Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 11 april 2008
gepubliceerd op 29 mei 2008

Besluit van de Vlaamse Regering houdende oprichting, samenstelling en werking van het raadgevend comité bij het intern verzelfstandigd agentschap Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie

bron
vlaamse overheid
numac
2008201795
pub.
29/05/2008
prom.
11/04/2008
ELI
eli/besluit/2008/04/11/2008201795/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 APRIL 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende oprichting, samenstelling en werking van het raadgevend comité bij het intern verzelfstandigd agentschap Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie


De Vlaamse Regering, Gelet op het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikel 6, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005 tot oprichting van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie;

Gelet op het advies 44.242/1 van 20 maart 2008 van de Raad van State, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, en de Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° raadgevend comité : het raadgevend comité bij het intern verzelfstandigd agentschap Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie;2° het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie : het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie;3° de ministers : de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie. HOOFDSTUK II. - Oprichting

Art. 2.Bij het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie wordt een raadgevend comité opgericht.

Het raadgevend comité heeft als taak om : 1° adviezen te verlenen en voorstellen te formuleren aan het hoofd van het agentschap over de operationalisering van de beleidsmaatregelen voor een doelmatige, doeltreffende en klantgerichte dienstverlening, waarvoor het agentschap verantwoordelijk is;2° bij te dragen tot de kwaliteit en de optimalisatie van de dienstverlening van het agentschap, in het bijzonder door adviesverlening die steunt op de expertise van de leden van het raadgevend comité;3° te waken over de kwaliteitsopvolging en feedback te geven op de dienstverlening van het agentschap;4° vanuit de eigen expertise van de leden suggesties te doen aan het hoofd van het agentschap, als het daarmee vanuit zijn taakstelling beleidsgerichte input levert aan het departement. HOOFDSTUK III. - Samenstelling

Art. 3.Het raadgevend comité bestaat uit zeventien leden, waarvan : 1° drie vertegenwoordigers van de Vlaamse werknemersorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;2° drie vertegenwoordigers van de Vlaamse werkgeversorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;3° twee vertegenwoordigers van de Vlaamse lokale besturen;4° vier vertegenwoordigers van Vlaamse koepelorganisaties uit de sector van de sociale economie en werkgelegenheid;5° één vertegenwoordiger van de Vlaamse migrantenkoepelorganisaties;6° één vertegenwoordiger van de koepelorganisaties voor armoedebestrijding;7° één vertegenwoordiger van de Vlaamse koepelorganisatie van personen met een handicap;8° twee onafhankelijke deskundigen.

Art. 4.De leden worden door de Vlaamse Regering voor een periode van vier jaar benoemd.

Art. 5.De ministers nodigen organisaties en geledingen uit om kandidaten voor te dragen voor de mandaten, vermeld in artikel 3, 1° tot en met 7°. Daarbij wordt rekening gehouden met de maatschappelijke relevantie en de belangrijkheid van die organisaties en geledingen, evenals met de verscheidenheid ervan.

De ministers dragen de twee onafhankelijke deskundigen voor, vermeld in artikel 3, 8°.

Art. 6.De ministers wijzen onder de leden van het raadgevend comité een voorzitter en hoogstens twee ondervoorzitters aan.

Art. 7.De voordragende organisaties en geledingen wijzen een plaatsvervanger aan voor de leden, bedoeld in artikel 3, 1° tot 7°, die zij hebben voorgedragen.

Art. 8.De leden van het raadgevend comité en hun plaatsvervanger kunnen door de ministers vroegtijdig worden ontslagen, op hun eigen verzoek of op verzoek van de organisaties en geledingen, vermeld in artikel 3, die de leden hebben voorgedragen, of om ernstige redenen.

Het lid dat vroegtijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat voor de resterende duurtijd van het mandaat in de effectieve vervanging van het lid door de Vlaamse Regering is voorzien met naleving van artikelen 3, 5 en 7, dan wel totdat de duurtijd van het mandaat van het lid dat werd vervangen, is verstreken.

Art. 9.Het lidmaatschap van het raadgevend comité is onverenigbaar met elk van de volgende mandaten of ambten : 1° lid van het Europees Parlement, de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement of de Brusselse Hoofdstedelijke Raad;2° het ambt van federaal minister, minister van een deelstatelijke regering of staatssecretaris;3° lid van een kabinet van leden of ambten, vermeld in 1° of 2°;4° het ambt van personeelslid van een departement of een agentschap, dat in een hiërarchische verhouding staat tot de ministers;5° het ambt van personeelslid van het Vlaams Parlement of van de bij het Vlaams Parlement opgerichte diensten;6° het ambt van personeelslid van een strategische adviesraad, opgericht krachtens het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden. HOOFDSTUK IV. - Werking

Art. 10.Het raadgevend comité stelt binnen drie maanden na de samenstelling ervan een huishoudelijk reglement op, volgens het model dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd. Het huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Tewerkstellingsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de Sociale Economie, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 11 april 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT

BIJLAGE. - MODEL VAN HUISHOUDELIJK REGLEMENT 1° Begrippenkader Definities 2° Praktische werking : a) Voorzitterschap en ondervoorzitterschap : taken en bevoegdheden b) Leden : omschrijving van de rechten c) Secretariaat d) Regels voor bijeenroeping en agenda van de vergadering e) Aard en frequentie van de vergaderingen f) Omschrijving van rechtsgeldig quotum g) Procedure van de besluitvorming h) Organisatie van de besprekingen en de besluitvorming i) Procedure om externen bij de werkzaamheden te betrekken 3° Deontologie : a) Formeel engagement van de leden en plaatsvervangers b) Organisatie van de aanwezigheden en afwezigheden c) Bekendmaking van de besluitvorming d) Klachtenbehandeling 4° Informatie- en rapporteringsopdracht van het comité : a) Organisatie van de verslaggeving b) Organisatie van de archivering c) De informeringsplicht aan en door de administrateur-generaal 5° Aard van de opdrachten, dossiers en rapporten die aan het raadgevend comité voorgelegd moeten worden : a) Adviezen verlenen en voorstellen formuleren aan het hoofd van het agentschap over de operationalisering van de beleidsmaatregelen voor een doelmatige, doeltreffende en klantgerichte dienstverlening, waarvoor het agentschap verantwoordelijk is.b) Bijdragen tot de kwaliteit en de optimalisatie van de dienstverlening van het agentschap, inzonderheid door adviesverlening die steunt op de expertise van de leden van het raadgevend comité c) Waken over de kwaliteitsopvolging en feedback geven op de dienstverlening van het agentschap d) Vanuit de eigen expertise van de leden suggesties doen aan het hoofd van het agentschap, als het daarmee vanuit zijn taakstelling beleidsgerichte input levert aan het departement Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 houdende oprichting, samenstelling en werking van het raadgevend comité bij het intern verzelfstandigd subsidieagentschap Vlaams Agentschap voor Werk en Sociale Economie. Brussel, 11 april 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT

^