gepubliceerd op 25 mei 2002
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de opleidingscheques
14 DECEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de opleidingscheques
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest, inzonderheid op artikel 6,4°;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 12 juli 2001;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 13 juli 2001, betreffende de aanvraag om advies van de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies 32.086/1 van de Raad van State, gegeven op 18 oktober 2001 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting en de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de ministers : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid en de Vlaams minister, bevoegd voor de Beroepsopleiding;2° emittent of uitgever : de na mededinging aangewezen instelling die belast is met de uitgifte en de betaling van de opleidingscheques;3° werkende in de onderneming : de bij arbeidsovereenkomst tewerkgestelde persoon die zijn activiteit binnen een in het Vlaamse Gewest gelegen exploitatiezetel van een onderneming uitoefent, alsook de persoon die voornamelijk als zaakvoerder of actieve vennoot aangesloten is bij het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering van Zelfstandigen of bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen;4° de afdeling : de afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid bij de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;5° erkend opleidingsverstrekker : instelling of organisatie die door de Raad van Experts wordt erkend als opleidingsverstrekker voor het systeem van de Vlaamse opleidingscheques;6° onderneming : de natuurlijke personen die koopman zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen, de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, de Europese economische samenwerkingsverbanden en de economische samenwerkingsverbanden, en die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest of zich ertoe verbinden in het Vlaamse Gewest een exploitatiezetel te vestigen;7° kleine ondernemingen : ondernemingen die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen : a) minder dan 50 werknemers tewerkstellen;b) een jaaromzet hebben van maximaal 7 miljoen euro, of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 5 miljoen euro;c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium zoals bepaald in artikel 2;8° middelgrote ondernemingen : ondernemingen die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen : a) minder dan 250 werknemers tewerkstellen;b) een jaaromzet hebben van maximaal 40 miljoen euro, of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 27 miljoen euro;c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium zoals bepaald in artikel 2;d) geen kleine onderneming zijn;9° grote ondernemingen : ondernemingen die niet ressorteren onder de categorieën kleine of middelgrote ondernemingen;10° opleidingscheque : betaalinstrument waarmee opleidingskosten kunnen worden betaald die een erkende opleidingsverstrekker factureert aan een onderneming.De ministers bepalen de vormvereisten van de opleidingscheque; 11° algemene opleiding : een opleiding die bestaat in onderricht dat niet uitsluitend of hoofdzakelijk op de huidige of toekomstige functie van de werkenden in de begunstigde onderneming gericht is, maar door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die in ruime mate naar andere ondernemingen of werkgebieden overdraagbaar zijn, zodat de inzetbaarheid van de werkenden wordt verbeterd;12° specifieke opleiding : een opleiding die bestaat in onderricht dat direct en hoofdzakelijk op de huidige of toekomstige functie van de werkenden in de begunstigde onderneming gericht is, en door middel waarvan bekwaamheden worden verkregen die niet of slechts in beperkte mate naar andere ondernemingen of andere werkgebieden overdraagbaar zijn;13° kalenderjaar : de periode van 1 januari tot en met 31 december;14° Raad van Experts : orgaan, belast met de erkenning van de opleidingsverstrekkers.De Vlaamse regering keurt de samenstelling en de werking van dit orgaan goed. Afdeling II. - Zelfstandigheidscriterium
Art. 2.§ 1. Om aan het zelfstandigheidscriterium, bepaald in artikel 1, 7°en 8°, te voldoen, mag de onderneming niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen samen.
Onder een grote onderneming wordt voor de toepassing van het zelfstandigheidscriterium een onderneming verstaan die 250 of meer werknemers telt en/of een jaaromzet heeft van meer dan 40 miljoen euro en een balanstotaal van meer dan 27 miljoen euro. § 2. Op het zelfstandigheidscriterium bestaan de volgende uitzonderingen : 1° de onderneming is in handen van openbare participatiemaatschappijen, ondernemingen van risicokapitaal of van institutionele beleggers, mits die noch individueel, noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben;2° de onderneming kent wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van haar aandeelhouders niet precies.In dat geval mag worden voortgegaan op een verklaring op eer van de onderneming dat ze redelijkerwijs veronderstelt niet voor 25 % of meer in handen te zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen samen. § 3. De definitie mag niet worden omzeild door ondernemingen die formeel aan het zelfstandigheidscriterium beantwoorden, maar waarin in werkelijkheid de zeggenschap door een grote onderneming of door verscheidene grote ondernemingen samen wordt uitgeoefend. Afdeling III. - Omzet en balanstotaal
Art. 3.§ 1. De jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, bepaald in artikel 1, 7° en 8°, worden samengeteld, zonder te consolideren, met de jaaromzet en het balanstotaal van : 1° alle ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen heeft, en 2° alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming in handen hebben. § 2. Voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van een onderneming is de referentieperiode het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft. Voor het berekenen van de omzet wordt een boekjaar van meer of minder dan 12 maanden herberekend tot een kalenderjaar. Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunt men op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken is de referentieperiode de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag. § 3. Als wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van het aandeelhouderschap niet precies bekend is, mag worden voortgegaan op een verklaring op eer van de onderneming over het bezit van kapitaal en de stemrechten. Afdeling IV. - Tewerkstelling
Art. 4.§ 1. De tewerkstelling van het aantal werknemers wordt vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder referentieperiode verstaan de periode van tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de datum van de steunaanvraag. § 3. Het bewijs van de tewerkstelling van havenarbeiders in ondernemingen die ressorteren onder de verschillende paritaire comités van de havens wordt geleverd door attesten van de bevoegde werkgeversorganisaties in de verschillende havens.
Voor de berekening van het aantal havenarbeiders wordt het aantal gepresteerde taken gedurende de referentieperiode gedeeld door het gemiddeld aantal gepresteerde taken tijdens deze periode. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 5.Ondernemingen komen in aanmerking voor een steun die wordt toegekend in de vorm van een subsidie bij aankoop van opleidingscheques voor het volgen van een algemene en/of specifieke opleiding bij een erkende opleidingsverstrekker.
Art. 6.§ 1. Enkel ondernemingen die behoren tot de sectoren die worden vermeld in de bijlage bij dit besluit komen voor subsidiëring in aanmerking. § 2. De ministers kunnen deze bijlage aanpassen naar gelang van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. § 3. Opleidingsverstrekkers zelf komen niet in aanmerking voor steun op grond van dit besluit. HOOFDSTUK III. - De opleiding
Art. 7.§ 1. Er kan steun worden verleend voor het volgen van opleiding voor werkenden in de onderneming bij een erkende opleidingsverstrekker. De onderneming kan voor de opleiding kiezen uit een lijst van erkende opleidingsverstrekkers. Die lijst kan op elektronische wijze geraadpleegd worden. § 2. Voor de uren dat een werkende in de onderneming opleiding volgt, moet hij een loon ontvangen. De opleiding mag zowel binnen als buiten de werkuren plaatsvinden. § 3. De erkende opleidingsverstrekker moet aan de deelnemer van een opleiding een gepersonaliseerd vormingsattest uitreiken. HOOFDSTUK IV. - Erkenning opleidingsverstrekker
Art. 8.§ 1. De Raad van Experts erkent een instelling of organisatie als opleidingsverstrekker voor het systeem van de Vlaamse opleidingscheques. § 2. In afwachting van de samenstelling van de Raad van Experts nemen de ministers de activiteiten van deze raad op zich. § 3. De ministers bepalen de procedure inzake de toekenning, de schorsing en de intrekking van de erkenning van de opleidingsverstrekkers. HOOFDSTUK V. - Cheques
Art. 9.Een onderneming kan, binnen de perken van de beschikbare Begrotingsmiddelen, per kalenderjaar maximaal 200 cheques met een zichtwaarde van 30 euro per opleidingscheque of voor een maximaal volume van 6.000 euro aan opleidingscheques bij de uitgever aankopen.
Art. 10.§ 1. Het Vlaamse Gewest levert een bijdrage van 50 % in het totaalbedrag van de opleidingscheque, de overige 50 % wordt betaald door de onderneming bij aankoop van de cheque. § 2. Voor opleidingscheques met betrekking tot algemene opleiding kan onder de voorwaarden vastgelegd in een convenant, gesloten tussen de ministers en de sectorfondsen, de steun voor kleine en middelgrote ondernemingen verhoogd worden met maximaal 20 % via cofinanciering van de sectorfondsen.
Art. 11.§ 1. De opleidingscheque heeft in hoofde van de onderneming een geldigheidsduur van 12 maanden vanaf de datum van uitgifte en moet aangewend worden voor een opleiding die heeft plaatsgevonden vóór het verstrijken van de geldigheidsdatum van de opleidingscheque. § 2. De opleidingscheque wordt niet uitbetaald aan de erkende opleidingsverstrekker : 1° als de cheque gebruikt of aanvaard wordt voor de betaling van een opleiding die niet heeft plaatsgevonden tijdens de geldigheidsduur van de cheque;2° als de cheque buiten de periode van 14 maanden vanaf de uitgiftedatum wordt aangeboden als betaalmiddel door een onderneming;3° voor een opleiding, verstrekt door een niet erkende opleidingsverstrekker;4° als de cheque niet binnen 15 maanden vanaf de uitgiftedatum wordt ingediend bij de uitgever door de opleidingsverstrekker. § 3. De totale waarde van de aangeboden cheques mag niet groter zijn dan het totaalbedrag van de factuur exclusief BTW. § 4. Cheques waarvan de geldigheidsduur is verstreken komen in aanmerking voor eventuele terugbetaling in geval van overlijden of arbeidsongeval van : 1° de bedrijfsleider/eigenaar van een eenmanszaak of zijn meewerkende echtgeno(o)t(e);2° de hoofdaandeelhouder van een vennootschap die de dagelijkse leiding waarneemt van de onderneming;3° de werkende die ingeschreven was voor het volgen van een opleiding en wegens een van de voornoemde redenen van overmacht niet heeft kunnen deelnemen aan de opleiding. Het bewijs moet geleverd worden aan de hand van een doktersattest. § 5. In de gevallen, vastgesteld in § 4, kan de onderneming het door haar betaalde deel van de cheque terugbetaald krijgen door inlevering bij de uitgever, die de cheques moet vernietigen. HOOFDSTUK VI. - Aankoopprocedure door onderneming
Art. 12.§ 1. De cheques worden aangekocht vooraleer de opleiding wordt gevolgd.
Art. 13.De onderneming dient minstens 10 cheques per bestelling aan te vragen.
Art. 14.§ 1. De onderneming identificeert zich aan de hand van een aantal door de ministers te bepalen criteria en reserveert de cheques. § 2. Na verificatie van de voorwaarden wordt de onderneming ervan in kennis gesteld dat ze de gereserveerde cheques mag aankopen bij de uitgever. Het aantal cheques en de aankoopprijs van het aantal cheques worden meegedeeld aan de onderneming.
Art. 15.§ 1. De onderneming moet de gehele verschuldigde som binnen 14 kalenderdagen na de in kennisstelling genoemd in artikel 14, § 2, betalen op de rekening van de uitgever, anders vervalt haar totale reservatie van rechtswege en komt deze reservatie terug in de beschikbare enveloppe terecht. § 2. Binnen een periode van maximaal 14 kalenderdagen na betaling drukt de uitgever de cheques op naam van de onderneming met vermelding van de vervaldatum, zoals bepaald in artikel 11, § 1, en verstuurt ze binnen vijf werkdagen. HOOFDSTUK VII. - Inleveringsprocedure opleidingsverstrekker
Art. 16.§ 1. De opleidingscheques die door een onderneming aan een erkende opleidingsverstrekker worden afgegeven worden door die laatste met een kopie van de factuur ingeleverd bij de uitgever die de erkende opleidingsverstrekker uitbetaalt voor het gedeelte van de factuur waarvoor cheques ter betaling werden afgegeven. Bij die factuur wordt eveneens een lijst gevoegd met de nummers van de aangeboden cheques. § 2. De factuur wordt opgesteld in ten minste twee exemplaren, waarvan één bestemd voor de onderneming en één voor de uitgever. Zij vermeldt het erkenningsnummer van de opleidingsverstrekker en de periode waarbinnen de opleiding heeft plaatsgehad. § 3. De factuur wordt alleen uitbetaald onder de voorwaarde dat de opleidingsverstrekker statistisch relevante informatie aanlevert waarvan de voorwaarden en de inhoud zijn vastgelegd door de ministers. § 4. De opleidingsverstrekker dient de cheques binnen 15 maanden na de uitgiftedatum ervan bij de uitgever in. § 5. Als vaststaat dat de in dit besluit vermelde voorwaarden werden vervuld, dan betaalt de uitgever de opleidingsverstrekker binnen 14 kalenderdagen nadat de cheques door deze laatste bij hem zijn ingediend. HOOFDSTUK VIII. - De Europese regelgeving
Art. 17.De regelgeving van de opleidingscheques, bepaald in artikel 10, § 1, valt onder de toepassing van de de-minimissteun zoals vervat in Verordening (EG) nr.69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikel 87 en 88 van het EG-verdrag op de de minimissteun en eventuele latere wijzigingen van deze verordening.
Art. 18.§ 1. Het totaalbedrag van de de minimissteun die is verleend aan één onderneming mag niet hoger zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar. Dat plafond is van toepassing ongeacht de vorm van de steun en ongeacht het daarmee beoogde doel. § 2. De relevante periode van drie jaar is van verschuivende aard zodat bij elke nieuwe verlening van de de-minimissteun, het totaalbedrag van de de minimissteun die gedurende de voorgaande drie jaar is verleend, in aanmerking moet worden genomen. § 3. De aankoop van de opleidingscheque is verbonden aan de voorwaarde dat de onderneming de verbintenis aangaat dat ze met de steun, verbonden aan de opleidingscheque, het plafond, vermeld in § 1, niet zal overschrijden.
Art. 19.De regelgeving van de opleidingscheques vervat in artikel 10, § 2, valt onder de toepassing van Verordening (EG) nr.68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de opleidingssteun en eventuele latere wijzigingen van deze verordening. HOOFDSTUK IX. - Sociale dialoog
Art. 20.De onderneming brengt de ondernemingsraad of bij ontstentenis daarvan de vakbondsafvaardiging op de hoogte van het aantal en de waarde van de aangekochte cheques. Voor ondernemingen die een sociale balans moeten opmaken worden de opleidingskosten opgenomen in de sociale balans zoals bepaald in het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de sociale balans. HOOFDSTUK X. - Cumulatieverbod
Art. 21.Het gebruik van opleidingscheques mag niet gecumuleerd worden met een andere vorm van overheidssteun. Daaronder wordt begrepen steun die door de Europese Unie, de federale, regionale of plaatselijke autoriteiten wordt verleend met betrekking tot dezelfde in aanmerking komende opleidingskosten. HOOFDSTUK XI. - Teruggave
Art. 22.De subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, onverminderd hetgeen bepaald wordt in de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, indien niet voldaan werd aan de informatie- en raadplegingsprocedures in geval van collectief ontslag overeenkomstig de besluiten van de Vlaamse regering van 28 april 1998 betreffende de terugvordering van de economische expansiesteun. De niet naleving van de informatie- en raadplegingsprocedures in geval van collectief ontslag moet zich hebben voorgedaan binnen een periode van 5 jaar die ingaat op de registratiedatum van de aankoop van de cheques. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen
Art. 23.Dit besluit treedt in werking op 14 december 2001.
Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de Beroepsopleiding, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 december 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS
Bijlage - Lijst van aanvaardbare sectoren Voor de definiëring van onderstaande lijst van sectoren en subsectoren werd gesteund op de NACE-BEL-activiteitennomenclatuur.
De volgende sectoren en subsectoren komen voor subsidiëring in aanmerking : 01.41 :diensten, verwant aan de landbouw; 01.42 : diensten, verwant aan de veeteelt; 02.02 : diensten, verwant aan de bosbouw en de bosexploitatie; 14 : overige winning van delfstoffen; 15 : vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken; uitzondering : De productie en de eerste graad van bewerking van de producten, genoemd in bijlage 1 van het EG-verdrag behoren overeenkomstig artikel 32 van het EG-verdrag tot de landbouwsector.
Die sector valt onder een afzonderlijke Europese regelgeving die wordt beheerd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid (Vera Dua). Eveneens zijn de verdere verwerking en verhandeling van de producten, genoemd in bijlage 1 van het EG-verdrag uitgesloten van opleidingssteun, behalve in geval van algemene opleiding met cofinanciering van de sectorfondsen. 17 : vervaardiging van textiel; 18 : vervaardiging van kleding en bontnijverheid; 19 : leernijverheid en vervaardiging van schoeisel; 20 : houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk; 21 : papier- en kartonnijverheid; 22 : uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media (sector van de opiniepers is hierbijbegrepen); 23 : vervaardiging van cokes, geraffineerde aardolieproducten en splijt- en kweekstoffen; 24 : chemische nijverheid; 25 : rubber- en kunststofnijverheid; 26 : vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten; 27 : metallurgie, met uitzondering van de vervaardiging van ijzer en staal en van ferrolegeringen (EGKS)- NACE code 27.1; 28 : vervaardiging van producten van metaal; 29 : vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen; 30 : vervaardiging van kantoormachines en computers; 31 : vervaardiging van elektrische machines en apparaten; 32 : vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur; 33 : vervaardiging van medische apparatuur, van precisie- en optische instrumenten en van uurwerken; 34 : vervaardiging en assemblage van auto's, aanhangwagens en opleggers; 35 : vervaardiging van overige transportmiddelen : = 35.1 : scheepsbouw en -reparatie; 35.2 : vervaardiging van rollend materieel voor spoor- en tramwegen; 35.3 : vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen; 35.4 : vervaardiging van motorrijwielen en rijwielen; 35.5 : vervaardiging van overige transportmiddelen; 36 : vervaardiging van meubels; overige industrie; 37 : recuperatie van recycleerbaar afval; 41 : winning, zuivering en distributie van water;
Deze sector komt voor steun in aanmerking wegens de liberalisering van deze markten waardoor de monopolieposities worden doorbroken. De overheidsbedrijven worden uitgesloten door de 25 % - participatieregel; 45 : bouwnijverheid; 50 : verkoop en reparatie van auto's en motorrijwielen; kleinhandel in motorbrandstoffen; 51 : groothandel en handelsbemiddeling; exclusief de handel in auto's en motorrijwielen; 52 : kleinhandel, exclusief auto's en motorrijwielen; reparatie van consumentenartikelen; 55 : hotels en restaurants; 60 : 60.1 : vervoer per spoor;
Deze sector komt voor steun in aanmerking wegens de liberalisering van deze markten waardoor de monopolieposities worden doorbroken. De overheidsbedrijven worden uitgesloten door de 25 %- participatieregel; 60.22 : exploitatie van taxi's; 60.23 : overige vervoer van personen te land; 60.24 : goederenvervoer over de weg en verhuisdiensten;
Opmerking : Voormelde vervoerssubsectoren zijn uitgesloten van opleidingssteun, behalve in geval van algemene opleiding met cofinanciering van de sectorfondsen. 60.3 : vervoer via pijpleidingen; 63 : vervoerondersteunende activiteiten; 64 : post en telecommunicatie;
Deze sector komt voor steun in aanmerking wegens de liberalisering van deze markten waardoor de monopolieposities worden doorbroken. De overheidsbedrijven worden uitgesloten door de 25 %- participatieregel; 66 : verzekeringswezen; 70 : verhuur en handel in onroerende goederen; 71 : verhuur zonder bedieningspersoneel (d.w.z. roerende goederen); 72 : informatica en aanverwante activiteiten; 73 : speur- en ontwikkelingswerk; 74 : 74.11 : rechtskundige dienstverlening; 74.12 : accountants, boekhouders en belastingconsulenten; 74.13 : markt- en opinieonderzoekbureaus; 74.14 : adviesbureaus op het gebied van bedrijfsvoering en -beheer; 74.2 : technisch advies, architecten en ingenieurs; 74.3 : technische testen en analyses; 74.4 : reclamewezen; 74.5 : selectie en terbeschikkingstelling van personeel; 74.6 : opsporings- en beveiligingsdiensten; 74.7 : industriële reiniging; 74.81 : fotografen; 74.82 : verpakkingsbedrijven; 74.83 : administratiekantoren en vertalers; 74.84 : overige zakelijke dienstverlening; 90 : afvalwater- en afvalverzameling; straatreiniging; 93 : 93.01 : wassen en chemisch reinigen; 93.02 : kappen en schoonheidszorg; 93.03 : begrafeniswezen; 93.04 : lichaamsverzorging; 93.05 : overige dienstverlening;
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de opleidingscheques.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS