gepubliceerd op 24 juli 2020
Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de diensten voor gezinszorg naar aanleiding van de COVID-19-pandemie
10 JULI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van een aantal maatregelen ter ondersteuning van de diensten voor gezinszorg naar aanleiding van de COVID-19-pandemie
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het Woonzorg
decreet van 15 februari 2019Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
15/02/2019
pub.
03/05/2019
numac
2019030252
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende de woonzorg
sluiten, artikel 55, § 1, eerste lid, en artikel 56, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2019.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 29 juni 2020. - Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State, met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Er is een dringende noodzakelijkheid omdat de diensten voor gezinszorg door de COVID-19-pandemie in een uiterst precaire situatie beland zijn, met een grote financiële impact. Door de hoge uitval van personeel wegens ziekte en door de grote daling van het aantal zorgvragen van gebruikers verliezen die diensten een belangrijk deel van hun subsidies voor 2020. Daarnaast dalen hun inkomsten uit bijdragen van de gebruikers sterk door een vermindering van het aantal zorgvragen en door de inschakeling van hun personeel in andere zorgvormen, zoals woonzorgcentra en schakelzorgcentra. Daardoor dreigt de financiële leefbaarheid van de diensten voor gezinszorg in het gedrang te komen. Met dit besluit wordt aan die diensten zo snel mogelijk duidelijkheid gegeven over de maatregelen die het verlies aan subsidies en aan inkomsten uit bijdragen van de gebruikers zullen compenseren.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° administrateur-generaal: de administrateur-generaal van het agentschap;2° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035841 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid » sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";3° dienst: een dienst voor gezinszorg;4° gezinszorgbesluit: bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers;5° Vesta: het systeem van elektronische gegevensuitwisseling dat elke dienst gebruikt om de gegevens over zijn personeel en zijn gebruikers, die nodig zijn om de subsidies te berekenen en om operationele en beleidsinformatie te genereren, aan het agentschap te bezorgen. HOOFDSTUK II. - Compensatie voor het verlies aan subsidies voor gezinszorg
Art. 2.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder: 1° gesubsidieerde uren gezinszorg voor 2019: de uren gezinszorg, met inbegrip van de uren die gepresteerd zijn in een centrum voor dagopvang en de gelijkgestelde uren, en de uren bijscholing waarvoor de dienst in 2019 subsidies ontvangen heeft;2° subsidiabele uren gezinszorg voor 2020: de uren gezinszorg, met inbegrip van de uren die gepresteerd zijn in een centrum voor dagopvang en de gelijkgestelde uren, en de uren bijscholing die de verzorgende personeelsleden die in aanmerking komen voor subsidiëring in 2020 gepresteerd hebben voor de dienst, in voorkomend geval inclusief de gelijkgestelde uren boven de begrenzing, vermeld in artikel 55, derde lid, van het gezinszorgbesluit, en inclusief de uren bijscholing boven de begrenzing, vermeld in artikel 65 van het gezinszorgbesluit;3° urencontingent voor 2020: het urencontingent gezinszorg dat voor het jaar 2020 toegewezen is aan de dienst, vermeerderd met 2%. § 2. Bij de berekening van de subsidies voor de gepresteerde uren en de uren bijscholing van het verzorgend personeel, vermeld in artikel 52, eerste lid, 1°, van het gezinszorgbesluit, die betrekking hebben op het jaar 2020, worden de begrenzingen op de gelijkgestelde uren, vermeld in artikel 55, derde lid, van het gezinszorgbesluit, en op de uren bijscholing, vermeld in artikel 65 van het gezinszorgbesluit, niet toegepast.
Het agentschap berekent de subsidies, vermeld in het eerste lid, eerst op basis van de gepresteerde uren en de uren bijscholing van 2020 die de dienst doorgestuurd heeft naar Vesta, in voorkomend geval met toepassing van de begrenzingen, vermeld in het eerste lid. Op basis van die berekening wordt het saldo van de subsidies in kwestie bepaald. Daarna wordt het saldo uitbetaald conform artikel 66, eerste lid, van het gezinszorgbesluit.
Vervolgens berekent het agentschap de subsidies, vermeld in het eerste lid, voor elke dienst opnieuw, op basis van de subsidiabele uren gezinszorg voor 2020. Het verschil tussen die berekening en de berekening, vermeld in het tweede lid, is de compensatie voor het verlies aan subsidies voor het verzorgend personeel.
In afwijking van het derde lid worden de subsidies berekend op basis van het urencontingent voor 2020, als het aantal subsidiabele uren gezinszorg voor 2020 van de dienst groter is dan dat urencontingent voor 2020 van de dienst in kwestie.
De administrateur-generaal betaalt de compensatie, vermeld in het derde lid, voor 31 juli 2021 uit aan de diensten. § 3. Paragraaf 2, derde lid, is niet van toepassing op diensten waarvan het totaal van de gesubsidieerde uren gezinszorg voor 2019 groter is dan het totaal van de subsidiabele uren gezinszorg voor 2020.
Voor de diensten, vermeld in het eerste lid, is de compensatie voor het verlies aan subsidies voor het verzorgend personeel gelijk aan het verschil tussen de berekening van de subsidies op basis van de gesubsidieerde uren gezinszorg voor 2019, en de berekening, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.
In afwijking van het tweede lid wordt het urencontingent voor 2020 gebruikt in plaats van de gesubsidieerde uren gezinszorg voor 2019, als het totaal van de gesubsidieerde uren gezinszorg voor 2019 groter is dan het urencontingent voor 2020.
De administrateur-generaal betaalt de compensatie, vermeld in het tweede lid, voor 31 juli 2021 uit aan de diensten.
Art. 3.In afwijking van artikel 53, § 5, tweede lid, van het gezinszorgbesluit kunnen de diensten die het percentage van 4,2% onregelmatige prestaties in 2020 overschrijden, de verhogingen, vermeld in artikel 53, § 3, van het gezinszorgbesluit, binnen de beschikbare begrotingskredieten ook ontvangen voor de onregelmatige prestaties die dat percentage van 4,2% overschrijden als die grens op sectorniveau overschreden wordt.
Art. 4.De subsidies voor het begeleidend en leidinggevend personeel, vermeld in artikel 52, eerste lid, 2° en 3°, van het gezinszorgbesluit, die betrekking hebben op het jaar 2020, worden volledig toegekend aan de diensten, ook aan de diensten die in 2020 onvoldoende vte begeleidend of leidinggevend personeel tewerkgesteld hebben om het volledige subsidiebedrag te verantwoorden.
Het agentschap berekent de subsidies, vermeld in het eerste lid, eerst op basis van de gegevens van 2020 die de dienst doorgestuurd heeft naar Vesta, met het aantal geholpen gebruikers en het aantal vte verzorgend personeel, vermeld in artikel 54, § 2 en § 3, van het gezinszorgbesluit, van 2019. Op basis van die berekening wordt het saldo van de subsidies in kwestie bepaald. Daarna wordt het saldo uitbetaald conform artikel 68, eerste lid, van het gezinszorgbesluit.
Vervolgens berekent het agentschap de subsidies, vermeld in het eerste lid, opnieuw, zonder rekening te houden met de effectieve tewerkstelling van het aantal vte begeleidend en leidinggevend personeel in 2020 bij de dienst in kwestie. Het verschil tussen die berekening en de berekening, vermeld in het tweede lid, is de compensatie voor het verlies aan subsidies voor het begeleidend en leidinggevend personeel voor gezinszorg.
De administrateur-generaal betaalt de compensatie, vermeld in het derde lid, voor 31 juli 2021 uit aan de diensten.
Art. 5.Voor de diensten waarvan de gegevens, vermeld in artikel 54, § 2 en § 3, van het gezinszorgbesluit, van 2020 lager zijn dan die van 2019, worden de subsidies, vermeld in artikel 52, eerste lid, 2°, 3° en 4°, van het gezinszorgbesluit, die betrekking hebben op het jaar 2021, berekend op basis van de gegevens van 2019. HOOFDSTUK III. - Compensatie voor het verlies aan subsidies voor schoonmaakhulp, karweihulp en oppashulp
Art. 6.In afwijking van artikel 79 en 80 van het gezinszorgbesluit worden de subsidies voor schoonmaakhulp, karweihulp en oppashulp die betrekking hebben op het jaar 2020, berekend op basis van de resultaatsindicatoren van 2019 als die hoger zijn dan die van 2020.
Het agentschap berekent de subsidies, vermeld in het eerste lid, eerst op basis van de gegevens van 2020 die de dienst doorgestuurd heeft naar Vesta, met de resultaatsindicatoren, vermeld in artikel 79, § 1, van het gezinszorgbesluit, van 2020. Daarna wordt het saldo uitbetaald conform artikel 81 van het gezinszorgbesluit.
Vervolgens wordt voor elk van de drie resultaatsindicatoren, vermeld in artikel 79, § 1, van het gezinszorgbesluit, het percentage dat de dienst in kwestie heeft gehaald in 2020, vergeleken met dat van 2019.
Het agentschap berekent de subsidie voor de dienst opnieuw voor de delen van de subsidie-enveloppe waarvoor het percentage van 2019 hoger is dan dat van 2020. Het verschil tussen die berekening en de berekening, vermeld in het tweede lid, voor dezelfde delen van de subsidie-enveloppe is de compensatie voor het verlies aan subsidies voor schoonmaakhulp, karweihulp en oppashulp.
De berekeningen, vermeld in het tweede en het derde lid, gebeuren op basis van het aantal vte logistiek personeel en het aantal vte doelgroepwerknemers die toegewezen zijn aan de dienst in kwestie voor het jaar 2020.
De administrateur-generaal betaalt de compensatie, vermeld in het derde lid, voor 31 juli 2021 uit aan de diensten.
Art. 7.Artikel 6 van dit besluit is van overeenkomstige toepassing op de diensten voor logistieke hulp, vermeld in artikel 96, § 1, eerste lid, van het Woonzorg decreet van 15 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/02/2019 pub. 03/05/2019 numac 2019030252 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de woonzorg sluiten, die in aanmerking komen voor subsidiëring in 2020. HOOFDSTUK IV. - Compensatie voor het verlies aan inkomsten uit de bijdragen van de gebruikers
Art. 8.In dit artikel wordt verstaan onder bijdragen van de gebruikers: de bijdragen, vermeld in artikel 17, § 1 en § 2, van het gezinszorgbesluit, die de gebruikers betalen aan de dienst per gepresteerd uur gezinszorg, schoonmaakhulp, karweihulp of oppashulp, met inbegrip van de bijdragen, vermeld in artikel 17, § 3, van het gezinszorgbesluit, voor de verplaatsingstijd van het personeel, en met uitzondering van de bijdragen die gefactureerd worden aan de gebruikers voor de zorg in een centrum voor dagopvang als vermeld in artikel 13 en 14 van het Woonzorg decreet van 15 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/02/2019 pub. 03/05/2019 numac 2019030252 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de woonzorg sluiten.
De diensten bezorgen uiterlijk op 1 maart 2021 al de volgende gegevens aan het agentschap: 1° het totale bedrag van de ontvangsten van de bijdragen van de gebruikers voor de prestaties in 2019;2° het totale bedrag van de ontvangsten van de bijdragen van de gebruikers voor de prestaties in 2020. Als het totale bedrag, vermeld in het tweede lid, 1°, verhoogd met 1,5%, voor een dienst hoger is dan het totale bedrag, vermeld in het tweede lid, 2°, heeft de dienst in kwestie recht op een compensatie voor het verlies aan inkomsten uit bijdragen van de gebruikers in 2020. Die compensatie is gelijk aan het verschil tussen het totale bedrag, vermeld in het tweede lid, 1°, verhoogd met 1,5%, en het totale bedrag, vermeld in het tweede lid, 2°. De administrateur-generaal betaalt de compensatie, vermeld in het derde lid, voor 30 april 2021 uit aan de diensten.
Art. 9.Artikel 8 van dit besluit is van overeenkomstige toepassing op de diensten voor logistieke hulp, vermeld in artikel 96, § 1, eerste lid, van het Woonzorg decreet van 15 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/02/2019 pub. 03/05/2019 numac 2019030252 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de woonzorg sluiten, die in aanmerking komen voor subsidiëring in 2020. HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen
Art. 10.Als een dienst van oordeel is dat de gegevens van 2019 niet representatief zijn en afwijken van een normaal werkingsjaar, kan die aan het agentschap vragen om bij de berekeningen die uitgevoerd worden met toepassing van artikel 2, 5, 6 en 8, andere gegevens te gebruiken dan die van 2019. De dienst die gebruik wil maken van die mogelijkheid, bezorgt voor 15 september 2020 een gemotiveerde aanvraag, samen met de nodige bewijsstukken, aan het agentschap.
Het agentschap onderzoekt de aanvraag en de bewijsstukken, en kan bijkomende informatie vragen aan de dienst. De administrateur-generaal brengt de dienst voor 15 december 2020 op de hoogte van de beslissing om al dan niet in te gaan op de vraag om andere gegevens te gebruiken.
In voorkomend geval vermeldt die beslissing welke gegevens gebruikt zullen worden ter vervanging van de gegevens van 2019.
Art. 11.De compensaties, vermeld in dit besluit, worden uitbetaald binnen de beschikbare begrotingskredieten. Bij een overschrijding van het beschikbare budget worden de bedragen van de compensaties evenredig verminderd.
Art. 12.De compensaties, vermeld in dit besluit, zijn niet van toepassing bij medewerkers voor wie de dienst een systeem geactiveerd heeft waarbij hij die medewerkers tijdelijk niet moet vergoeden tijdens de COVID-19-pandemie. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 juli 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE