Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 december 1999
gepubliceerd op 01 april 2000

Besluit van de Vlaamse regering houdende wijziging van de besluiten betreffende inspectie en begeleidingsdiensten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035329
pub.
01/04/2000
prom.
10/12/1999
ELI
eli/besluit/1999/12/10/2000035329/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 DECEMBER 1999. - Besluit van de Vlaamse regering houdende wijziging van de besluiten betreffende inspectie en begeleidingsdiensten


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie, Dienst voor Onderwijsontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 28 april 1993, 1 december 1993, 15 december 1993, 21 december 1994, 22 februari 1995, 19 april 1995, 20 juni 1996, 8 juli 1996, 24 juli 1996, 25 februari 1997, 14 juli 1998, 1 december 1998 en 13 april 1999;

Gelet op het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, gewijzigd bij de decreten van 8 juli 1996 en 13 april 1999;

Gelet op het besluit van 17 juli 1991 tot uitvoering van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 31 juli 1992, 25 november 1992, 31 januari 1996, 16 juli 1996, 25 maart 1997, 20 januari 1998; 10 november 1998 en 4 mei 1999;

Gelet op het besluit van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 1996;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 4 juni 1999;

Gelet op het protocol nr. 349 van 22 juni 1999 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 124 van 22 juni 1999 houdende de conclusies van de onderhandelingen die werden gevoerd in het Overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 6 juli 1999 betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 augustus 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van 17 juli 1991 tot uitvoering van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten

Artikel 1.In het opschrift van het besluit van 17 juli 1991 tot uitvoering van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten worden tussen de woorden "inspectie" en "en" de woorden ", Dienst voor Onderwijsontwikkeling" toegevoegd.

Art. 2.De tabel in artikel 1 van het besluit van 17 juli 1991 tot uitvoering van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten wordt vervangen door de volgende tabel : « 1. Inspecteur basisonderwijs 84 2. inspecteur secundair onderwijs 48 3.inspecteur kunstonderwijs 4 4. inspecteur volwassenenonderwijs 7 5.inspecteur PMS-centra 4 6 coördinerend inspecteur 8 7. inspecteur-generaal basisonderwijs 1 8.inspecteur-generaal secundair onderwijs 1 9. coördinerend inspecteur-generaal 1" Art.3. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.De coördinerende inspecteurs zijn belast met opdrachten die deels gebonden zijn aan een onderwijsniveau en die deels niveauoverschrijdend zijn. Vijf coördinerende inspecteurs zijn belast met de coördinatie van de inspectiewerkzaamheden voor het basisonderwijs. Twee coördinerende inspecteurs zijn belast met de coördinatie van de inspectiewerkzaamheden voor het secundair onderwijs. Tenminste één coördinerend inspecteur is belast met de coördinatie van de inspectiewerkzaamheden voor het buitengewoon onderwijs.

De inspectieraad legt de niveauoverschrijdende coördinatieopdrachten vast en wijst deze toe aan de coördinerende inspecteurs. De inspecteur-generaal basisonderwijs belast tenminste twee en ten hoogste vier inspecteurs basisonderwijs met de inspectie van het buitengewoon basisonderwijs. Eén inspecteur volwassenenonderwijs is belast met de basiseducatie. »

Art. 4.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.§ 1. De leden van de inspectie secundair onderwijs worden ingedeeld in de volgende groepen : Groep 1 : 26 Groep 2 : 2 Groep 3 : 16 Groep 4 : 4 § 2. Groep l omvat het studiegebied algemeen secundair onderwijs en een aantal vakken uit de basisvorming. Groep 1 omvat de volgende subgroepen, waarbij hetzij wordt verwezen naar de vakken van de basisvorming, zoals onderwezen in de verschillende onderwijsvormen, hetzij naar specifieke studierichtingen in het algemeen secundair onderwijs, hetzij naar beiden : - Subgroep A : basisvorming Nederlands, Germaanse talen, project algemene vakken - Subgroep B : basisvorming Romaanse talen - Subgroep C : studierichtingen Klassieke talen - Subgroep D : basisvorming Geschiedenis - Subgroep E : studierichtingen Humane wetenschappen - Subgroep F : basisvorming Natuurwetenschappen, Fysica - Subgroep G : basisvorming Wiskunde - Subgroep H : basisvorming Aardrijkskunde - Subgroep I : basisvorming Biologie, Chemie - Subgroep J : studierichtingen Economie § 3. Groep 2 wordt ingedeeld in twee subgroepen, waarbij verwezen wordt naar vakken van de basisvorming en naar de studiegebieden kunstsecundair onderwijs : - Subgroep K : basisvorming Muzikale Opvoeding en studiegebieden Podiumkunsten en Ballet - Subgroep L : basisvorming Plastische Opvoeding en studiegebied Beeldende Kunsten § 4. Groep 3 wordt ingedeeld in subgroepen, waarbij wordt verwezen naar de studiegebieden van het technisch secundair onderwijs en het beroepssecundair onderwijs. Bij de Subgroep T wordt bovendien verwezen naar het vak lichamelijke opvoeding, dat in alle onderwijsvormen behoort tot de basisvorming. Groep 3 bevat de volgende subgroepen : - Subgroep M : studiegebieden Handel en Toerisme - Subgroep N : studiegebieden Mechanica-Elektriciteit, Auto, Koeling en Warmte, Grafische Technieken, Textiel - Subgroep O : studiegebieden Personenzorg, Lichaamsverzorging, Orthopedische Technieken, Tandtechnieken - Subgroep P : studiegebieden Kleding, Juwelen, Schoentechnieken, Optiek - Subgroep Q : studiegebieden Hout, Bouw, Decoratieve Technieken, Riet- en Vlechtwerk, Plastische Kunsten - Subgroep R : studiegebieden Chemie en Land- en Tuinbouw - Subgroep S : studiegebied Voeding - Subgroep T : studiegebied Sport en basisvorming Lichamelijke Opvoeding.

Voor de studiegebieden van het technisch en beroepssecundair onderwijs die niet worden vermeld en voor de basisvorming technologische opvoeding, worden alle inspectieleden behorend tot groep 3 geacht deskundig te zijn. § 5. Groep 4 verwijst naar het buitengewoon secundair onderwijs en wordt ingedeeld in de volgende subgroepen : - Subgroep U : algemene sociale vorming - Subgroep V : beroepsgerichte vorming § 6. Voor elke Subgroep moet minstens één inspecteur worden voorzien. § 7. De inspectieleden secundair onderwijs kunnen na beslissing van de inspectieraad ook worden belast met tijdelijke opdrachten in het volwassenenonderwijs. § 8. De indeling van de inspectieleden secundair onderwijs in groepen doet geen afbreuk aan de inzetbaarheid van de inspectieleden in het hele secundair onderwijs. § 9. Bij elke vacature legt de inspectieraad, rekening houdend met de indeling in groepen en subgroepen de specifieke eisen inzake deskundigheid vast. § 10. De minister bevoegd voor het onderwijs bepaalt na advies van de inspectieraad de indeling van de in dienst zijnde inspecteurs secundair onderwijs over de groepen, subgroepen en studiegebieden bedoeld in §§ 1, 2 en 3. »

Art. 5.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: «

Art. 4.De inspectie kan bij het uitvoeren van haar opdrachten een beroep doen op externe deskundigen met name bij de doorlichting van hooggespecialiseerde beroepsgerichte opleidingen. »

Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 7.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden "het deeltijds kunstonderwijs en het hoger kunstonderwijs" vervangen door : « en het deeltijds kunstonderwijs ».

Art. 8.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De coördinerend inspecteur-generaal coördineert de werkzaamheden van de inspectie en zit de inspectieraad voor.

Daarnaast is hij belast met de organisatie van de werkzaamheden van de inspecteurs kunstonderwijs, PMS-centra en volwassenenonderwijs.

De organisatie van de werkzaamheden van de andere inspecteurs en van de coördinerende inspecteurs wordt geregeld door de respectievelijke inspecteurs-generaal, in overleg met de respectievelijke coördinerende inspecteurs.

Bij afwezigheid van een inspecteur-generaal kan de minister bevoegd voor het onderwijs een andere inspecteur-generaal tijdelijk belasten met het vervullen van de opdrachten van de afwezige inspecteur-generaal. »

Art. 9.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 9.§ 1. De pariteit, zoals bepaald in artikel 8 van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten, moet afzonderlijk voor elk van de hierna vermelde groepen worden toegepast : - inspecteurs basisonderwijs; - inspecteurs secundair onderwijs; - inspecteurs PMS-centra; - inspecteurs kunstonderwijs en inspecteurs volwassenenonderwiis samen, met uitzondering van de inspecteur volwassenenonderwijs belast met de basiseducatie. § 2. De ambten van coördinerend inspecteur, bedoeld in artikel 2, § 3, dienen paritair te worden toegewezen. § 3. De paritaire verdeling van de leden van de inspectie secundair onderwijs dient toegepast te worden per groep zoals vermeld in artikel 3, § 1. »

Art. 10.§ 1. Artikel 10, § 1, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « - navorser bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling 3 » § 2. In hetzelfde artikel wordt § 2 vervangen door de volgende bepaling : « Daarnaast kunnen twaalf personeelsleden aan wie een verlof wegens opdracht wordt toegekend of die ter beschikking gesteld zijn wegens ontstentenis van betrekking, aan de Dienst voor Onderwijsontwikkeling worden toegewezen. » § 3. Aan hetzelfde artikel wordt een § 3 toegevoegd luidend als volgt : « § 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 kunnen de betrekkingen van navorser die niet werden ingevuld of de functies die niet werden ingevuld door personeelsleden ingevolge een verlof wegens opdracht of een terbeschikkingstelling, worden ingevuld door contractuele personeelsleden. »

Art. 11.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 12.Om te slagen voor de proef die toegang geeft tot het ambt van inspecteur, van adviseur of van navorser dient de kandidaat zowel op het schriftelijke als op het mondelinge gedeelte minstens zestig procent te behalen van het door de examencommissie vastgestelde maximum. Het schriftelijk gedeelte van de proef voor de toegang tot het ambt van inspecteur, van adviseur of van navorser bestaat uit de behandeling door de kandidaat van een onderwijskundig onderwerp. »

Art. 12.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° In § 1, inleidende zin worden de woorden "1 tot 6" vervangen door de woorden "1 tot 5".2° In § 1, 1°, worden de woorden "menselijke eigenschappen, alsmede de nodige aanleg" vervangen door de woorden « vaardigheden, attitudes".3° In § 2 wordt de tekst van 4° vervangen door wat volgt : « 4° de conclusies van een onderzoek uit de projecten "onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek" bespreken en vertalen naar praktijksituaties of een bundel statistische gegevens over schoolloopbanen interpreteren.» 4° Een § 3 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3.Voor het ambt van navorser bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, vermeld in artikel 10, bestaat het mondeling gedeelte uit : 1° het bespreken en vertalen naar praktijksituaties van beleidsaanbevelingen uit een wetenschappelijk onderzoek, op basis van een samenvatting;2° een kritische analyse van een reeks eindtermen of ontwikkelingsdoelen uit ofwel het basisonderwijs ofwel het secundair onderwijs;3° een discussie over een onderwijskundig thema waaruit moet blijken in hoeverre de kandidaat op de hoogte is van hedendaagse onderwijskundige vraagstukken.»

Art. 13.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° In 1°, inleidende zin, worden de woorden « 1 tot 6 » vervangen door de woorden « 1 tot 5 ».2° In 1°, derde streepje worden de woorden "met minstens een graad van rang 13" vervangen door "van niveau A met ten minste zes jaar niveauanciënniteit". In hetzelfde artikel wordt de tekst van 2° vervangen door de volgende bepaling : « 2° voor het ambt van adviseur of navorser bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling : - de directeur van de Dienst voor Onderwiisontwikkeling die tevens voorzitter is van de commissie; - de coördinerend inspecteur-generaal; - de inspecteur-generaal basisonderwijs of de inspecteur-generaal secundair onderwijs; - twee personeelsleden van het departement Onderwijs van niveau A met ten minste zes jaar niveauanciënniteit; - drie leden uit de universiteiten waarvan minstens één uit de pedagogische faculteiten; - twee leden, adviseurs of navorsers, van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling. »

Art. 14.De titel van titel III, hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « HOOFDSTUK II. - Toegang tot de mandaten van directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, van coördinerend inspecteur en van inspecteur-generaal. »

Art. 15.Artikel 18, § 1,van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De commissie bedoeld in de artikelen 42 en 43 van voormeld decreet, bestaat uit : 1° voor de toegang tot het mandaat van coördinerend inspecteur : - een inspecteur-generaal, die tevens voorzitter is; - de directeur-generaal of een afdelingshoofd van de overeenstemmende administratie van het departement Onderwijs; - drie leden uit de universiteiten waarvan minstens één lid van de pedagogische faculteiten; 2° voor de toegang tot het mandaat van inspecteur-generaal basisonderwijs of inspecteur-generaal secundair onderwijs: - de coördinerend inspecteur-generaal die tevens voorzitter is; - één inspecteur-generaal of de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling; - de directeur-generaal van de overeenstemmende administratie van het departement Onderwijs; - drie leden uit de universiteiten waarvan minstens één lid van de pedagogische faculteiten; 3° voor de toegang tot het mandaat van coördinerend inspecteur-generaal : - de secretaris-generaal van het departement Onderwijs die tevens voorzitter is; - twee directeurs-generaal van het departement Onderwijs; - drie leden uit de universiteiten waarvan minstens één lid van de pedagogische faculteiten; 4° voor de toegang tot het mandaat van directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling : - de secretaris-generaal van het departement Onderwijs die tevens voorzitter is; - twee inspecteurs-generaal; - twee directeurs-generaal van het departement Onderwijs; - drie leden uit de universiteiten waarvan minstens één lid van de pedagogische faculteiten. »

Art. 16.Artikel 19, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. De preventieve schorsing, zoals bedoeld in artikel 49 van voormeld decreet kan worden voorgesteld voor : - de inspecteurs basisonderwijs en de inspecteurs secundair onderwijs door respectievelijk de inspecteur-generaal basisonderwijs en de inspecteur generaal secundair onderwijs; - de adviseurs en navorsers bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling door de directeur bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling; - de inspecteurs kunstonderwijs, volwassenenonderwijs en PMS-centra door de coördinerend inspecteur-generaal; - de coördinerende inspecteurs door de functioneel bevoegde inspecteur-generaal; - de inspecteurs-generaal basis- en secundair onderwijs door de coördinerend inspecteur-generaal; - de coördinerend inspecteur-generaal en de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling door de secretaris-generaal van het departement Onderwijs. »

Art. 17.In artikel 34 van hetzelfde besluit worden de woorden "niveau 1 » vervangen door "niveau A".

Art. 18.In artikel 45, § 1, van hetzelfde besluit, wordt de vierde zin geschrapt.

Art. 19.Artikel 52 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° de inleidende zin van 2°, a), wordt aangevuld met wat volgt : « en de inspecteur volwassenenonderwijs belast met de basiseducatie";2° de tekst van 4°, 5° en 6° wordt geschrapt.3° in 7°, worden tussen de woorden "Adviseur » en "bij" de woorden "of navorser" ingevoegd.

Art. 20.In hetzelfde besluit wordt een artikel 52bis ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 52bis.§ 1. De weddenschalen voor de coördinerende inspecteurs worden afhankelijk van hun weddenschaal als inspecteur vastgesteld als volgt : 1° op basis van weddenschaal 167 : 338 1.066.862 - 1.650.701 (22 jaar) 3/1 x 23.993 12/2 x 42.655 2° op basis van weddenschaal 338 : 505 1.212.554 - 1.951.796 (24 jaar) 14/2 x 52.803] 3° op basis van weddenschaal 514 of 544 : 544 1.399.218 - 2.048.824 (24 jaar) 3/1 x 27.548 11/2 x 51.542 § 2. De weddenschaal van de inspecteurs-generaal basis- en secundair onderwijs en van de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, worden vastgesteld als volgt : 531 1.685.712 - 2.360.210 (24 jaar) 3/1 x 29.326 11/2 x 53.320 § 3. De weddenschaal van de coördinerende inspecteur-generaal wordt vastgesteld als volgt : 532 1.785.712 - 2.460.210 (24 jaar) 3/1 x 29.326 11/2 x 53.320 § 4. In afwijking van de §§ 1 en 3, behouden de coördinerende inspecteurs en de coördinerend inspecteur-generaal vanaf 1 mei 1999 tot en met 31 augustus 1999 de weddenschaal die hun was toegekend op 1 april 1999 in de hoedanigheid van hun vroeger ambt van respectievelijk inspecteur-coördinator basisonderwijs, inspecteur-coördinator secundair onderwijs of algemeen inspecteur-generaal. »

Art. 21.Artikel 53bis van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 53bis.§ 1. De forfaitaire vergoeding voor reis-, verblijfts- en werkingskosten bedoeld in artikel 85, § 2, van het decreet van 17 juli 1991 betreffende inspectie en pedagogische begeleidingsdiensten wordt als volgt vastgesteld : 1° 103.656 frank voor de inspecteurs-generaal en de directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling; 2° 113.000 frank voor de inspecteurs basisonderwijs, die niet belast zijn met het buitengewoon onderwijs; 3° 147.820 frank voor de inspecteurs secundaironderwijs, PMS-centra kunstonderwijs, volwassenenonderwijs voor de inspecteurs basisonderwijs belast met het buitengewoon onderwijs, en voor de coördinerende inspecteurs; 4° 80.098 frank voor de adviseurs en navorsers van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling. § 2. 1° De in § 1 bedoelde forfaitaire vergoeding wordt met 1/24 ingehouden voor elke onderbreking van de ambtsuitoefening gedurende een periode van 15 aaneensluitende kalenderdagen. 2° De bedragen vermeld in § 1 en § 3 worden gekoppeld aan de spilindex 138,01 en schommelen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977, houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijk besluit nr.178 van 30 december 1982. § 3. Inspecteurs die in opdracht van de inspectieraad belast worden met bijkomende opdrachten, kunnen hiervoor een vergoeding ontvangen.

Deze bijkomende vergoeding wordt berekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries en het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.

Voor de terugbetaling van reiskosten worden de inspecteurs in dit opzicht gelijkgesteld met ambtenaren van rang 14.

Voor de vaststelling van bijkomende reis- en verblijfskosten, is de administratieve standplaats voor de leden van de inspectie de woonplaats en wordt de werkelijke afstand in kilometers volgens de gevolgde wegen in aanmerking genomen.

Indien gebruik gemaakt wordt van gemeenschappelijke vervoermiddelen worden de werkelijke kosten uitbetaald op grondslag van de officiële tarieven. Indien de gemeenschappelijke vervoermiddelen verscheidene klassen omvatten wordt voor de leden van de inspectie een vervoerbewijs eerste klasse terugbetaald. § 4. De in § 1 vermelde vergoeding wordt in maandelijkse schijven uitbetaald. § 5. In afwijking van de §§ 1 en 3, behouden de coördinerende inspecteurs en de coördinerend inspecteur-generaal vanaf 1 mei 1999 tot en met 31 december 1999 de vergoedingen waar zij recht op hadden op 1 april 1999 in de hoedanigheid van hun vroeger ambt van respectievelijk inspecteur-coördinator basisonderwijs, inspecteur-coördinator secundair onderwijs of algemeen inspecteur-generaal. »

Art. 22.Artikel 54 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 54.De vakantie- en prestatieregeling van de personeelsleden van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling, met inbegrip van personeelsleden bedoeld in artikel 10, §§ 2 en 3, van de coördinerende inspecteurs en van de inspecteurs-generaal is gelijk aan de vakantie- en prestatieregeling van de ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. »

Art. 23.Artikel 55 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 55.§ 1. De prestatieregeling van de inspecteurs basisonderwijs, secundair onderwijs, kunstonderwijs, volwassenenonderwijs en PMS-centra bedraagt 38 uur per week voor een voltijds ambt. § 2. De inspecteurs basisonderwijs, secundair onderwijs, kunstonderwijs, volwassenenonderwijs en PMS-centra genieten een jaarlijks vakantieverlof vastgesteld als volgt : 1° de kerstvakantie begint de maandag van de week waarin 25 december valt en duurt twee weken. Indien 25 december op een zaterdag of een zondag valt, dan begint de kerstvakantie de maandag na 25 december; 2° de paasvakantie begint de eerste maandag van april en duurt twee weken.Indien Pasen in de maand maart valt dan begint de paasvakantie de maandag na Pasen. Indien Pasen na 15 april valt, begint de paasvakantie de tweede maandag voor Pasen; 3° zomervakantie : van 6 juli tot 15 augustus. In afwijking van het eerste lid kan een inspecteur, na goedkeuring door de bevoegde inspecteur-generaal, één week vakantieverlof tijdens de zomervakantie verplaatsen naar een ander tijdstip tijdens een schoolvakantie. »

Art. 24.In artikel 56 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de tekst van het eerste lid, 2°, wordt vervangen door wat volgt : « 2° voorstellen van nascholingsactiviteiten voor de betrokken personeelsleden" 2° in het tweede lid worden de woorden " algemene inspecteur-generaal" vervangen door de woorden "coördinerend inspecteur-generaal.» .

Art. 25.In artikel 57, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "algemene inspecteur-generaal" vervangen door de woorden "coördinerend inspecteur-generaal".

Art. 26.In artikel 58 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de tekst van 3° wordt opgeheven;2° in 5° worden de woorden "1°, 2° of 3°" vervangen door de woorden "1° of 2° ».

Art. 27.In artikel 59, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "van het korte type" geschrapt.

Art. 28.De artikelen 62 en 63 van hetzelfde besluit worden opgeheven. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het besluit van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken

Art. 29.In artikel 2 en 3, van het besluit van 15 december 1993 tot uitvoering van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, worden de woorden "algemeen inspecteur-generaal » driemaal vervangen door "coördinerend inspecteur-generaal". HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 30.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1999, met uitzondering van : - artikel 20, § 4, en artikel 21, § 5, die in werking treden op 1 mei 1999; - artikel 21, §§ 1 tot en met 4, die in werking treden op 1 januari 2000.

Art. 31.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 december 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, Mevr. M. VANDERPOORTEN

^