Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 oktober 2003
gepubliceerd op 10 december 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de Milieu- en Natuurverenigingen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003036141
pub.
10/12/2003
prom.
10/10/2003
ELI
eli/besluit/2003/10/10/2003036141/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de Milieu- en Natuurverenigingen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 29 april 1991 tot instelling van een Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen, inzonderheid op de artikelen 4, 11 en 16;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 1992 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 22 juli 1993, 8 maart 1995 en 17 december 1999;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 3 juni 2003;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 9 mei 2003;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 september 2003, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : a) Vlaamse minister : het lid van de Vlaamse regering bevoegd voor Leefmilieu; b) het decreet : decreet van 29 april 1991 tot instelling van een milieu- en natuurraad van Vlaanderen en tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen (B.S 31.05.1991); c) koepelorganisatie : elke organisatie met rechtspersoonlijkheid, die een aantal milieu- en natuurverenigingen - eventueel bestaande uit verschillende afdelingen of streekverenigingen al dan niet met rechtspersoonlijkheid - als aangesloten leden telt, die via een coördinatiestructuur tot gezamenlijke standpunten en acties komen, waarbij de koepelorganisatie als spreekbuis voor de leden - verenigingen optreedt;d) gewestelijke ledenvereniging : elke door de minister op basis van artikel 11 van het decreet erkende vereniging, opgericht op particulier initiatief in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut, met uitsluitend als doelstelling de bescherming van het leefmilieu en/of het natuurbehoud, die actief is in het gehele Vlaamse Gewest rond specifieke milieu- of natuuronderwerpen;e) gewestelijk thematische vereniging : elke door de minister op basis van artikel 11 van het decreet erkende vereniging, opgericht op particulier initiatief in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut, met uitsluitend als doelstelling de bescherming van het leefmilieu en/of het natuurbehoud, die actief is in het gehele Vlaamse Gewest, gericht op een welomlijnde doelgroep, werking ontplooit in deelaspecten van leefmilieu en/of natuurbehoud en gericht is op attitude- en gedragsverandering;f) regionale vereniging : elke door de minister op basis van artikel 11 van het decreet erkende vereniging, opgericht op particulier initiatief in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk of een instelling van openbaar nut, met uitsluitend als doelstelling het leefmilieu en/of het natuurbehoud, die een aantal verenigingen, afdelingen en/of aangesloten individuele leden als aangesloten leden telt, en die actief is in slechts een deel van het Vlaamse Gewest;g) streekvereniging : elke milieu en/of natuurvereniging die geen erkenning geniet overeenkomstig de bepalingen van het decreet, maar subsidie ontvangt via een erkende gewestelijke koepelorganisatie of gewestelijke ledenorganisatie;h) administratie : de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;i) voorgaand jaar : het jaar waarvoor de milieu- en/of natuurvereniging een subsidie aanvraagt;j) lopend jaar : het jaar waarin door de erkende of niet-erkende milieu- of natuurvereniging een subsidie wordt aangevraagd op basis van de aangetoonde werking in het voorgaande werkjaar;k) werkjaar : kalenderjaar lopende van 1 januari tot en met 31 december;l) de Raad : de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, ingesteld door het decreet van 29 april 1991; m ) leden : de natuurlijke personen aangesloten bij een milieu- en/of natuurvereniging die hun woonplaats hebben in het Vlaamse Gewest of in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en die jaarlijks een bijdrage van minstens 3 EUR betalen en daarvoor een tijdschrift ontvangen; n) publicatie : tijdschrift of nieuwsbrief met een vaste periodiciteit.Deze kan op papier of elektronisch verspreid worden; o) tijdschrift : een publicatie op papier, met vaste periodiciteit verspreid aan leden;p) subsidie : bedrag dat wordt toegekend op basis van artikel 12 van het decreet. TITEL II. - De erkende milieu- en natuurverenigingen HOOFDSTUK I. - Erkenning en aanvraag I. 1. AANVRAAGPROCEDURE

Art. 2.§ 1. De erkenningsaanvraag wordt bij aangetekende brief ingediend bij de administratie, vóór 1 maart van het lopende jaar. § 2. De administratie neemt het aanvraagdossier door en maakt binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de datum van ontvangst, een gemotiveerde ontwerpbeoordeling op. Zo nodig vraagt de administratie bij de aanvrager bijkomende inlichtingen op en wordt de termijn daarbij verlengd met één maand. De administratie legt de erkenningsaanvraag en de ontwerpbeoordeling ter advisering voor aan de Raad. § 3. Het advies van de Raad is niet bindend. Als de Raad niet binnen de maand vanaf de dag van ontvangst van de ontwerpbeoordeling advies heeft uitgebracht, vervalt de adviesverplichting. Veertien dagen na ontvangst van het advies van de Raad bezorgt de administratie een beoordeling aan de minister. Als de Raad in zijn advies opmerkingen formuleert of suggesties doet, motiveert de administratie in zijn beoordeling op welke manier en om welke redenen wel of niet met deze opmerkingen of suggesties rekening kan worden gehouden. § 4. Een maand na ontvangst van het dossier en de beoordeling van de administratie neemt de Vlaamse minister een beslissing over de erkenningsaanvraag en over de daarvoor noodzakelijke kredietaanpassing in de begroting van het komende jaar. § 5. Een vereniging heeft recht op een eerste subsidiëring in het jaar na de erkenning, op basis van het verslag over het werkingsjaar waarin de erkenning werd gegeven. § 6. De bevoegde minister bepaalt het model voor de erkenningsaanvraag.

Art. 3.§ 1. De erkenning geldt voor een termijn van vijf jaar, voor zover de vereniging blijft voldoen aan de toepasselijke voorwaarden. § 2. De administratie stelt de vereniging vóór 30 juni van het lopende jaar, schriftelijk op de hoogte van een inbreuk op de toepasselijke erkenningsvoorwaarden.De vereniging motiveert binnen de 30 dagen na ontvangst, om welke reden zij al dan niet aan de voorwaarde(n) heeft kunnen beantwoorden. Als slechts in beperkte mate afgeweken wordt van de erkenningsvoorwaarden zoals bepaald in de artikel 6, 7, 8 of 9 kan de betrokken vereniging zich in de toekomst in regel stellen.

Als in het daaropvolgende werkingsjaar blijkt dat nog niet aan de betrokken erkenningsvoorwaarde is voldaan, stelt de administratie de vereniging schriftelijk op de hoogte van het voornemen om haar erkenning in te trekken. De vereniging heeft de mogelijkheid daar schriftelijk op te antwoorden binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst.

Na beoordeling van de antwoorden van de vereniging, kan de administratie de minister voorstellen de erkenning in te trekken. Dit gebeurt binnen de veertien dagen na ontvangst van het antwoord van de vereniging. De intrekking geldt voor een periode van twee jaar.

I.2. ALGEMENE ERKENNINGSVOORWAARDEN

Art. 4.Voor een erkenning met het oog op subsidiëring, moeten de verenigingen, onverminderd de voorwaarden bepaald in artikel 11 van het decreet, aantonen dat ze voldoen aan de algemene voorwaarden vermeld in artikel 5 en aan de toepasselijke specifieke voorwaarden vermeld in de artikelen 6, 7, 8 of 9.

Art. 5.Om erkend te worden, moet een vereniging voldoen aan volgende algemene voorwaarden : 1° ze geeft een publicatie uit over milieu en natuur met een hoofdzakelijk sensibiliserende, vormende, wetenschappelijke en/of beleidsgerichte inhoud;2° ze is actief over het hele door haar omschreven werkingsgebied, wat blijkt uit het spreidingsgebied van haar activiteiten en van de uitgegeven publicatie;3° ze werft haar leden en/of ledenverenigingen of heeft haar werking in principe en in hoofdzaak in het Vlaamse Gewest en/of onder de Vlamingen en de Vlaamse verenigingen woonachtig of gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° ze beschikt over een bestendig secretariaat dat toegankelijk is voor het publiek;5° ze organiseert jaarlijks een algemene vergadering waaraan alle leden of lidverenigingen kunnen deelnemen of waarvoor ze stemgerechtigde leden kunnen afvaardigen;6° ze voldeed gedurende twee werkingsjaren voorafgaand aan het jaar waarin de erkenningsaanvraag wordt ingediend, aan de algemene en toepasselijke specifieke erkenningsvoorwaarden. I.3. SPECIFIEKE ERKENNINGSVOORWAARDEN I.3.1. Erkenningsvoorwaarden uitsluitend van toepassing voor koepelorganisaties

Art. 6.Om erkend te worden als subsidieerbare koepelorganisatie, dient een organisatie met rechtspersoonlijkheid te voldoen aan volgende specifieke voorwaarden : § 1. Zij voldoet aan de bepalingen zoals vastgesteld in artikel 11, § 3, van het decreet. § 2 Zij vult haar algemene werking als volgt in : 1° ze is actief in alle provincies van het Vlaamse Gewest, wat blijkt uit het spreidingsgebied van haar activiteiten en van de uitgegeven publicatie;2° haar publicatie verschijnt minstens viermaal per jaar en wordt verstuurd naar alle lidverenigingen;3° ze telt minstens de helft van de erkende gewestelijke ledenverenigingen, de helft van de erkende gewestelijke thematische verenigingen en minstens één derde van de erkende regionale verenigingen als aangesloten vereniging.Een erkende vereniging die deel uitmaakt van meerdere koepelverenigingen, bepaalt welke koepelorganisatie haar in rekening mag brengen voor het vervullen van deze erkenningsvoorwaarde; 4° de door de algemene vergadering gemandateerde bestuursorganen komen minstens tienmaal per jaar samen, wat blijkt uit de uitnodiging, verslag en de ondertekende aanwezigheidslijst;5° haar secretariaat is gedurende minstens 35 uren per week bemand en open voor het publiek;6° ze organiseert jaarlijks minstens één gewestelijke activiteit rond een thema van natuur- of milieubeleid, waarop tenminste 50 deelnemers aanwezig zijn, wat blijkt uit een door de deelnemers ondertekende aanwezigheidslijst.Ze maakt een verslag van deze bijeenkomst.; 7° ze organiseert jaarlijks minstens tien vormingsactiviteiten of studiebijeenkomsten van enige omvang, waarop minstens 20 deelnemers aanwezig zijn, wat blijkt uit een door de deelnemers ondertekende aanwezigheidslijst.Ze maakt een verslag van deze bijeenkomsten; 8° ze beschikt over een website die regelmatig wordt geactualiseerd. § 3. Haar koepelwerking stemt overeen met de hierna vermelde kenmerken : 1° ze verzorgt voor haar aangesloten lidverenigingen een algemene coördinatiestructuur en specifieke netwerking.Hiertoe realiseert ze een inhoudelijke werking, onder meer via gezamenlijke standpunten, acties en campagnes inzake het brede spectrum van het natuur- en milieubeleid. Ze treedt in milieu- en natuuraangelegenheden op als spreekbuis voor haar aangesloten verenigingen; 2° ze vertegenwoordigt haar aangesloten verenigingen bij de Vlaamse overheid, in de overlegfora en adviesorganen en bij andere bij het Vlaams milieubeleid betrokken doelgroepen;3° ze ondersteunt haar aangesloten verenigingen op het vlak van informatie, onderlinge samenwerking, organisatieontwikkeling en managementondersteuning project- en methodiekontwikkeling;4° ze verspreidt haar publicatie onder haar aangesloten verenigingen;5° ze verzorgt een begeleiding van de bij haar aangesloten streekverenigingen. I.3.2. Erkenningsvoorwaarden uitsluitend van toepassing op de gewestelijke ledenverenigingen

Art. 7.§ 1. Om erkend te worden als subsidieerbare gewestelijke ledenvereniging, dient een vereniging te voldoen aan volgende specifieke voorwaarden : 1° ze is actief in alle provincies van het Vlaamse Gewest, wat blijkt uit de spreiding van haar activiteiten en leden en van de uitgegeven publicatie;2° haar tijdschrift verschijnt minstens viermaal per jaar, bevat minstens 120 bladzijden per jaar en wordt verstuurd naar alle leden; 3° ze telt minstens 8.000 leden die elk een tijdschrift ontvangen; 4° de door de algemene vergadering gemandateerde bestuursorganen komen minstens tien maal per jaar samen, wat blijkt uit de uitnodiging, verslag en de ondertekende aanwezigheidslijst;5° haar secretariaat is gedurende minstens 35 uren per week bemand en open voor het publiek;6° ze organiseert jaarlijks minstens één gewestelijke activiteit rond een thema van natuur- of milieubeleid, waarop tenminste 50 deelnemers aanwezig zijn, wat blijkt uit een door de deelnemers ondertekende aanwezigheidslijst.Ze maakt een verslag van deze bijeenkomsten; 7° ze organiseert jaarlijks minstens tien vormingsactiviteiten of studiebijeenkomsten van enige omvang, waarop minstens 20 deelnemers aanwezig zijn, wat blijkt uit een door de deelnemers ondertekende aanwezigheidslijst.Ze maakt een verslag van deze bijeenkomsten; 8° ze beschikt over een website die regelmatig wordt geactualiseerd. § 2. Indien een gewestelijke ledenvereniging een werking heeft met aangesloten streek- en/of regionale verenigingen, realiseert ze een algemene coördinatie en specifieke netwerking, vertegenwoordigt hen bij de Vlaamse overheid in overlegfora en adviesorganen en biedt begeleiding en ondersteuning door informatie, onderlinge samenwerking, project- en methodiekontwikkeling.

I.3.3. Erkenningsvoorwaarden uitsluitend van toepassing op de gewestelijke thematische verenigingen

Art. 8.Om erkend te worden als subsidieerbare gewestelijke thematische vereniging, dient een vereniging te voldoen aan volgende specifieke voorwaarden : 1° ze is gericht op permanente activiteiten inzake onderzoek, educatie en/of sensibilisatie, of op de ontwikkeling van methodieken inzake participatie en innovatieve methodes;2° ze bakent haar thematische werking af op basis van het DPSIR-model, zoals gevoegd als bijlage 1 bij dit besluit.Ze legt daarbij een duidelijk aantoonbare link tussen de verenigingsactiviteiten en expliciete elementen van milieu- en natuurbeleid; 3° ze is actief in de vijf provincies van het Vlaamse Gewest, wat blijkt uit de spreiding van haar activiteiten en publicaties;4° haar secretariaat is gedurende minstens 17 uren per week bemand en toegankelijk.Wanneer ze twee personeelsleden gesubsidieerd krijgt, bedraagt dit 35 uren; 5° haar door de algemene vergadering gemandateerde bestuursorganen komen minstens zesmaal per jaar samen, wat blijkt uit de uitnodiging, verslag en de ondertekende aanwezigheidslijst;6° ze organiseert jaarlijks minstens één gewestelijke activiteit rond een thema van natuur- of milieubeleid, waarop ten minste 50 deelnemers aanwezig zijn, wat blijkt uit een door de deelnemers ondertekende aanwezigheidslijst.Ze maakt een verslag van deze bijeenkomst; 7° ze organiseert jaarlijks minstens zes vormingsactiviteiten of studiebijeenkomsten van enige omvang, waarop minstens vijftien deelnemers aanwezig zijn, wat blijkt uit een door de deelnemers ondertekende aanwezigheidslijst.Ze maakt een verslag van deze bijeenkomsten; 8° ze realiseert jaarlijks vier publicaties of methodieken over haar inhoudelijk thematisch werkdomein en stelt deze voor aan een welomlijnde doelgroep;9° ze beschikt over een website die regelmatig wordt geactualiseerd. I.3.4. Erkenningsvoorwaarden uitsluitend van toepassing op de regionale verenigingen

Art. 9.Om erkend te worden als subsidieerbare regionale vereniging, dient een vereniging te voldoen aan volgende specifieke voorwaarden : 1° ze is actief in minstens vijf aaneengesloten gemeenten en/of districten en deelgemeenten die deel uitmaken van steden van minstens 200 000 inwoners, wat blijkt uit de spreiding van haar activiteiten, leden en uit de inhoud van het tijdschrift;2° ze is - gespreid over haar werkingsgebied - hetzij vertegenwoordigd in minstens vijf gemeentelijke milieuadviesraden en/of gemeentelijke commissies voor ruimtelijke ordening en/of commissies voor het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan en/of officiële bovengemeentelijke structuren;hetzij actief in de milieuadviesraad en/of de commissies voor ruimtelijke ordening van een stad van minstens 200 000 inwoners en - indien aanwezig - vertegenwoordigd in voormelde adviesraden en/of commissies van betrokken deelgemeenten en districten; 3° ze telt jaarlijks minstens 500 leden die elk het tijdschrift ontvangen, ofwel minstens 20 aangesloten streekverenigingen die voldoen aan de voorwaarden omschreven in artikel 16;een streek vereniging kan slechts door één regionale vereniging ingebracht worden; 4° de door de algemene vergadering gemandateerde bestuursorganen komen minstens zes maal per jaar samen, wat blijkt uit de uitnodigingen, verslagen en de ondertekende aanwezigheidslijst;5° haar secretariaat is gedurende minstens 17 uur per week bemand en toegankelijk voor het publiek;6° ze organiseert jaarlijks minstens zes vormingsactiviteiten of studiebijeenkomsten, waarop minstens 15 deelnemers aanwezig zijn, wat blijkt uit een door de deelnemers ondertekende aanwezigheidslijst.Ze maakt een verslag van deze bijeenkomst; 7° haar tijdschrift verschijnt minstens vier maal per jaar en bevat minstens 80 bladzijden per jaar. HOOFDSTUK II. - Toekenningsvoorwaarden en subsidieregeling II. 1. PROCEDURE

Art. 10.Voor de toekenning van subsidies dienen de erkende verenigingen volgende documenten naar de administratie te sturen : 1° Vóór 1 november van het voorgaand jaar : - een door de algemene vergadering of door de algemene vergadering gemandateerd beheersorgaan goedgekeurde begroting, respectievelijk ontwerpbegroting voor het volgend werkjaar; - een door de algemene vergadering of het door de algemene vergadering gemandateerd beheersorgaan goedgekeurd werkingsprogramma voor het volgend jaar; - het aantal aangesloten verenigingen en leden; - de wijzigingen aan de gegevens uit het erkenningsdossier. 2° Vóór 1 maart van het lopend jaar : - een inhoudelijk werkingsverslag, vergezeld van de vereiste stavingstukken, over het voorgaande jaar met verwijzing naar het betrokken jaarprogramma waarvan dit een uitwerking is; - een overzicht van het subsidieerbaar personeel en de werkelijk gemaakte personeelsuitgaven in het voorgaande jaar. 3° Vóór 30 april van het lopende jaar : een door de algemene vergadering definitief goedgekeurde begroting en een goedgekeurd gedetailleerd financieel verslag van het voorbije kalenderjaar, met balans volgens het toepasselijk boekhoudkundig plan. De minister bepaalt het model van het werkingsverslag en het boekhoudkundig plan.

Art. 11.De verenigingen bezorgen jaarlijks aan de administratie een samenvattende uitgavenstaat met nauwkeurige aanduiding van de bedragen. De verenigingen houden de nodige verantwoordingsstukken ter beschikking voor eventuele controle ter plaatse door de bevoegde ambtenaren.

II.2. SUBSIDIEREGELING II.2.1 Subsidie

Art. 12.§ 1. Het krediet beschikbaar voor organieke subsidies aan de verenigingen krachtens titel I en titel II, bestaat uit het totale begrotingskrediet; minus het bedrag bestemd voor de dienstverlening inzake organisatieontwikkeling en deskundigheidsbevordering, bedoeld in artikel 14, § 1, 3°, minus het bedrag van de aanvullende forfaitaire subsidies, bedoeld in artikel 15, § 1, minus het bedrag bestemd voor de streekverenigingen zoals bedoeld in Titel III. Minimaal 75 % van dit overblijvend krediet beschikbaar voor organieke subsidies, wordt voorbehouden voor werkingssubsidie en personeelssubsidie. § 2. De vereniging ontvangt een subsidie voor de algemene werking waaronder personeelskosten. Daarenboven kan zij een aanvullende subsidie bekomen voor activiteiten en prestaties zoals omschreven in artikel 17.

Art. 13.§ 1 De personeelssubsidie bedraagt 90 % van de personeelskosten die als volgt wordt berekend : 1° de salarisschaal voor de berekening van de subsidiëring van de personeelstoelage, wordt bepaald op basis van de schalen geldend in het Paritair Comité 329.De volgende salarisschalen komen in aanmerking : educatief medewerker/beleidsmedewerker gewestelijk niveau, educatief medewerker/beleidsmedewerker regionaal niveau, administratief medewerker. Bij een loonharmonisering worden de overeenstemmende baremaschalen gehanteerd; 2° de loonkosten worden als volgt berekend : - de bruto jaarwedde, berekend volgens de salarisschalen en de anciënniteitregels bepaald in art.13. § 1, - de aan het statuut verbonden lasten inzake sociale zekerheid, - het aan het statuut verbonden vakantiegeld en het vervroegde vakantiegeld bij uitdiensttreding, - alle andere personeelskosten met een maximum van 2,5 % van de bruto jaarwedde voor de overige werkgeverskosten zoals arbeidsongevallenverzekering, arbeidsgeneeskunde, verplichte tussenkomst in verplaatsingen van en naar het werk.

De geldende anciënniteit wordt beperkt tot 5 jaren; 3° de personeelstoelage wordt niet toegekend voor een tewerkstelling die rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste valt van een openbare instelling of betoelaagd wordt in een ander subsidie- of tewerkstellingsstelsel.Voor deeltijdse personeelsleden worden de bedragen overeenkomstig het tewerkstellingsregime aangepast. § 2 Een personeelslid in een voltijdse betrekking moet deze betrekking ofwel volledig als educatief medewerker of beleidsmedewerker ofwel volledig als administratief personeelslid invullen. § 3 Bij definitieve uitdiensttreding, tijdelijke of definitieve vervanging van een gesubsidieerd personeelslid wordt de administratie onmiddellijk op de hoogte gebracht. De vereniging verstrekt hiertoe aan de administratie de volgende gegevens : 1° de datum van in- en uitdiensttreding van betrokken personeelsleden;2° de persoonlijke gegevens, de voorgaande diensten, de datum van indiensttreding, de functieomschrijving van het personeelslid dat ter vervanging in dienst komt;3° de arbeidsovereenkomst.

Art. 14.§ 1. 1° De op basis van artikel 6 erkende gewestelijke koepelorganisatie ontvangt jaarlijks een subsidie bestaande uit een werkingssubsidie van 17.355 EUR en een subsidie voor zes personeelsleden waarvan minimaal 1 administratief personeelslid. 2° Per voltooide schijf van 40 bij haar aangesloten streekverenigingen, zoals bedoeld in artikel 16, ontvangt ze jaarlijks een subsidie voor een bijkomend personeelslid en een bijhorende werkingstoelage van 2.480 EUR. Zij ontvangt deze bijkomende personeelssubsidie op basis van een gemotiveerd aanvraagdossier.

Hierin wordt aangetoond dat, per voltooide schijf van 40 bij haar aangesloten streekverenigingen in het voorbije werkingsjaar 10 extra vormingsactiviteiten of studiebijeenkomsten georganiseerd die gericht zijn op de begeleiding en versterking van deze aangesloten streekverenigingen. 3° Ze ontvangt jaarlijks een bijzondere subsidie van drie procent op het totale begrotingskrediet van het besluit.Deze bijzondere subsidie gebruikt ze voor een ondersteunende dienstverlening inzake organisatieontwikkeling en deskundigheidsbevordering die ze kosteloos aanbiedt aan alle milieu- en natuurverenigingen,. Dit gebeurt door activiteiten als ontwikkeling en gegevensverzameling, informatie en communicatie, begeleiding, implementatie van kwaliteitszorg en vormingsprogramma's. Hiertoe kan ze overeenkomsten afsluiten met derden. De dienstverlening wordt voor 1 november vastgelegd in een jaarplan en begroting dat is opgesteld in samenspraak met de milieu- en natuurverenigingen. Een jaarlijks verslag over de werking en de financies worden respectievelijk uiterlijk op 1 maart en op 30 april bezorgd aan de administratie. § 2. De op basis van artikel 7 erkende gewestelijke ledenvereniging ontvangt jaarlijks een subsidie bestaande uit een werkingssubsidie van 9.000 EUR en een personeelssubsidie voor 3 personeelsleden waarvan maximaal 1 administratief medewerker. Per voltooide schijf van 40 bij haar aangesloten streekverenigingen, zoals bedoeld in artikel 16, ontvangt ze jaarlijks een subsidie voor een bijkomend personeelslid en een bijhorende werkingstoelage van 2.480 EUR. Zij ontvangt deze personeelssubsidie op basis van een gemotiveerd aanvraagdossier zoals omschreven in artikel 14, § 1, 2°. § 3. De op basis van artikel 8 erkende gewestelijke thematische vereniging ontvangt jaarlijks een subsidie bestaande uit een werkingssubsidie van 9.000 EUR en een personeelssubsidie voor 1 educatief- of beleidsmedewerker. Zij ontvangt een bijkomende personeelssubsidie voor een tweede personeelslid op basis van een gemotiveerd aanvraagdossier dat aantoont dat in aanvulling op de erkenningscriteria minstens drie van de volgende elementen gerealiseerd zijn in het voorgaand jaar : 1° haar structureel ontwikkelde dienstverlening voor de leden;2° het bereik van haar werking is substantieel groter wat blijkt uit minstens 2 gewestelijke activiteiten en 10 vormingsactiviteiten of studiebijeenkomsten zoals omschreven in artikel 8, 7° en 8°;3° haar thematische werking is gericht op samenwerking met derden zoals blijkt uit minstens 5 verschillende contractueel bewezen partnerships met verschillende verenigingen, instellingen of lokale besturen;4° haar thematische werking is uniek en complementair in en ten aanzien van de sector van natuur- en milieuverenigingen;5° haar communicatie met het publiek en aandacht voor de media die blijkt uit acties, campagnes, persdossiers, publieksgerichte folders en brochures;6° haar beleidsondersteunende en -adviserende werking. § 4. De op basis van artikel 9 erkende regionale vereniging ontvangt jaarlijks een subsidie bestaande uit een werkingssubsidie van 9.000 EUR en een personeelssubsidie voor een halftijdse tewerkstelling voor educatieve of administratieve ondersteuning. Wanneer de vereniging overeenkomstig de bepalingen van artikel 9, 1°, actief is in minstens 10 aaneengesloten gemeenten en/of districten en deelgemeenten, ontvangt de regionale vereniging een bijkomende werkingssubsidie van 2.480 EUR en een bijkomende personeelssubsidie voor een halftijdse tewerkstelling.

Art. 15.§ 1. Overeenkomstig artikel 13 van het decreet, heeft elke erkende vereniging die vertegenwoordigd is in de Raad, recht op een aanvullende forfaitaire subsidie ter ondersteuning van haar adviesverlenende opdracht in de Raad en de deelraden en commissies toegevoegd aan de Raad. Om voor deze aanvullende subsidie in aanmerking te komen moet de vereniging een brede beleidswerking kunnen bewijzen. Dit moet blijken uit : 1° verslagen van activiteiten die een breed spectrum van het globale milieu- en natuurbeleid bestrijken;2° de uitgave van afzonderlijke, onderbouwde en beleidsgerichte publicaties. § 2. Het bedrag van de aanvullende subsidie per vereniging wordt forfaitair vastgesteld op het product van de totale jaarlijkse loonkost, met inbegrip van de werkgeversbijdragen, van een adjunct van de directeur bij het secretariaat van de Raad, zoals bedoeld in artikel 3, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 7 januari 1992 houdende vaststelling van het aantal contractuele personeelsleden dat ter beschikking wordt gesteld van het secretariaat van de Milieu- en Natuurraad in Vlaanderen, alsmede van de aanwerving- en bezoldigingsregeling van deze personeelsleden, met maximaal het equivalent van de totale jaarlijkse loonkost van zes attachés bij het secretariaat van de Raad. § 3. De aanvullende subsidie wordt gebruikt voor de personeelskosten van een aantal beleidsmedewerkers. Dit aantal staat in verhouding tot het aantal effectieve leden die als vertegenwoordiger van de vereniging als lid van de Raad werden aangesteld. § 4. De aanvullende subsidie wordt voor 100 % aan de vereniging uitbetaald indien haar vertegenwoordigers op meer dan drie vierde van de plenaire vergaderingen van de Raad aanwezig waren. De subsidie wordt beperkt tot 50 % indien meer dan 1/3 doch minder dan 2/3 van de plenaire vergaderingen werd bijgewoond.

TITEL III. - De streekverenigingen

Art. 16.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de toekenning van subsidies dienen de streek verenigingen en de organisaties die niet in aanmerking komen voor erkenning, overeenkomstig het artikel 11 van het decreet aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° actief zijn inzake het brede spectrum van leefmilieu en natuurbehoud;2° aangesloten zijn bij een gewestelijke ledenvereniging of een gewestelijke koepelorganisatie;3° activiteiten hebben die zich situeren op minstens gemeentelijk niveau, die verder reiken dan thematische en tijdgebonden situaties en die plaatsvinden in het Vlaamse Gewest;4° ten minste 50 leden tellen;5° beschikken over goedgekeurde statuten en/of een werkingsreglement;6° een bestuur dat jaarlijks minimaal drie maal vergadert;7° jaarlijks minimaal 4 publieksgerichte activiteiten hebben die voorafgaandelijk aangekondigd worden in een eigen publicatie of in deze van de gewestelijke ledenvereniging of koepelorganisatie waar ze is bij aangesloten. § 2. De subsidieaanvraag wordt ingediend via de gewestelijke ledenvereniging of koepelorganisatie waar de streekvereniging zich bij heeft aangesloten. Om een eerste maal subsidie te bekomen, wordt aanvraag dossier ingediend vóór 1 april van het lopende jaar, met het oog op het verwerven van subsidie het jaar nadien. De streekvereniging levert het bewijs, reeds minstens twee werkjaren voor het indienen van de aanvraag een werking te hebben die voldoet aan de voorwaarden uit §1. De administratie onderzoekt de aanvragen en stelt uiterlijk op 1 juni van het lopende jaar de betrokken gewestelijke ledenvereniging of koepelorganisatie in kennis van het antwoord. § 3. Om de subsidie te bekomen dient de streekvereniging via een gewestelijke ledenvereniging of de gewestelijke koepelorganisatie aanvullend op § 2, volgende elementen aan de administratie toe te sturen : 1° vóór 1 november van het voorgaand jaar : een werkingsprogramma en begroting voor het volgend jaar en een verklaring van de gewestelijke organisatie dat zij aangesloten is bij de betrokken gewestelijke organisatie;2° vóór 1 april van het lopende jaar : een werkingsverslag en financieel verslag van het vorige jaar. De minister bepaalt het model van het werkingsverslag en van het financieel verslag. § 4. De gewestelijke ledenvereniging of koepelorganisatie, ontvangt voor elke streekvereniging die aan vermelde voorwaarden voldoet, ter ondersteuning van diens activiteiten, een maximumsubsidie ten belope van 50 % van de totale werkingskosten, met een minimum van 500 EUR en een maximum van 1.000 EUR. Zij dient in haar boekhouding aan te tonen dat de subsidies van het voorgaande jaar voor de streekverenigingen, effectief aan die streekverenigingen werden doorgestort.

TITEL IV. - Bijkomende subsidies

Art. 17.De subsidie op basis van artikel 12 tot en met 14, kan met een bijkomende subsidie van telkens een negende worden verhoogd indien de vereniging voldoet aan de specifieke voorwaarden van één van volgende categorieën : 1° het verhogen van het bereik van de werking door minstens twee van volgende activiteiten : - de uitbouw en permanente openstelling van een toegankelijk documentatiecentrum; - het opzetten van vorming van aangesloten leden en/of verenigingen supplementair aan de vereiste erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden; - het realiseren van samenwerkingsverbanden met derden buiten de natuur- en milieusector; - het opzetten van specifieke activiteiten gericht op gender, het bereiken van kansengroepen, anders validen, allochtonen,...); - het participeren en/of initiëren van samenwerking in bovengemeentelijke structuren supplementair aan de vereiste erkenningsvoorwaarden; 2° deelname aan minstens twee activiteiten van de dienstverlening inzake organisatieontwikkeling en deskundigheidsbevordering bedoeld in artikel 14, § 1, en de toepassing daarvan in de eigen werking aantonen via inspannings-, proces- of resultaatsindicatoren;3° het beschikken over een werkingsprogramma van minimaal twee jaar. TITEL V. - Algemene bepalingen

Art. 18.§ 1. Het bedrag van de personeelssubsidie, zoals bepaald in de artikelen 13 en 14, wordt vanaf 1 januari 2003 gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. § 2. Voor de overige subsidies, worden de bedragen aangepast aan het indexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. § 3. Overeenkomstig artikel 12, tweede lid, van het decreet, komen activiteiten waarvoor met toepassing van andere regelingen vanwege de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest subsidies ontvangen worden, niet in aanmerking voor de toekenning van de subsidie op grond van dit besluit. Het te verwachten bedrag van die andere subsidies wordt duidelijk vermeld in de begroting of de ontwerpbegroting bedoeld in artikel 10, eerste lid, 1°, eerste streepje, van dit besluit. § 4. De subsidies worden als volgt uitgekeerd : 1° De subsidies zoals bedoeld in de artikelen 12 tot en met 14 worden uitgekeerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, § 2, van het decreet van 29 april 1991 tot instelling van een Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen;2° De subsidies bedoeld in artikel 15 worden uitgekeerd in februari van het lopende jaar;3° De subsidies bedoeld in artikel 16 worden uitgekeerd in mei van het lopende jaar;4° De subsidies voor de dienstverlening inzake organisatieontwikkeling en deskundigheidsbevordering, vermeld in artikel 14 § 1, worden voor de werking in het lopende jaar uitgekeerd middels 4 trimestriële voorschotten van 22,5 % op de eerste maand van ieder trimester.Het saldo wordt uitgekeerd op basis van afrekeningen voorgelegd op uiterlijk 1 april van het komende jaar.

Art. 19.§ 1. De erkende verenigingen sluiten een verzekering af voor burgerlijke aansprakelijkheid op grond van de artikelen 1382 tot en met 1386 van het Burgerlijk Wetboek. § 2. De omvang van het minimaal te verzekeren bedrag zal bepaald worden in verhouding met de hoogte van de inkomsten van het voorgaand jaar, desgevallend verminderd met de toelagen vanwege het Vlaams Gewest voor de aankoop en het beheer van natuurreservaten, wat neerkomt op een minimaal verzekerd bedrag van : - voor gewestelijke koepelorganisaties : minimaal vijfmaal het bedrag van de inkomsten van het voorgaand jaar; - voor gewestelijke ledenverenigingen en thematische verenigingen zonder koepelfunctie : minimaal viermaal het bedrag van de inkomsten van het voorgaand jaar; - voor regionale verenigingen : minimaal driemaal het bedrag van de inkomsten van het voorgaand jaar. § 3. De in § 1 bedoelde inkomsten dienen bewezen te worden aan de hand van een door de algemene vergadering goedgekeurd gedetailleerd financieel verslag, met balans volgens het boekhoudkundig plan gevoegd in bijlage bij dit besluit.

Art. 20.§ 1. Jaarlijks wordt, naar aanleiding van de subsidieaanvragen in het kader van dit besluit een volledige of gedeeltelijke controle van de erkende verenigingen doorgevoerd. § 2. Met het oog op de toepassing van artikel 5 voert de administratie geregeld inspecties en steekproeven uit om vast te stellen of de verklaringen die de verenigingen, onder meer op grond van de artikel 6, 7, 8, 9, 13, 14, 15 of 16 afleggen, overeenstemmen met de werkelijkheid. § 3. De administratie maakt jaarlijks, op basis van de op grond van vorige paragrafen verkregen gegevens evenals van alle andere gegevens betreffende aangevraagde en geldende erkenningen, een overzichtsrapport op. De concrete modaliteiten daarvan worden door de minister bepaald. Hierbij wordt nagegaan of de erkende verenigingen blijvend voldoen aan de toepasselijke erkenningsvoorwaarden en in welke mate ze voldoen aan de subsidievoorwaarden. De resultaten van deze doorlichting worden vóór 30 mei van het werkingsjaar medegedeeld aan de Raad. § 4. De erkende verenigingen alsmede de verenigingen die een erkenningsaanvraag ingediend hebben, verlenen toegang voor eventuele controles ter plaatse door de bevoegde ambtenaren. De erkende verenigingen stellen de nodige verantwoordingstukken ter beschikking.

Art. 21.Volgens artikel 57 eerste en tweede lid van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, is de vereniging tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie gehouden indien zij de toepasselijke voorwaarden niet naleeft, indien zij de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden waarvoor ze verleend werd en indien zij de in artikel 21 bedoelde controle verhindert.

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op datum van de ondertekening.

TITEL VI. - Opheffingsbepalingen

Art. 23.Het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 1992 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen wordt met uitzondering van de bepalingen van titel III « Bijzondere projecten inzake het leefmilieu en/of natuurbehoud » opgeheven.

TITEL VII. - Overgangsbepalingen

Art. 24.Tijdens het eerste werkjaar na inwerkingtreding van het besluit, kunnen verenigingen die tot een eerste aanwerving van reguliere tewerkstelling overgaan, voor het lopend jaar een bijkomende personeelstoelage bekomen. Deze toelage bedraagt 30 % van de bedragen verkregen met toepassing van de artikelen 13 en 14, § 4. Deze tewerkstelling dient een aanvang te nemen vóór 1 juni van het lopend jaar. Deze personeelstoelage wordt uitgekeerd - op basis van de tewerkstellingsperiode - in april en oktober van het lopende jaar en in januari van het jaar nadien, op basis van de nodige stukken waaruit de gedane personeelsuitgaven blijken.

Art. 25.§ 1. Voor het begrotingsjaar 2003/werkjaar 2002 worden de subsidies berekend op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 1992. De dienstverlening inzake organisatieontwikkeling en deskundigheidsbevordering, bedoeld in artikel 14, § 1, wordt in 2003 forfaitair vastgesteld op 50.000 EUR. § 2. De erkenning van de verenigingen die erkend zijn bij de inwerkingtreding van dit besluit, wordt omgezet in een erkenning voor vijf jaren die ingaat bij de inwerkingtreding van dit besluit. Voor de verenigingen die bij inwerkingtreding van dit besluit, erkend zijn als gewestelijke ledenvereniging en die, door de veranderde criteria, een gewestelijke thematische vereniging geworden zijn, wordt de erkenning ambtshalve omgezet naar een erkenning voor vijf jaren als gewestelijke thematische vereniging. Andere erkende verenigingen die wensen te veranderen van aard van erkenning, dienen de procedure te volgen zoals voorzien in artikel 2. § 3. De streekverenigingen die gesubsidieerd zijn op het ogenblik van inwerkingtreding van dit besluit, zijn voor de eerste twee werkjaren na het jaar van inwerkingtreding van dit besluit vrijgesteld van de voorwaarden uit art. 16, § 1. In de subsidieaanvraag voorzien in § 2 van artikel 16 geven zij wel bewijs van werking in het voorbije werkjaar en naleving van de toepasselijke voorwaarden zoals omschreven in art. 16 van het door artikel 25 opgeheven besluit van 3 juni 1992.

Deze streekverenigingen dienen vanaf het derde werkjaar na in voege treden van het besluit, aan de voorwaarden te voldoen zoals omschrevern in artikel 16, § 1. § 4. De verenigingen die een dossier indienden volgens de modaliteiten van het opgeheven besluit van 3 juni 1992, kunnen per 1 november een aangepast dossier indienen.

Art. 26.De Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen Het DPSIR-model Het Europees Milieuagentschap (EEA) heeft tot het DPSIR-model (Drivers-Pressure-State-Impact-Response) ontwikkeld. Het model vormt de basis voor een steeds groeiend aantal, op nationaal en internationaal vlak, uitgevoerde werkzaamheden in verband met enerzijds indicatoren voor duurzame ontwikkeling en anderzijds de integratie van economische, sociale en ecologische beleidsmaatregelen.

De betekenis van de initialen DPSIR stemt overeen met vijf functies : D voor Driving forces : die eerste functie slaat op de sturende krachten, met andere woorden, de menselijke activiteiten en processen, bijvoorbeeld : de productie van goederen en diensten, toerisme en sparen.

P voor Pressure : de tweede functie stemt overeen met de druk die op de menselijke en natuurlijke hulpbronnen wordt uitgeoefend, bijvoorbeeld : de uitstoot van broeikasgassen en werkloosheid.

S voor State : de derde functie beschrijft de toestand van de menselijke en de natuurlijke hulpbronnen waarop die druk inwerkt, bijvoorbeeld : de ozonconcentratie en het percentage mensen dat onder de armoedegrens leeft.

I voor Impact : de vierde functie beschrijft de rechtstreekse gevolgen van de uitgeoefende druk voor de mens en zijn milieu en ook de weerslag van veranderingen in de maatschappij en het natuurlijk milieu, bijvoorbeeld : het sterftecijfer dat te wijten is aan bepaalde vormen van vervuiling en bepaalde gezondheidsproblemen.

R voor Response : de vijfde functie slaat op de politieke en maatschappelijke keuzen, die gemaakt worden om tegemoet te komen aan maatschappelijke- en milieuproblemen, bijvoorbeeld: het niveau van de overheidsuitgaven en het bestaan van minimuminkomens.

Zonder een volledig model van de wisselwerking tussen alle economische, sociale en ecologische factoren van de ontwikkeling te willen zijn, maakt dit DPSIR-model het mogelijk de ingewikkelde banden tussen de economische activiteit en de toestand van de maatschappij en het milieu te benaderen. Volgens dit model bestaat er een oorzakelijk verband tussen de sturende krachten en de druk, die op de staat van het milieu en de maatschappij wordt uitgeoefend. De impact hiervan leidt uiteindelijk tot maatschappelijke antwoorden die de dynamiek van het systeem verzekeren. Het model maakt het aldus mogelijk het verband te leggen tussen de oorzaken van de ecologische en de maatschappelijke problemen, hun weerslag en de antwoorden die de maatschappij ervoor aanbrengt (zie ook in figuur 1). De indicatoren kunnen worden gekoppeld aan of worden verdeeld volgens de vijf functies in dit model.

Dit model werd gekozen door de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD) ingesteld door de Verenigde Naties om in het kader van de internationale oefening inzake het testen van duurzame ontwikkeling meer dan 130 indicatoren voor duurzame ontwikkeling te rangschikken Dit model is gebaseerd op de werkzaamheden inzake milieu-indicatoren van de CSD en die van de OESO inzake milieu-indicatoren (Pressure-State-Impact-Response-model).

Figuur 1: DPSIR in de praktijk Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen.

Brussel, 10 oktober 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, L. SANNEN

^