.5.7, 5.5.5.8, 5.5.5.9 en 5.5.5.10; 2° Binnen een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van het voorstel van plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval verleent OVAM hierover advies aan de Vlaamse minister van Leefmilieu;3° De Vlaamse minister van Leefmilieu doet na overleg met de Vlaamse minister van Mobiliteit, uitspraak over het plan binnen een termijn van maximaal vier maanden na de datum van ontvangst van het voorstel van plan bij OVAM;4° OVAM zendt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van deze beslissing, deze beslissing of een voor eensluidend verklaard afschrift ervan aan de beheerder van de haven. § 2. De in § 1 bedoelde plannen voor ontvangst en verwerking van scheepsafval zijn geldig voor een termijn van maximaal drie jaar. Elke beslissing die voor een kortere termijn geldt, moet ter zake gemotiveerd zijn. § 3. In geval van significante veranderingen in de werking van de haven, moet de beheerder van de haven dit onverwijld en per aangetekend schrijven aan OVAM meedelen. Op basis van de door de beheerder van de haven meegedeelde wijzigingen, kan OVAM binnen vijftien kalenderdagen na de mededeling ervan beslissen dat het indienen van een nieuw plan noodzakelijk is. Het indienen van een nieuw plan moet gebeuren volgens de procedure bepaald in § 1.

Art. 5.5.5.6. De beheerder van de haven zorgt ervoor dat aan elke havengebruiker de volgende informatie wordt verstrekt : 1° een korte verwijzing naar het fundamentele belang van een behoorlijke afgifte van scheepsafval en ladingresiduen;2° de locatie van de vaste havenontvangstvoorzieningen, met tekening/kaart;3° een lijst van gewoonlijk verwerkte soorten scheepsafval en ladingresiduen;4° een lijst van contactadressen, exploitanten en geboden diensten;5° een beschrijving van de aanmeldingsprocedure;6° een beschrijving van de afgifteprocedures;7° een beschrijving van het tariefsysteem;8° een beschrijving van de procedures voor het melden van vermeende tekortkomingen van havenontvangstvoorzieningen;9° een beschrijving van de procedure voor het aanvragen van vrijstelling van de afgifteplicht, aanmelding en financiële bijdrage. Art. 5.5.5.7. § 1. De kapitein van een schip, niet zijnde een vissersvaartuig of een pleziervaartuig waarmee ten hoogste twaalf passagiers vervoerd mogen worden, vult het aanmeldingsformulier waarheidsgetrouw in en verstrekt de informatie voor aankomst in de haven aan de instantie die voor dat doel is aangewezen : 1° ten minste 24 uur voor aankomst, indien de aanloophaven bekend is, of 2° zodra de aanloophaven bekend is, indien die informatie minder dan 24 uur voor aankomst beschikbaar is;of 3° uiterlijk bij vertrek uit de vorige haven, indien de duur van de reis minder dan 24 uur bedraagt. § 2. Een model van aanmeldingsformulier is opgenomen in bijlage 5.5.5.1. § 3. De informatie zoals vermeld in § 1 wordt ten minste tot na de volgende aanloophaven aan boord bewaard. § 4. De aanmelding moet gebeuren bij de instanties die werden aangewezen door de Vlaamse minister van Leefmilieu, na overleg met de Vlaamse minister van Mobiliteit. § 5. De aanmeldingsformulieren die de aangewezen instanties in het kader van deze procedure ontvangen, moeten gedurende een termijn van drie jaar bijgehouden worden.

Art. 5.5.5.8. § 1. De kapitein van een schip dat een haven aandoet, geeft voor vertrek uit de haven al het scheepsafval af bij een havenontvangstvoorziening.

De kapitein van een schip dat een haven aandoet, geeft voor vertrek uit de haven de ladingresiduen overeenkomstig de voorschriften van Marpol 73/78 af bij een havenontvangstvoorziening. § 2. Niettegenstaande § 1 kan een schip doorvaren naar een volgende aanloophaven zonder afgifte van het scheepsafval indien uit de aanmelding, zoals beschreven in artikel 5.5.5.7, § 1, blijkt dat er voldoende aparte opslagcapaciteit aan boord is voor al het scheepsafval dat is ontstaan en dat tijdens de voorgenomen reis van het schip tot de haven van afgifte nog zal ontstaan. § 3. Indien er goede redenen zijn om aan te nemen dat er geen toereikende havenontvangstvoorzieningen beschikbaar zijn in de beoogde haven van afgifte, of indien die haven niet bekend is en er derhalve een risico bestaat dat het afval op zee zal worden geloosd, wordt het schip verplicht zijn scheepsafval af te geven voor het vertrek uit de haven. § 4. De hierboven gestelde bepalingen zijn van toepassing onverminderd strengere afgiftevoorschriften voor schepen die overeenkomstig het internationale recht zijn vastgesteld.

Art. 5.5.5.9. § 1. De beheerder van de haven zorgt ervoor dat de kosten voor het gebruik van de havenontvangstvoorzieningen verbonden aan de afgifte van scheepsafval, met inbegrip van de behandeling en verwijdering van het scheepsafval, worden betaald met bijdragen van de schepen via een kostendekkingsysteem dat niet mag aanzetten tot het lozen van afval op zee. § 2. Daartoe gelden voor schepen, niet zijnde een vissersvaartuig of een pleziervaartuig waarmee ten hoogste 12 passagiers mogen worden vervoerd, de volgende beginselen : 1° alle schepen die een haven aandoen dragen substantieel bij in de kosten van de havenontvangstvoorziening voor scheepsafval, met inbegrip van de behandeling en verwijdering van het scheepsafval, ongeacht het feitelijk gebruik van de voorzieningen.Mogelijkheden om dat te bewerkstelligen zijn het opnemen van de bijdrage in de havengelden of het invoeren van een aparte afvalbijdrage of het gebruiken van een kostendekkingsysteem gebaseerd op de berekeningswijze opgenomen in bijlage 5.5.5.2., dan wel een combinatie van voornoemde mogelijkheden. De bijdragen kunnen onder andere naargelang van de categorie, het type en de grootte van het schip gedifferentieerd worden; 2° het gedeelte van de kosten dat eventueel niet wordt gedekt door de onder 1° vermelde bijdrage wordt gedekt op basis van de feitelijk door het schip afgegeven soorten en hoeveelheden scheepsafval;3° de bijdragen kunnen worden verlaagd indien het milieuzorgsysteem, het ontwerp, de uitrusting en de exploitatie van het schip zodanig zijn dat de kapitein kan aantonen dat het minder scheepsafval produceert. § 3. Kosten die verbonden zijn aan de afgifte van ladingresiduen worden door de gebruiker van de havenontvangstvoorziening betaald.

Art. 5.5.5.10. § 1. Een schip dat volgens een dienstregeling frequent en regelmatig een haven aandoet en kan aantonen dat een regeling is getroffen voor de afgifte van scheepsafval en de betaling van bijdragen in een op de route van het schip liggende haven, kan een vrijstelling verkrijgen van de in artikel 5.5.5.7, 5.5.5.8 en 5.5.5.9 vermelde verplichtingen. § 2. Een aanvraag van een vrijstelling wordt ingediend bij OVAM. OVAM stuurt binnen tien kalenderdagen na ontvangst van het dossier een kopie naar de administratie Waterwegen en Zeewezen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, en de beheerder van de haven waar de aanvrager een vrijstelling wil bekomen.

De administratie Waterwegen en Zeewezen en de beheerder van de haven geven binnen twintig kalenderdagen na ontvangst van het dossier een advies aan OVAM. OVAM neemt een beslissing binnen vijfenveertig kalenderdagen na ontvangst van het dossier en stuurt deze beslissing door naar de aanvrager, de beheerder van de haven en de administratie Waterwegen en Zeewezen. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt na bijlage 5.5.4 een bijlage 5.5.5.1 ingevoegd die als bijlage gevoegd wordt bij dit besluit.

Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 maart 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA

Bijlage I Bijlage 5.5.5.1.

Aanmeldingsformulier voor scheepsafval en ladingresiduen Aan te melden informatie voor het aandoen van de haven van ...... (haven van bestemming als bedoeld in artikel 5.5.5.1 onder definitie 8°) Naam, roepnaam en, indien van toepassing, IMO-identificatienummer van het schip : Vlaggenstaat : Vermoedelijke aankomsttijd (ETA) : Vermoedelijke vertrektijd (ETD) : Vorige aanloophaven : Volgende aanloophaven : Vorige haven van afgifte van scheepsafval en afgiftedatum : Geeft u : al het enig geen afval van uw schip af bij havenontvangstvoorzieningen ? Soort en hoeveelheid af te leveren en/of aan boord te houden scheepsafval en ladingresiduen, en percentage : Indien al het afval afgegeven wordt, de tweede kolom invullen, voor zover van toepassing.

Indien enig of geen afval afgegeven wordt, alle kolommen invullen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Opmerkingen : Deze informatie kan worden gebruikt voor de havenstaatcontrole en andere inspectiedoeleinden.

Dit formulier moet worden ingevuld tenzij het schip onder een vrijstelling overeenkomstig artikel 5.5.5.10 valt.

Hierbij verklaar ik, dat : de bovenstaande gegevens juist en volledig zijn, en er voldoende opslagcapaciteit aan boord is voor al het afval dat ontstaat tussen deze aanmelding en de volgende haven waarin afval wordt afgegeven.

Datum : .....................................................

Tijd : ..........................................................

Handtekening : .......................................

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 maart 2003 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 14 maart 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA

Bijlage II Bijlage 5.5.5.2.

Berekeningswijze bijdrage kostendekkingssysteem Onderstaande tabel geeft de relatie weer tussen scheepstype, tonnenmaat en verwachte afvalproductie.

De bijdrage zoals vermeld in het kostendekkingssysteem in artikel 5.5.5.9, § 2, 1°, wordt geïnd door de beheerder van de aanloophaven van het schip.

De bijdrage wordt berekend door de factor uit de tabel te vermenigvuldigen met een vast bedrag dat wordt vastgesteld op 500 euro.

De kosten verbonden aan de behandeling en verwijdering van scheepsafval worden additioneel betaald door het schip op basis van de feitelijk door het schip afgegeven soorten en hoeveelheden scheepsafval.

De bijdrage kan door de beheerder van de haven worden teruggestort indien werd aangetoond dat de scheepsafvalstoffen werden afgegeven conform de bepalingen van artikel 5.5.5.8.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 maart 2003 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer.

Brussel, 14 maart 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA

^