gepubliceerd op 12 september 2002
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs
14 JUNI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting, inzonderheid op artikel 91, Gelet op het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs, inzonderheid op de artikelen 26, 27 en 28, zoals gewijzigd;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 januari 2000;
Gelet op het protocol nr. 377 van 30 juni 2000 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 152 van 30 juni 2000 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 mei 2000;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 17 juli 2000 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 32.846/1, gegeven op 7 februari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan artikel 26, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs worden de volgende zinnen toegevoegd : « Voor de instandhouding van de betrekking van onderdirecteur zijn op 1 februari van het voorafgaande schooljaar ten minste 275 leerlingen vereist.
Wordt dit minimum gedurende twee opeenvolgende schooljaren niet bereikt, dan wordt deze betrekking opgeheven. »
Art. 2.Artikel 27 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 27.§ 1. Het aantal volledige betrekkingen van technisch adviseur-coördinator of technisch adviseur dat kan worden gefinancierd of gesubsidieerd, is afhankelijk van het aantal uren beroepsgerichte vorming die de school organiseert en wordt als volgt vastgesteld : 1° vanaf 210 uur beroepsgerichte vorming 1 betrekking;2° vanaf 420 uur beroepsgerichte vorming 2 betrekkingen;3° vanaf 630 uur beroepsgerichte vorming 4 betrekkingen;4° vanaf 840 uur beroepsgerichte vorming 5 betrekkingen;5° vanaf 1050 uur beroepsgerichte vorming 6 betrekkingen;6° vanaf 1260 uur beroepsgerichte vorming 8 betrekkingen;7° vanaf 1470 uur beroepsgerichte vorming 9 betrekkingen;8° vanaf 1680 uur beroepsgerichte vorming 10 betrekkingen;9° vanaf 1890 uur beroepsgerichte vorming 12 betrekkingen. plus één bijkomende betrekking per supplementaire schijf van 210 uur beroepsgerichte vorming. § 2. Alleen de eerste of enige betrekking wordt een betrekking van technisch adviseur-coördinator. § 3. Elke betrekking van technisch adviseur kan worden opgedeeld in twee halve betrekkingen. »
Art. 3.Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 28.Als overgangsmaatregel kunnen de instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs de personeelsleden die betrekkingen van technisch adviseur en technisch adviseur-coördinator bekleden en die vastbenoemd zijn, of erkend, daar waar de erkenning bestaat, behouden indien hun aantal niet meer bedraagt dan het aantal betrekkingen dat door dit besluit wordt toegekend. ».
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999.
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 juni 2002.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN