Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 januari 2003
gepubliceerd op 14 maart 2003

Besluit van de Vlaamse regering houdende een tijdelijk pilootproject « optimalisatie van de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs » in het secundair onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003200357
pub.
14/03/2003
prom.
10/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/10/2003200357/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JANUARI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende een tijdelijk pilootproject « optimalisatie van de overgang van het secundair naar het hoger onderwijs » in het secundair onderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor, inzonderheid op afdeling 1 van hoofdstuk X;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 18 april 2002;

Gelet op het protocol nr. 455 van 15 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van de onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en de plaatselijke overheidsdiensten op 27 juni 2002;

Gelet op het protocol nr. 223 van 15 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelende onderhandelingscomité van het vrij gesubsidieerd onderwijs op 27 juni 2002;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 15 juli 2002, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies 33.951/1 van de Raad van State, gegeven op 3 oktober 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de pilootscholen van de aangeduide pilootregio voor de schooljaren 2002-2003 tot en met 2005-2006 en is onderworpen aan de bepalingen van artikel 81 van het onderwijsdecreet XII. De overeenkomsten met de betrokken onderwijsinstellingen in het kader van dit besluit worden telkens voor de duur van 1 schooljaar afgesloten.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1o pilootschool : onderwijsinstelling gelegen in de pilootregio, die een tweede en een derde graad van het algemeen secundair onderwijs en/of het kunst secundair onderwijs en/of het technisch secundair onderwijs inricht en die toetreedt tot het project; 2o pilootregio : regio omvattende de onderwijszone 7, als bepaald in de bijlage van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs, uitgebreid met de gemeenten Heist-op-den-Berg en Berlaar; 3o pilootproject : geheel van acties voor het optimaliseren van de studie- en beroepskeuze bij de overgang naar het hoger onderwijs en waarvan de bindende bepalingen zijn vastgelegd in een overeenkomst tussen de pilootscholen van een bepaalde scholengemeenschap en het departement Onderwijs; 4o SOHO-coördinator : leraar of godsdienstleraar van de pilootschool, waaraan de uren-leraar zijn toegekend om specifieke opdrachten in het kader van het pilootproject uit te voeren. HOOFDSTUK II. - Toekenning van extra uren-leraar

Art. 3.Met toepassing van artikel 80 van het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII-Ensor en binnen de vastgestelde begrotingskredieten kunnen extra uren-leraar toegekend worden aan de pilootscholen.

De pilootscholen krijgen voor de duurtijd van het project extra uren-leraar; voor de berekening van het aantal wekelijkse extra uren-leraar gelden volgende criteria : 1o Voor de bepaling van het aantal uren-leraar per pilootschool komen alleen de regelmatige leerlingen van de tweede en de derde graad van het ASO en/of het KSO en/of het TSO, per deelnemende pilootschool in aanmerking; 2o De leerlingentelling van februari voorafgaand aan het betreffende schooljaar; 3o Aan elke deelnemende pilootschool wordt 3 uren-leraar toegekend, vermeerderd met 0,5 uren-leraar per begonnen schijf van 100 leerlingen boven de 200 leerlingen bedoeld sub 1o en 2o; 4o Binnen het totale pakket uren-leraar van een scholengemeenschap, met inbegrip van de ermee ad hoc samenwerkende scholen, kunnen halve uren overgedragen worden tussen pilootscholen teneinde opdrachten met volledige uren te bekomen; 5o De uren-leraar worden toegekend aan één SOHO-coördinator, behorende tot het lerarenkorps van de betreffende instelling, per pilootschool; een afwijking hiervan kan enkel om gegronde redenen ten bate van het pilootproject door het departement Onderwijs toegestaan worden.

Art. 4.De wekelijkse extra uren-leraar worden beschouwd als « uren die geen lesuren zijn » voor de reglementering inzake bekwaamheidsbewijzen, weddenschalen, prestatiestelsel en bezoldigingsregeling en inzake de ter beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en reaffectatie;

In de wekelijkse extra uren-leraar bedoeld in het eerste lid kunnen personeelsleden niet vast benoemd worden. Een vaste benoeming in deze uren-leraar heeft geen uitwerking ten aanzien van de overheid. De betrekkingen die ontstaan uit deze wekelijkse extra uren-leraar kunnen niet vacant verklaard worden.

Art. 5.Het gebruik van de wekelijkse extra uren-leraar en de naleving van de bepalingen van de overeenkomst door de pilootscholen wordt beoordeeld door de onderwijsinspectie. Die beoordeling kan aanleiding geven tot de stopzetting van de toekenning van de extra uren-leraar aan de betrokken pilootschool met ingang van het schooljaar volgend op de negatieve beoordeling in deze. HOOFDSTUK III. - Onkosten eigen aan het pilootproject

Art. 6.Het binnen de vastgestelde begrotingskredieten voorziene budget voor specifieke werkingskosten in het kader van het pilootproject wordt beheerd door het departement Onderwijs.

Onder specifieke werkingskosten van het pilootproject worden verstaan de meerkosten gemaakt in het kader van SOHO-pilootproject voor : 1o vorming van SOHO-coördinatoren, leraars en godsdienstleraars; 2o specifieke onkosten van de SOHO-coördinatoren bij de uitoefening van hun taken; 3o materialen en diensten ter ondersteuning van het studiekeuzeproces van de leerlingen; 4o materialen en diensten ter ondersteuning van de valorisatie en disseminatie van de resultaten van het pilootproject; 5o het inschakelen van deskundigen.

Van het budget voor de specifieke werkingskosten voor het pilootproject is een derde voorbehouden voor ondersteunende en vormende initiatieven door het departement Onderwijs ten bate van alle pilootscholen of alle SOHO-coördinatoren.

Specifieke werkingskosten gemaakt door de scholengemeenschappen, pilootscholen en/of de SOHO-coördinatoren in het kader van de pilootproject kunnen via de in de overeenkomst aangeduide instelling bij het departement Onderwijs worden verhaald met een maximum dat in de overeenkomst wordt vastgelegd.

De in het vierde lid vermelde maxima worden berekend uitgaande van het voor de pilootscholen gereserveerde gedeelte van het beschikbare budget dat verdeeld wordt naar rato van het volgens artikel 3, tweede lid, toegekende totale aantal uren-leraar per scholengemeenschap. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 januari 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

^