Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 juli 2004
gepubliceerd op 10 september 2004

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het erkennen van centra voor landbouweducatie en het subsidiëren van landbouweducatieve activiteiten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036429
pub.
10/09/2004
prom.
14/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/14/2004036429/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JULI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het erkennen van centra voor landbouweducatie en het subsidiëren van landbouweducatieve activiteiten


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw, inzonderheid op artikelen 20 tot en met 24;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 mei 2004;

Gelet op het advies van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad, gegeven op 15 juni 2004;

Gelet op advies 37238/3 van de Raad van State, gegeven op 17 juni 2004, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw;2° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid;3° de afdeling : de afdeling Duurzame Landbouw van de administratie Land- en Tuinbouw van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° de landbouweducatie : het geheel van de activiteiten als bedoeld in artikel 20 van het decreet;5° activiteit : een initiatief als bedoeld in artikel 20 van het decreet;6° erkend centrum : een vereniging die door de minister is erkend als centrum voor landbouweducatie als bedoeld in artikel 21 van het decreet;7° een actieplan : een door een erkend centrum in te dienen overzicht van activiteiten die het eerstvolgende kalenderjaar worden voorzien.

Art. 2.Binnen de grenzen van de daartoe bestemde begrotingskredieten kan de minister, volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in het decreet en in dit besluit, jaarlijks een subsidie verlenen aan ten hoogste vijf erkende centra voor de uitvoering van hun actieplan.

De jaarlijkse subsidie per centrum bedraagt ten hoogste 100.000 euro.

Hoofdstuk II. Erkenning als centrum voor landbouweducatie

Art. 3.Om door de minister als centrum voor landbouweducatie overeenkomstig artikel 21 van het decreet te worden erkend, dient de vereniging een aanvraag in bij de afdeling en voegt hierbij alle stukken waaruit moet blijken dat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 21 van het decreet, is voldaan.

De afdeling onderzoekt de erkenningsaanvraag en adviseert de minister hierover.

De minister erkent de vereniging als centrum voor landbouweducatie als voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 21 van het decreet.

Art. 4.Indien door de afdeling wordt vastgesteld dat het erkend centrum niet meer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 21 en 22 van het decreet, of indien de bepalingen omtrent het actieplan en het jaarrapport niet worden nageleefd, of andere ernstige tekortkomingen of fraude worden vastgesteld, kan de minister de erkenning in kwestie schorsen of opheffen naargelang de frequentie, het aantal, de aard of de omvang van de tekortkomingen of van de fraude. De minister kan hiertoe nadere voorwaarden en regels bepalen.

De erkenning wordt van rechtswege opgeheven indien het erkend centrum gedurende twee opeenvolgende jaren geen actieplan heeft ingediend. De vereniging kan pas opnieuw een erkenning aanvragen een jaar na de opheffing van de erkenning. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring van actieplannen

Art. 5.Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de erkende centra uiterlijk op 30 september een actieplan in voor het komende kalenderjaar.

Het actieplan wordt opgesteld aan de hand van een standaardschema dat bij de afdeling kan worden aangevraagd en minstens de volgende elementen bevat : 1° een overzicht van de in het eerstvolgende kalenderjaar geplande activiteiten;2° een toelichting per activiteit;3° een begroting voor het eerstvolgende kalenderjaar.

Art. 6.De afdeling beoordeelt de actieplannen volgens een vooraf bepaalde procedure, met minstens de volgende elementen : 1° de conformiteit met de bepalingen van het decreet en dit besluit;2° de inhoudelijke kwaliteit van het voorgestelde actieplan 3° de verenigbaarheid met de doelstellingen van het Vlaamse landbouwbeleid;4° de haalbaarheid en resultaatgerichtheid;5° wijze waarop de doelgroep wordt benaderd;6° de voorgestelde begroting;7° de geografische spreiding en schaalgrootte van de activiteiten; De afdeling stelt een lijst op van de actieplannen, gerangschikt volgens rangorde van beoordeling. Voor ieder beoordeeld actieplan wordt een beknopte motivatie gegeven op basis van de beoordelingscriteria.

De minister neemt een beslissing over de te selecteren actieplannen.

De afdeling brengt de erkende centra na aanrekening van de goedgekeurde subsidie ten laste van de begroting op de hoogte van de beslissing van de minister.

Alle kosten (behalve de overheadkosten) ter uitvoering van de actieplannen komen in aanmerking voor subsidiëring. HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling van de subsidie

Art. 7.De toegekende subsidie wordt uitbetaald als volgt : 1° een eerste schijf van 40 % bij aanvang van het kalenderjaar;2° het saldo van maximaal 60 % bij aanvaarding en goedkeuring van het jaarrapport en de financiële afrekening. Het jaarrapport wordt opgesteld aan de hand van een standaardschema dat bij de afdeling kan worden aangevraagd en minstens de volgende elementen bevat : 1° een overzicht van de in het afgelopen kalenderjaar geplande en werkelijk uitgevoerde activiteiten;2° een verslag per activiteit met minstens volgende elementen : de aard van de activiteit, de periode waarin de activiteit werd uitgevoerd, het bereikte doelpubliek, een kort verslag van de activiteit, het gemeten effect op basis van de in het actieplan gedefinieerde meetindicatoren en de evaluatie van de activiteit; De afdeling kan alle nodige verduidelijkingen of aanvullingen vragen over het jaarrapport en de financiële afrekening. HOOFDSTUK V. - Controle en kwaliteitsbewaking

Art. 8.De activiteiten voor landbouweducatie staan onder controle van de afdeling.

De afdeling kan bij de uitoefening van zijn opdracht elk onderzoek en elke zowel administratieve als inhoudelijke controle ter plaatse instellen alsmede alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de reglementaire bepalingen werkelijk worden nageleefd.

Om de controle mogelijk te maken zorgen de centra ervoor dat : 1° een aparte boekhouding en administratie met betrekking tot de landbouweducatie wordt gevoerd;2° de afdeling op voorhand op de hoogte is gebracht van elke activiteit;3° de nodige schikkingen getroffen worden om controle en toezicht op de uitvoering van de activiteiten mogelijk te maken;4° op verzoek van de bevoegde ambtenaren alle inlichtingen worden verstrekt. De afdeling kan op elk ogenblik het centrum controleren over de stand van zaken van de geplande activiteiten.

Indien de uitvoering van de controle wordt verhinderd, wordt de subsidie geweigerd of teruggevorderd.

Art. 9.Indien bij controle blijkt dat een activiteit niet volgens het goedgekeurd actieplan wordt uitgevoerd of de kwaliteit niet aan de gestelde eisen voldoet, wordt de subsidie voor deze activiteit geweigerd of teruggevorderd. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 10.Bij de uitvoering van elke activiteit van het goedgekeurde actieplan wordt de volgende tekst vermeld « Dit project wordt gefinancierd door de Administratie Land- en Tuinbouw van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. ».

Op elke publicatie of tekst bij een activiteit van het goedgekeurde actieplan wordt het logo van de Vlaamse Gemeenschap aangebracht.

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 juli 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

^