gepubliceerd op 05 oktober 2001
Besluit van de Vlaamse regering houdende de toekenning van een niet-gereglementeerde subsidie voor de begrotingsjaren 2001 en 2002 aan de initiatiefnemers van voorzieningen voor bejaarden die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut
10 JULI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de toekenning van een niet-gereglementeerde subsidie voor de begrotingsjaren 2001 en 2002 aan de initiatiefnemers van voorzieningen voor bejaarden die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, § 1, II, 1°;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 5 juli 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat in afwachting van het van toepassing worden van een functionele regelgeving ter vertaling van de regularisatie van de DAC-statuten in de voorzieningen voor bejaarden de verdere financiering van deze initiatiefnemers gegarandeerd moet worden zodat zij in staat blijven de lonen uit te betalen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° voorzieningen voor bejaarden : een rusthuis, een serviceflatgebouw of een woningcomplex met dienstverlening;2° initiatiefnemer : de rechtspersoon die in een voorziening voor bejaarden verantwoordelijk is voor zowel de individuele opnames of verhuring als voor de organisatie van de zorg- en dienstverlening;3° de administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 4° de minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de bijstand aan personen. HOOFDSTUK II. - De subsidiëring
Art. 2.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de minister subsidies toekennen aan de voorzieningen voor bejaarden die personeelsleden te werk stellen in een vroeger DAC-statuut. § 2. De minister bepaalt hiertoe de voorzieningen voor bejaarden die in aanmerking komen voor subsidiëring.
Art. 3.§ 1. Voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 bestaat de subsidie uit een forfaitair bedrag van 1 138 623 frank per toegewezen VTE. § 2. De minister bepaalt hiertoe per voorziening voor bejaarden het aantal VTE.
Art. 4.§ 1. Voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 bestaat de subsidie uit een forfaitair bedrag van 29.616 euro per toegewezen VTE. § 2. De minister bepaalt hiertoe per voorziening voor bejaarden het aantal VTE.
Art. 5.Binnen de perken van de begrotingskredieten worden de subsidiebedragen geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van het Rijk worden gekoppeld.
Voormelde koppeling aan het indexcijfer wordt evenwel berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
De bedragen vermeld in artikel 3 en 4 zijn uitgedrukt tegen 100 % op basis van de spilindex van toepassing op 1 januari 2001. De koppeling aan het prijsindexcijfer gebeurt op 1 januari van het jaar volgend op de indexsprong.
Art. 6.Vóór 28 februari van het jaar volgend op het jaar dat in aanmerking genomen wordt voor de subsidiëring bezorgt de initiatiefnemer van de voorziening voor bejaarden aan de administratie de bewijsvoering van de effectieve tewerkstelling van de personeelsleden die te werk gesteld zijn in een vroeger DAC-statuut.
De minister bepaalt de vorm en de inhoud van deze bewijsvoering.
Art. 7.§ 1. Elk trimester wordt een voorschot uitgekeerd ten belope van 22,5 % van het in artikel 3 of 4 bepaalde subsidiebedrag. Deze voorschotten worden uitbetaald voor het einde van de tweede maand van het trimester waarop ze betrekking hebben. § 2. Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend, toegekend en gesaldeerd na goedkeuring door de administratie van de in artikel 6 vermelde bewijsvoering. § 3. Indien zou blijken dat een voorziening voor bejaarden meer voorschotten heeft ontvangen dan het definitieve subsidiebedrag dan wordt het verschil teruggevorderd. HOOFDSTUK IV. - Het toezicht
Art. 8.De administratie oefent ter plaatse of op stukken toezicht uit met betrekking tot de naleving van de bepalingen van dit besluit. Dit toezicht brengt het recht mee om de voorziening voor bejaarden te bezoeken en om kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die met de uitoefening van dit toezicht verband houden.
De voorziening voor bejaarden verleent zijn volle medewerking aan de uitoefening van dit toezicht. Zij bezorgt de administratie, op eenvoudig verzoek, de stukken die met de uitoefening van dit toezicht verband houden.
Art. 9.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikelen 57 en 58 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, kan de minister, als een voorziening voor bejaarden niet voldoet aan één of meerdere subsidiëringsvoorwaarden, als subsidiefraude wordt vastgesteld of als de voorziening niet meewerkt aan de uitoefening van het in artikel 8 bedoelde toezicht, de vereffening van de subsidies geheel of gedeeltelijk stopzetten voor een door hem te bepalen termijn. Ook kan de minister de reeds vereffende subsidies geheel of gedeeltelijk terugvorderen voor een door hem te bepalen termijn.
Het voornemen van de minister tot stopzetting van de subsidiëring of tot terugvordering van subsidies wordt door de administratie aan de voorziening voor bejaarden verzonden met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheden en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen worden vermeld. § 2. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de voorziening voor bejaarden tot uiterlijk 45 dagen na ontvangst van het voornemen tot stopzetting van de subsidiëring of tot terugvordering van subsidies, hiertegen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie. De voorziening kan hierin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.
In voorkomend geval zal de minister binnen zestig dagen na ontvangst van dit bezwaarschrift zijn beslissing bevestigen of intrekken.
Als de voorziening voor bejaarden geen bezwaarschrift heeft ingediend binnen de gestelde termijn of als de minister zijn beslissing binnen de gestelde termijn heeft bevestigd, wordt de subsidiëring geheel of gedeeltelijk stopgezet of worden de subsidies geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.
Als de minister zijn beslissing intrekt of als hij zijn beslissing binnen de gestelde termijn niet bevestigt, wordt de subsidiëring voortgezet of blijven de subsidies behouden. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 10.De subsidiebedragen die in de loop van 2001 reeds werden uitbetaald op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 houdende de toekenning van een niet-gereglementeerde subsidie aan de initiatiefnemers die personeelsleden te werk stellen in een gewezen DAC-statuut zullen worden verrekend naar het derde voorschot 2001.
Het derde voorschot 2001 zal gelijk zijn aan het verschil tussen 67,5 % van de conform artikel 3 bepaalde jaarsubsidie en de reeds ontvangen subsidie op basis van het in eerste lid vermelde besluit.
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 juli 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS