gepubliceerd op 27 juli 2020
Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan jeugdorganisaties in het kader van het noodfonds
10 JULI 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan jeugdorganisaties in het kader van het noodfonds
Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - het
decreet van 19 juni 2020Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
19/06/2020
pub.
29/06/2020
numac
2020031056
bron
vlaamse overheid
Decreet tot het nemen van dringende maatregelen met betrekking tot de noodfondsen voor cultuur, jeugd, sport, media en de lokale besturen, en met betrekking tot de armoedebestrijding naar aanleiding van de COVID-19-pandemie
sluiten tot het nemen van dringende maatregelen met betrekking tot de noodfondsen voor cultuur, jeugd, sport, media en de lokale besturen, en met betrekking tot de armoedebestrijding naar aanleiding van de COVID-19-pandemie, artikel 4 en 7.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven 3 juli 2020. - De Sectorraad Sociaal-Cultureel Werk van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media heeft advies gegeven op 26 juni 2020. - De Vlaamse Jeugdraad heeft advies gegeven op 25 juni 2020. - Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State, met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. De dringende noodzakelijkheid laat niet toe om te wachten op het advies van de Raad van State binnen een verkorte termijn van vijf dagen. Veel actoren in de jeugdsector hebben hun werkzaamheden moeten stopzetten door de beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad. Door de creatie van het noodfonds voor de jeugdsector wil de Vlaamse Regering die actoren de noodzakelijke zuurstof geven.
De financiële situatie van veel begunstigden van het noodfonds is zo ernstig dat ze snel steun moeten kunnen aanvragen.
Motivering Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven: - Veel actoren in de jeugdsector worden geconfronteerd met beperkingen wegens de federale maatregelen van de Nationale Veiligheidsraad om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. Daardoor is financiële steun noodzakelijk. - De Vlaamse Regering heeft op 2 juni 2020 definitief beslist over het bedrag van de noodfondsen om de COVID-19-pandemie op te vangen.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Brussel, Jeugd en Media.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° administratie: het Departement Cultuur, Jeugd en Media;2° steunmaatregelen COVID-19: alle vormen van Europese, federale, gewestelijke, gemeenschaps- of lokale maatregelen die bedoeld zijn om de overlevingskans van een organisatie tijdens de periode van verbod op of beperking van publieke activiteiten te verhogen, alsook vergoedingen uit overeenkomsten die het schrappen van publieke activiteiten verzekeren;3° berekende financieringsbehoefte: het bedrag aan bijkomende financiering dat de administratie berekent op basis van de aangeleverde informatie, dat een doelgroeporganisatie kan helpen om in het jaar 2020 een bedrijfsresultaat te boeken dat nul is of dat geen groter verlies is dan begroot in de oorspronkelijke begroting voor het jaar 2020 die de algemene vergadering goedgekeurd heeft. HOOFDSTUK 2. - Steun aan organisaties
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op organisaties die zich niet in ontbinding, vereffening of faillissement bevinden en in 2020 een werkingssubsidie ontvangen op basis van het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid. Deze organisaties worden verder aangeduid als doelgroeporganisaties.
Art. 3.Steun die op basis van dit besluit toegekend wordt, moet aangewend worden voor de opdrachten, vermeld in het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid.
Art. 4.Elke doelgroeporganisatie kan een aanvraag voor ondersteuning uit het noodfonds indienen.
Art. 5.De administratie stelt een webtoepassing ter beschikking om informatie uit te wisselen met aanvragers of ontvangers van een subsidie. De webtoepassing bevat instructies voor het gebruik ervan en bepaalt welke gegevens worden ingevuld en welke bijlagen worden opgeladen. De webtoepassing biedt ten minste de volgende waarborgen: 1° het tijdstip van verzending, opvraging of aflevering van informatie wordt geregistreerd en is raadpleegbaar voor de aanvrager of ontvanger van een subsidie;2° een authenticatie en autorisatie voor gebruik van de webtoepassing zorgen ervoor dat alleen personen die daartoe gemachtigd zijn door een aanvrager of ontvanger van een subsidie, de webtoepassing kunnen gebruiken.Bij elektronische ondertekening van de informatie wordt een gekwalificeerde elektronische handtekening gebruikt.
Het gebruik van de webtoepassing is verplicht. De administratie is voor haar werkzaamheden met betrekking tot individuele dossiers alleen verplicht informatie in aanmerking te nemen die is ingevuld of opgeladen in het verplichte deel van de webtoepassing. De administratie communiceert uitsluitend via de webtoepassing met individuele aanvragers of ontvangers van een subsidie over alle aspecten van een dossier: de inhoud, de genomen procedurele stappen, de verwachte acties en elke genomen beslissing.
De administratie stelt een gestandaardiseerd aanvraagdocument ter beschikking. In dit document moet de doelgroeporganisatie de volgende informatie opnemen: 1° een identificatie van de aanvrager;2° een identificatie van de persoon die de webtoepassing gebruikt als vertegenwoordiger van de aanvrager;3° een typering van de aangevraagde ondersteuning;4° een jaarrekening 2019 die de bestuursorganen goedgekeurd hebben of die een gecertificeerde accountant geattesteerd heeft;5° een begroting die de bestuursorganen goedgekeurd hebben en die voor een normaal budgettair jaar 2020 opgemaakt is;6° een toelichting bij de overkoepelende begrotingsposten die meer dan 25% afwijken van de resultatenrekening 2019 die de bestuursorganen goedgekeurd hebben of die een gecertificeerde accountant geattesteerd heeft;7° de geschatte spreiding van de kosten en opbrengsten voor een normaal boekjaar 2020;8° een schatting van de impact van de periode, vermeld in artikel 8, derde lid, 2°, op elke boekhoudpost in de begroting 2020;9° een verklaring op erewoord over het gebruik van steunmaatregelen COVID-19.
Art. 6.Een doelgroeporganisatie dient een aanvraag in door het gestandaardiseerde aanvraagdocument, vermeld in artikel 5, derde lid, in te vullen. De aanvraag is volledig als alle verplichte onderdelen van het formulier ingevuld zijn, als er geen wijzigingen aangebracht zijn in de structuur van het formulier en als alle verplichte documenten opgeladen zijn in de webtoepassing.
Een doelgroeporganisatie kan uiterlijk op 31 augustus 2020 een aanvraag indienen.
De Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, kan om gemotiveerde redenen afwijken van de uiterste indieningsdatum en een algemene termijnverlenging toestaan.
Art. 7.Een aanvraag is ontvankelijk als: 1° de aanvrager een doelgroeporganisatie is als vermeld in artikel 2;2° de aanvraag is ingediend via de webtoepassing, vermeld in artikel 5;3° de aanvraag is ingediend voor de uiterste indieningsdatum, vermeld in artikel 6;4° de aanvraag volledig is overeenkomstig artikel 5, derde lid. De administratie bevestigt de ontvankelijkheid van een aanvraag uiterlijk op de vijfde werkdag na de uiterste indiendatum.
Art. 8.De administratie berekent voor elke ontvankelijke aanvraag de financieringsbehoefte van de doelgroeporganisatie op basis van de aangeleverde informatie.
De administratie berekent het bedrijfsresultaat voor het jaar 2020 als: 1° de som van de oorspronkelijk begrote eigen opbrengsten en subsidieopbrengsten, verminderd met de som van de oorspronkelijk begrote werkingskosten, personeelskosten en afschrijvingen;2° verminderd met de begrote gederfde eigen opbrengsten;3° vermeerderd met de som van de begrote besparing op werkingskosten, personeelskosten en de begrote extra opbrengsten die al gedeeltelijk gerealiseerd zijn. De administratie hanteert bij de berekening: 1° de oorspronkelijke begroting voor het jaar 2020 die de bestuursorganen van de doelgroeporganisatie goedgekeurd hebben;2° een periode van verbod op of beperking van publieke activiteiten van 14 maart 2020 tot en met 31 augustus 2020.De doelgroeporganisatie motiveert afwijkingen van meer dan 25% op aangeduide posten uit de begroting 2020 in vergelijking met de resultatenrekening 2019; 3° een gelijke spreiding van kosten en opbrengsten 2020 tijdens het jaar, tenzij de doelgroeporganisatie een andere spreiding meegeeft en motiveert;4° een gemotiveerde variabiliteit van kosten en opbrengsten tijdens de periode met een verbod op publieke activiteiten, zoals de organisatie inschat. Als blijkt dat een financieringsbehoefte niet berekend kan worden omdat de structuur van het ingevulde sjabloon door de doelgroeporganisatie is gewijzigd, deelt de administratie de doelgroeporganisatie in bij groep 1, vermeld in artikel 9, 1°.
Art. 9.De administratie wijst elke ontvankelijke aanvraag op basis van de oorspronkelijk berekende financieringsbehoefte toe aan een van de volgende groepen: 1° groep 1: als er geen financieringsbehoefte is, of als de financieringsbehoefte lager is dan 5% van de oorspronkelijk begrote eigen inkomsten voor 2020, zoals opgenomen in de door de bestuursorganen van de doelgroeporganisatie goedgekeurde oorspronkelijke begroting voor het jaar 2020;2° groep 2: als er wel een financieringsbehoefte wordt vastgesteld die minstens gelijk is aan 5% van de oorspronkelijk begrote eigen inkomsten voor 2020, zoals opgenomen in de door de bestuursorganen van de doelgroeporganisatie goedgekeurde oorspronkelijke begroting voor het jaar 2020. De administratie telt alle individuele financieringsbehoeften van de doelgroeporganisaties, behorende tot groep 2, op tot een totale financieringsbehoefte uiterlijk op de tiende werkdag na de uiterste indiendatum.
Als de financieringsbehoefte van een doelgroeporganisatie in groep 2 hoger dan 400.000 euro geschat wordt, wordt ze voor de optelling, beschreven in het tweede lid, geplafonneerd op 400.000 euro.
Art. 10.De administratie beslist per doelgroeporganisatie over de maximale projectsubsidie. Ze houdt daarbij rekening met de volgende regels: 1° elke doelgroeporganisatie die ingedeeld is bij groep 1, ontvangt geen subsidie;2° als er voldoende budget beschikbaar is om de totale financieringsbehoefte te compenseren, is het subsidiebedrag gelijk aan de berekende financieringsbehoefte van elke organisatie die ingedeeld is bij groep 2, hierbij rekening houdend met de plafonnering bepaald in artikel 9, derde lid;3° als er onvoldoende budget beschikbaar is om de totale financieringsbehoefte te compenseren, reduceert de administratie elke berekende financieringsbehoefte tot een definitieve gedeeltelijke compensatie met dezelfde proportie als de verhouding tussen de totale financieringsbehoefte en het beschikbare budget, hierbij rekening houdend met de plafonnering bepaald in artikel 9, derde lid.
Art. 11.Elke subsidie wordt door de administratie uitbetaald in één schijf van 100%.
Art. 12.Een subsidieontvanger: 1° onderneemt stappen om activiteiten zo veel mogelijk uit te stellen;2° onderneemt stappen om verliezen aan opbrengsten te beperken door solidariteit van gebruikers te proberen verkrijgen;3° besteedt het subsidiebedrag volledig;4° besteedt niet meer van het subsidiebedrag om eigen vaste kosten te vergoeden dan oorspronkelijk geschat;5° zet eventuele bijkomende eigen opbrengsten die hoger zijn dan het bedrag dat in de begroting van het jaar 2020 was bepaald, effectief in om de gevolgen of beperkingen voor jeugdactiviteiten in te perken.
Art. 13.Een subsidieontvanger verantwoordt de besteding van de subsidie uiterlijk op de datum waarop hij de werkingssubsidie voor het jaar 2020 verantwoordt.
Een subsidieontvanger dient een verantwoording in via de webtoepassing, vermeld in artikel 5, derde lid, die bestaat uit de jaarrekening 2020.
Een subsidieontvanger houdt alle bewijsstukken ter beschikking van de administratie. De subsidieontvanger toont op verzoek van de administratie met relevante bewijsstukken: 1° dat stappen zijn ondernomen om uitstel van geplande activiteiten te maximaliseren;2° dat stappen zijn ondernomen om solidariteit van gebruikers te stimuleren om geen terugbetaling van bijdragen van gebruikers te vragen of om afgifte van vouchers te aanvaarden;3° dat en in welke mate andere steunmaatregelen COVID-19 waarvoor de subsidieontvanger in aanmerking komt, zijn aangevraagd en verkregen, met inbegrip van het beroep op tijdelijke werkloosheid wegens overmacht. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, kan bijkomende modaliteiten en preciseringen bepalen inzake de toekenningsvoorwaarden van de subsidie, de subsidieprocedure en het toezicht op de subsidie.
Art. 15.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 10 juli 2020.
Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de jeugd, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 juli 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Brussel, Jeugd en Media, B. DALLE