gepubliceerd op 24 augustus 1999
Besluit van de Vlaamse regering houdende de voorwaarden voor het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode
11 MEI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de voorwaarden voor het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 79;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 1991 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de regeling tot de toekenning van subsidies aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij voor de financiering van haar investeringsprogramma, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende de subsidiëring van het bouwrijp maken van gronden en de aanleg van de infrastructuur en gemeenschapsvoorzieningen voor sociale woonwijken, inzonderheid op artikel 9;
Gelet op het advies van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gegeven op 25 februari 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 mei 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat enerzijds de inkomensvoorwaarden waaronder de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij sociale leningen kan toestaan aan particulieren voor de bouw, de koop of de verbouwing van woningen, onverwijld moeten worden aangepast aan de evolutie in de samenleving en anderzijds deze sociale leningen zo spoedig mogelijk in het beleid van de Vlaamse regering voor het versterken van de kernen en tegen de verkrotting moeten worden ingepast;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid en van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;2° VHM : de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, bedoeld in artikel 30 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;3° ontlener : de particuliere persoon die de lening aangaat en, eventueel, de persoon met wie hij of zij op de referentiedatum wettelijk of feitelijk samenwoont of met wie hij of zij zal samenwonen;4° referentiedatum : a) bij het aangaan van de lening : de datum waarop de VHM aan de ontlener het schriftelijk aanbod doet waarvan sprake is in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;b) bij de vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet : respectievelijk zes maanden voor de vijfde, tiende, vijftiende en eventueel twintigste en vijfentwintigste verjaardag van de leningsakte;5° sociale koopwoning : een woning die door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of een sociale huisvestingsmaatschappij wordt bestemd om verkocht te worden aan woonbehoeftige gezinnen of alleenstaanden;6° inkomen : de som, desgevallend verhoogd met de fictieve rente, van het aan de personenbelasting onderworpen netto-inkomen, alsook de door de minister, op voorstel van de VHM, nader aan te wijzen inkomsten van de ontlener en van alle andere personen die met hem dezelfde woning zullen betrekken, met uitsluiting van de kinderen die zonder onderbreking deel hebben uitgemaakt van het gezin en minder dan 25 jaar oud zijn op de referentiedatum;7° fictieve rente : het deel van het inkomen dat wordt berekend op de opbrengst of de waarde van het gedeelte boven 1 miljoen frank, ingevolge een vervreemding door de ontlener of een onteigening van woningen die plaatsvond vanaf drie jaar voor de referentiedatum zoals bepaald onder 4°, a);8° persoon ten laste : a) het kind dat op de referentiedatum gedomicilieerd is op het adres van de ontlener en : - dat jonger dan 18 jaar is of dat 18 jaar of ouder is en waarvoor kinderbijslag of wezentoelage wordt uitbetaald; - dat door de minister, op voorlegging van bewijzen beschouwd wordt als zijnde ten laste; b) de ontlener die zelf en het gezinslid dat erkend is als ernstig gehandicapt onder de voorwaarden die de minister, op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, gesteld heeft;9° Vlaamse Wooncode : decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, met inbegrip van alle later aangebrachte wijzingen;10° hypothecaire lening : de bijzondere sociale lening toegestaan ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;11° kernsteden : Antwerpen, Gent, Hasselt, Genk, Brugge, Roeselare, Oostende, Kortrijk, Leuven, Vilvoorde, Boom, Mechelen, Dendermonde, Aalst en Sint-Niklaas;12° verkoopwaarde van de woning : de door de VHM geraamde waarde bij vrijwillige verkoop, met inbegrip van de grond;13° oorspronkelijke rentevoet : de rentevoet die de VHM bij het aangaan van de lening aanrekent aan de ontlener.De oorspronkelijke rentevoet wordt per ontlener vastgesteld en om de vijf jaar herberekend en heet dan "herziene rentevoet"; 14° basisrentevoet : een afgeleide van de referentierentevoet afhankelijk van beleidsondersteunende en sociale factoren;15° referentierentevoet : de rentevoet die maandelijks wordt vastgesteld in functie van de evolutie van de marktrentevoet. Onverminderd het eerste lid, 6°, wordt het inkomen van de inwonende ascendenten van de ontlener slechts voor de helft aangerekend. Het wordt niet aangerekend voor de familieleden van de eerste en de tweede graad die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn.
De minister bepaalt, op voorstel van de VHM, de opbrengst, de berekeningswijze en de voorwaarden van de fictieve rente, bedoeld in het eerste lid, 7°.
Art. 2.De VHM is ertoe gemachtigd om aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden hypothecaire leningen toe te staan bestemd voor de financiering van : 1° de aankoop van een sociale koopwoning; 2° de renovatie, verbetering of aanpassing van hun woning, voor zover het kadastraal inkomen ervan niet meer bedraagt dan 60.000 frank.
Bijzondere aandacht moet gegeven worden aan woningen gelegen in een woonvernieuwingsgebied; 3° de aankoop van een met een sociale koopwoning gelijkgestelde woning met de bedoeling ze te renoveren, voorzover deze woning op de referentiedatum minimum 30 jaar oud is of de aankoop van een sociale koopwoning die eerst door een sociale huisvestingsmaatschappij werd aangekocht en gerenoveerd, verbeterd of aangepast;4° de bouw van een met een sociale koopwoning gelijkgestelde woning, waarbij bijzondere aandacht moet gegeven worden aan woningen gelegen in een woonvernieuwingsgebied of een woningbouwgebied. Onverminderd artikel 22 van de Vlaamse Wooncode geeft de VHM hierbij prioriteit aan de ongeschikt of onbewoonbaar verklaarde woningen, conform het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht.
De VHM betaalt de eerste schijf van de lening voor de financiering van de uit te voeren werkzaamheden aan de ontlener pas na het voorleggen van een geldige bouwvergunning die de uit te voeren werken toelaat, indien die vergunning is vereist.
Op voorstel van de VHM, bepaalt de minister de voorwaarden waaronder een woning met een sociale koopwoning kan gelijkgesteld worden en de minimum- en maximumnormen voor de woningen waartoe de VHM gemachtigd is aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden hypothecaire leningen toe te staan.
Art. 3.§ 1. De ontlener moet op de referentiedatum voldoen aan volgende voorwaarden : 1° vertrekkende van het laatst gekende aanslagbiljet voor de personenbelasting, een inkomen hebben gehad dat niet minder bedraagt dan 250.000 frank en niet meer bedraagt dan : a) 1.000.000 frank voor alleenstaanden; b) 1.500.000 frank voor een gezin van minimum twee personen; 2° geen andere woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben, dan het goed waarvoor de lening wordt aangevraagd. De maximumbedragen, bedoeld in het eerste lid, 1°, worden verhoogd met 100.000 frank per persoon ten laste.
Onverminderd het eerste lid, 2°, kan de VHM de lening weigeren, indien zij het sterke vermoeden heeft dat de ontlener delen van onroerende rechten op een dergelijke andere woning heeft vervreemd, louter en alleen om de lening te kunnen bekomen, op voorwaarde dat dit vermoeden met redenen wordt omkleed en schriftelijk aan de ontlener wordt gemotiveerd.
De bedragen, vermeld in deze §, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van januari 1999. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand december, voorafgaand aan de aanpassing en afgerond naar het dichtstbijzijnde duizendtal. § 2. De voorwaarde, vermeld in § 1, 2°, is niet van toepassing : 1° als de ontlener die andere woning betrekt en deze het voorwerp uitmaakt van een besluit tot onteigening;2° als uit een onderzoek van de VHM blijkt dat die andere woning onaangepast is;3° als uit een onderzoek van de VHM blijkt dat die andere woning onbewoonbaar is en niet in aanmerking komt voor renovatie, verbetering of aanpassing;4° op een ontlener die op de referentiedatum minstens 55 jaar oud is;5° op een ontlener die een verrichting aangaat in één van de kernsteden. In het geval, bedoeld in het eerste lid, 1°, wordt de opbrengst omgezet in een fictieve rente van zodra de onteigening is gebeurd.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5°, moet de ontlener binnen een termijn van één jaar vanaf de datum van de authentieke leningsakte, er voor zorgen dat hij voldoet aan de initiële bezitsvoorwaarde zoals vermeld in § 1, 2° en moet de ontlener aan de VHM of de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij contractueel een recht van voorkoop op die andere woning geven. De eventuele opbrengst van de vervreemding van die andere woning wordt omgezet in een fictieve rente.
In het geval, bedoeld in het eerste lid, 3°, moet de ontlener die andere woning slopen of de bestemming ervan wijzigen binnen een termijn van één jaar vanaf de datum van de authentieke leningsakte.
De ontlener zal de opbrengst van de eventuele vervreemding van die andere woning integraal aanwenden voor de verwerving van de nieuwe woning. Indien het K.I. van die andere woning hoger is dan 80.000 frank na indexatie, dan komt de ontlener niet in aanmerking voor een bijzondere sociale lening.
Indien de ontlener binnen de voorziene termijn niet heeft voldaan aan de bepalingen van het derde, vierde en vijfde lid, wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening en voor de resterende duur ervan, de referentierentevoet die bij het aangaan van de lening van toepassing was, verhoogd met 2 procentpunt, toegepast. § 3. Indien het inkomen, bedoeld in § 1, 1°, maar zonder rekening te houden met de fictieve rente, kleiner is dan 250.000 frank, dan wordt het inkomen van het jaar nadien of eventueel zelfs van het lopende jaar in aanmerking genomen, voorzover het maximumbedrag vermeld in § 1, 1°, niet wordt overschreden. Het inkomen kan dan met alle middelen worden aangetoond. Indien de VHM die middelen ontoereikend acht, kan zij de lening weigeren.
Indien de aanvrager een inkomen heeft genoten dat niet belastbaar is, wordt het geacht 250.000 frank te bedragen voor de toepassing van dit besluit. In afwijking hierop dienen inkomsten die op basis van supra-nationale belastingsakkoorden niet onderworpen zijn aan de Belgische personenbelasting, wel in aanmerking genomen te worden.
Art. 4.Het bedrag van de leningen wordt, naargelang van de soort van verrichting, bepaald door de raad van bestuur van de VHM en mag niet hoger zijn dan de verkoopwaarde van de woning.
Art. 5.§ 1. De referentierentevoet wordt op het einde van elke maand bepaald door de afdeling Financieel Management van het departement Algemene Zaken en Financiën van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op basis van een 15-jarige OLO en stemt overeen met het rekenkundig gemiddelde van de noteringen van de afgelopen maand. De aldus bepaalde referentierentevoet wordt door deze afdeling uiterlijk binnen 2 werkdagen meegedeeld aan de VHM en geldt vanaf de eerste werkdag volgend op de mededeling tot en met de dag van de volgende mededeling. De VHM moet deze referentierentevoet toepassen voorzover er een schommeling is van minstens 0,20 procentpunt ten overstaan van de door de VHM tot dan gehanteerde referentierentevoet. § 2. De basisrentevoet wordt vastgelegd door de raad van bestuur van de VHM, eventueel afhankelijk van de verrichting waarvoor de lening wordt aangevraagd. Hij mag echter niet minder bedragen dan 70 % noch meer dan 95 % van de referentierentevoet die geldt op de referentiedatum, zoals bepaald in artikel 1, 4°, a). De leningsvoorwaarden voor sanering en renovatie moeten in elk geval gunstiger zijn dan de leningsvoorwaarden voor de verrichtingen vermeld in artikel 2, 4°. § 3. De oorspronkelijke rentevoet van de lening is het eindresultaat van de volgende berekeningen : 1° de basisrentevoet, vermenigvuldigd met 10 x I/10,2 x N en berekend tot op de vierde decimaal voor een alleenstaande en vermenigvuldigd met 10 x I/6,8 x N en berekend tot op de vierde decimaal voor een gezin van twee of meer personen, waarbij I steeds het inkomen is waarnaar verwezen wordt in artikel 3, § 1, 1° of in artikel 3, § 3 en N het maximumbedrag is waarnaar verwezen wordt in artikel 3, § 1, 1°;2° vermeerdering met 20 % van de referentierentevoet, afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt, als het een nieuwbouw of een aankoop met toepassing van het BTW-stelsel betreft én de woning gelegen is buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied, met uitzondering van sociale koopwoningen;3° vermindering met 10 % van de referentierentevoet, afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt, als de woning gelegen is in één van de kernsteden of in een door de Vlaamse minister aan te wijzen woonvernieuwings- of woningbouwgebied in de provincie Vlaams-Brabant. Dit berekende resultaat wordt afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt en mag nooit hoger zijn dan de referentierentevoet en nooit lager dan 40 % van de referentierentevoet voor de verrichtingen vermeld in artikel 2, eerste lid, 2° en 3°, en 50 % van de referentierentevoet voor alle andere verrichtingen. Op basis van deze jaarrente wordt de eventuele maandrente berekend. § 4. Om de vijf jaar en voor de eerste maal op de vijfde verjaardag van het verlijden van de leningsakte, wordt de op de lening toegepaste rentevoet herberekend op dezelfde wijze als beschreven onder § 3. I is dan gelijk aan het gemiddelde inkomen over een periode van vijf jaar, die ingaat het zevende jaar dat aan de herberekening voorafgaat. Als het inkomen in een of meer van voormelde jaren nihil bedroeg, wordt dit niet in dit gemiddelde berekend. Bij de berekening van dit gemiddelde inkomen wordt, op identieke wijze als gesteld in artikel 1, 6°, slechts rekening gehouden met een gewijzigde gezinstoestand als deze vastgesteld wordt op de referentiedatum die in aanmerking genomen wordt voor de herbereking. Met een vermindering van het aantal kinderen ten laste wordt geen rekening gehouden.
Is het in het vorige lid vermelde inkomen niet hoger dan N, dan gebeurt de herberekening op grond van de kleinste basisrentevoet, die ofwel reeds van toepassing is op de lening, ofwel voortvloeit uit de toepassing van het oorspronkelijke percentage, bedoeld in § 2, op de referentierentevoet die geldt bij de herberekening. De herziene rentevoet mag daarbij nooit lager zijn dan de minimum-rentevoet berekend zoals bepaald in § 3, tweede lid.
Is het in het eerste lid vermelde inkomen hoger dan N, dan wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening de referentierentevoet toegepast die bij het aangaan van de lening van toepassing was.
Voor de toepassing van de bepalingen van deze paragraaf zijn N en het bedrag van 100.000 frank, vermeld in artikel 3, § 1, gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de decembermaand van het derde jaar dat de referentiedatum bij het aangaan van de lening voorafgaat. Ze worden telkens aangepast aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van de decembermaanden van de jaren die in aanmerking worden genomen voor de berekening van het gemiddelde inkomen zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf. § 5. De VHM dient de inhoud van de bepalingen betreffende de vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet uitdrukkelijk te vermelden in de leningsovereenkomsten met haar ontleners. § 6. In de gevallen waarin de raad van Bestuur het aangewezen acht, mag op basis van de evolutie van de marktrentevoet, aan de ontleners die al een sociale lening genieten, een tijdelijke korting op hun rentevoet toegestaan worden zonder dat de rentevoet die van toepassing is op de lening minder mag bedragen dan de referentierentevoet die van toepassing is op de datum van het toestaan van de korting, verhoogd met 1 procentpunt. Voorwaarde hierbij is dat het financieel evenwicht van de VHM niet in het gedrang komt.
Art. 6.De betalingen van de interesten en aflossingen moeten gebeuren met vaste maandelijkse bedragen. Elke maandelijkse storting vermindert het kapitaal onmiddellijk met de overeenkomstige som aan aflossing en de intresten worden verder berekend op het saldo dat verschuldigd blijft.
De duur van de lening wordt vastgesteld rekening houdend met het inkomen en met de leeftijd van de ontleners. Ze kan ten hoogste twintig jaar bedragen.
De raad van bestuur van de VHM mag deze duur verlengen. De duur van de lening mag echter nooit meer dan 30 jaar bedragen.
De ontlener moet, om de terugbetaling van de lening te verzekeren in geval van overlijden, een schuldsaldoverzekering met afnemend kapitaal sluiten ten voordele van en in samenspraak met de VHM. Onverminderd het vierde lid, mag de raad van bestuur in buitengewone omstandigheden een andere vorm van dekking aanvaarden.
De aflossing van de lening moet gewaarborgd zijn door de inschrijving van een hypotheek voor alle sommen in eerste rang op de op de woning waarop de lening betrekking heeft. Deze hypotheek moet in eerste rang zijn in geval van aankoop of nieuwbouw.
Art. 7.Zolang de lening niet integraal is terugbetaald en hoogstens gedurende 20 jaren, moet de ontlener de woning waarop de lening betrekking heeft persoonlijk bewonen. Als de woning, om welke reden dan ook, niet langer bestemd is als hoofdverblijfplaats van de ontlener, moet volgens de keuze van de ontlener, de lening ofwel volledig vervroegd terugbetaald worden, ofwel verdergezet maar dan tegen de referentierentevoet geldig bij het aangaan van de lening, verhoogd met maximaal 2 procentpunten.
Art. 8.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 1991 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de VHM, wordt d) vervangen door wat volgt : « d) referentiedatum : - bij het aangaan van de lening : de datum waarop de vennootschap de principiële beslissing tot het toestaan van de lening heeft genomen; - bij de vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet : respectievelijk zes maanden voor de vijfde, tiende, vijftiende en desgevallend twintigste en vijfentwintigste verjaardag van de leningsakte;".
Art. 9.In artikel 4, § 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden "de in § 1, tweede lid, vermelde ALSK-intrestvoe" vervangen door de woorden "de referentierentevoet";2° in het vierde lid worden de woorden "ALSK-intrestvoet" en "rente- of intrestvoet" respectievelijk vervangen door het woord "referentierentevoet" en het woord "rentevoet";3° in het vijfde lid wordt het woord "referentiedatum" vervangen door de woorden "datum van de leningsakte";4° er wordt een zesde en zevende lid toegevoegd die luiden als volgt : « Bij de berekening van het gemiddelde inkomen wordt slechts rekening gehouden met een gewijzigde gezinstoestand, bedoeld in artikel 1, f, als deze vastgesteld wordt op de referentiedatum die in aanmerking genomen wordt voor de herberekening. Gebeurt de herberekening, bedoeld in het tweede lid, op grond van de kleinste basisrentevoet, die ofwel reeds van toepassing is op de lening, ofwel voortvloeit uit de toepassing van het oorspronkelijke percentage, bedoeld in artikel 4, § 1, tweede lid, van het desbetreffende besluit, op de referentierentevoet die voor de vennootschap geldt bij de herberekening. »
Art. 10.In artikel 3, § 2, 2°, b, van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende de regeling tot de toekenning van subsidies aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij voor de financiering van haar investeringsprogramma, worden de woorden "van 23 november 1994" vervangen door de woorden "van 11 mei 1999".
Art. 11.In het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de VHM wordt het woord "aanvrager" vervangen door het woord "ontlener".
Art. 12.In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt 4° vervangen door wat volgt : « 4° referentiedatum : a) bij het aangaan van de lening : de datum waarop de VHM aan de ontlener het schriftelijk aanbod doet waarvan sprake in artikel 14 van de wet op het hypothecair krediet van 4 augustus 1992; b) bij de vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet : respectievelijk zes maanden voor de vijfde, tiende, vijftiende en eventueel twintigste en vijfentwintigste verjaardag van de leningsakte;".
Art. 13.In artikel 4, § 3, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « Om de vijf jaar en voor de eerste maal op de vijfde verjaardag van het verlijden van de leningsakte, wordt de oorspronkelijke rentevoet herberekend volgens de bepalingen van § 1, eerste lid.Er wordt rekening gehouden met het gemiddelde inkomen over een periode van vijf jaar die ingaat het zevende jaar dat aan de herberekening voorafgaat.
Als het inkomen in een of meer van voormelde jaren nihil bedroeg, wordt dit niet in het gemiddelde berekend. Bij de berekening van dit gemiddelde inkomen wordt, op identieke wijze als gesteld in artikel 1, 6°, slechts rekening gehouden met een gewijzigde gezinstoestand als die vastgesteld wordt op de referentiedatum die in aanmerking genomen wordt voor de herbereking. Met het overlijden van een kind voor het einde van het 18de levensjaar wordt bij de berekening van het gemiddelde inkomen geen rekening gehouden. » ; 2° Het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « Is het in het vorige lid vermelde gemiddelde inkomen niet hoger dan N, dan gebeurt de herberekening op grond van de kleinste basisrentevoet, die ofwel reeds van toepassing is op de lening, ofwel voortvloeit uit de toepassing van het oorspronkelijke percentage, bedoeld in § 1, derde lid, op de referentierentevoet die geldt bij de herberekening.De herberekende rentevoet mag daarbij nooit lager zijn dan de op basis van artikel 4, § 1, tweede lid toegepaste oorspronkelijke minimale rentevoet. » ; 3° Het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt : « Voor de toepassing van de bepalingen van deze paragraaf zijn N en het bedrag van 40.000 frank, vermeld in artikel 1, 6°, gekoppeld aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van de decembermaanden van de jaren die in aanmerking worden genomen voor de berekening van het gemiddelde inkomen zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf. Ze worden telkens aangepast aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de herberekening. »
Art. 14.In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende de subsidiëring van het bouwrijp maken van gronden en de aanleg van de infrastructuur en gemeenschapsvoorzieningen voor sociale woonwijken, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De particulier die een volkswoning, een kleine landeigendom of een daarmee gelijkgestelde woning koopt, en de persoon met wie hij wettelijk of feitelijk samenwoont moeten het bewijs leveren dat ze voldoen aan de voorwaarden inzake onroerend bezit en inkomen, vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999 houdende de voorwaarden voor het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode. De particulier die een woning koopt in een sociaal woonproject dat geheel of gedeeltelijk gefinancierd wordt door het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, en de persoon met wie hij wettelijk of feitelijk samenwoont moeten het bewijs leveren dat ze voldoen aan de voorwaarden inzake onroerend bezit en inkomen, vermeld in het besluit van de Vlaamse regering van 20 juli 1994 houdende regeling van het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, en houdende regeling van de voorwaarden inzake woonprojecten met een sociaal karakter. De datum van verkoopbelofte geldt hierbij als referentiedatum. »
Art. 15.Behalve voor de behandeling van de aanvragen die werden ingediend voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 11 januari 1995 en 19 januari 1999, opgeheven.
Personen die hun aanvraag indienden voor de inwerkingtreding van dit besluit, maar die hun leningsovereenkomst nog niet ondertekenden, krijgen de keuze tussen de voorwaarden van het besluit van de Vlaamse regering van 23 november 1994 houdende de voorwaarden betreffende het toestaan van leningen aan particulieren door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 11 januari 1995 en 19 januari 1999 en de voorwaarden van dit besluit.
Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 1999, met uitzondering van artikel 8 en 9 van dit besluit die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1992 en artikel 10, 11, 12 en 13 van dit besluit die uitwerking hebben met ingang van 24 november 1994.
Art. 17.De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting en de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, zijn ieder wat haar of hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 11 mei 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS