gepubliceerd op 21 april 2020
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de bestuurlijke weerbaarheid en transparantie van organisatoren, en tot wijziging van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, wat betreft verplichtingen in het kader van de subsidies
10 APRIL 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de bestuurlijke weerbaarheid en transparantie van organisatoren, en tot wijziging van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, wat betreft verplichtingen in het kader van de subsidies
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het
decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
20/04/2012
pub.
15/06/2012
numac
2012035637
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters
sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 6, § 1, 5°, en § 5, eerste lid, artikel 7, tweede lid en artikel 12, § 1, tweede lid.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 2 maart 2020. - Er is een verzoek om spoedbehandeling ingediend, gemotiveerd door de omstandigheid dat er voor de betrokken organisaties vóór 1 april 2020 duidelijkheid moet worden gecreëerd over deze nieuwe regelgeving, aangezien bij gebrek hieraan de huidige voorwaarden en subsidiemodaliteiten opgenomen in het Subsidiebesluit van 22 november 2013 op 1 april 2020 ingaan. Er vallen namelijk enkele inhoudelijke subsidievoorwaarden (werken met werknemers en rechtspersoonlijkheid met sociaal oogmerk hebben) weg die normaal vanaf 1 april 2020 zouden gelden en die voor de betrokken organisatoren een bepaalde kost en/of een aanpassing van de werking zouden betekenen. Het is dus noodzakelijk dat zij zo snel mogelijk en in elk geval vóór 1 april 2020 duidelijkheid hebben.
De Raad van State heeft advies 67.152/1 gegeven op 30 maart 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013
Artikel 1.In artikel 1, eerste lid van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013 wordt een punt 9° ingevoegd: "9° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap, opgericht bij het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035799 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie.".
Art. 2.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 3.Artikel 53 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 53.De organisator zorgt voor bestuurlijke weerbaarheid en transparantie.
De organisator die georganiseerd is als feitelijke vereniging of maatschap, heeft in het kader van de verplichting, vermeld in het eerste lid, de opdracht om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten.
De organisator met meer dan achttien vergunde kinderopvangplaatsen heeft in het kader van de verplichting, vermeld in het eerste lid, minstens de volgende opdrachten: 1° de kennis, vermeld in artikel 8, actueel houden en in de praktijk brengen;2° problemen of ontwikkelingen die een impact kunnen hebben op de continuïteit van de kinderopvang voor de gezinnen aan het agentschap melden. De organisator met meer dan vijfhonderd vergunde kinderopvangplaatsen heeft, naast de opdrachten, vermeld in het tweede en het derde lid, ook de volgende opdrachten: 1° zorgen voor voldoende controlemechanismes tussen de raad van bestuur, de algemene vergadering en de directie waardoor elkaars werking en beslissingen op onafhankelijke en kritische wijze beoordeeld kunnen worden;2° zorgen voor een evenwichtige samenstelling van die organen waarbij de leden complementair zijn ten opzichte van elkaar wat competentie en expertise betreft;3° belangrijke strategische beslissingen over de structuur, de werking en het bestuur van de organisator aan het agentschap te melden. De verplichtingen, vermeld in het vierde lid, 1° en 2°, zijn niet van toepassing op lokale besturen.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Subsidiebesluit van 22 november 2013
Art. 4.Artikel 4 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 4.De organisator zorgt voor financiële weerbaarheid en transparantie.
Elke organisator zorgt, in het kader van de verplichting, vermeld in het eerste lid, minstens voor: 1° een jaarlijkse begroting met een overzicht van voorzienbare inkomsten en de geraamde uitgaven voor de organisatie van kinderopvang;2° een boekhouding die inkomsten en uitgaven die verband houden met de activiteiten van kinderopvang, waarvoor de organisator de subsidie voor specifieke dienstverlening ontvangt, voor de toerekening van de kosten en inkomsten, transparant afzondert. De organisator die een subsidie ontvangt van het agentschap die het bedrag van 200.000 euro (tweehonderdduizend euro) op jaarbasis overschrijdt, voert, in het kader van de verplichting, vermeld in het eerste lid, een boekhouding volgens het principe van dubbelboekhouden en voegt een uitbreiding bij zijn rekeningstelsel. Hij maakt een jaarlijks financieel verslag op dat bestaat uit: 1° een goedgekeurde jaarrekening;2° een resultatenrekening, opgesplitst voor hetzij groepsopvang, hetzij gezinsopvang;3° een lijst van alle subsidiebedragen, gelinkt aan kinderopvang, die toegekend zijn door een overheid, met vermelding van de toekennende overheid en het doel van de subsidie. De voorwaarde, vermeld in het derde lid, is niet van toepassing voor een lokaal bestuur, met uitzondering van de verplichting, vermeld in het derde lid, 3°. Een lokaal bestuur heeft wel een resultatenrekening, opgesplitst voor hetzij groepsopvang, hetzij gezinsopvang.
De organisator beschikt over het financieel verslag, uiterlijk zeven maanden na de afsluiting van het boekjaar.
De minister bepaalt de nadere regels, onder meer voor de bijgevoegde uitbreiding van het rekeningstelsel.
De organisator die wettelijk verplicht is een commissaris-revisor aan te stellen, laat die revisor aanvullend op zijn wettelijke opdracht, jaarlijks onderzoeken en attesteren of de subsidies vermeld in dit besluit aangewend worden voor de opdrachten, vermeld in dit besluit.".
Art. 5.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "De organisator met meer dan één kinderopvanglocatie heeft rechtspersoonlijkheid. Dat geldt ook als dezelfde personen met verschillende ondernemingsnummers instaan voor de organisatie van de kinderopvang."
Art. 6.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 25.De organisator van groepsopvang betaalt correcte en marktconforme lonen of vergoedingen voor de medewerkers waardoor die medewerkers in staat zijn een gezonde en toekomstgerichte sociaalrechtelijke situatie uit te bouwen. De organisator biedt daarover volledige transparantie.".
Art. 7.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 8.Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 9.In artikel 61 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014, wordt het eerste lid opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 10.De organisatoren die op 31 maart 2020 een vergunning hebben, hebben tot en met 31 maart 2021 de tijd om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 53, vierde lid van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, zoals gewijzigd bij dit besluit.
De organisatoren die op 31 maart 2020 de subsidie voor inkomenstarief, vermeld in artikel 18, eerste lid, 2°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, toegekend krijgen als vermeld in artikel 59 van hetzelfde besluit, hebben tot en met 31 maart 2021 de tijd om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in de artikelen 4, derde lid, 24 en 25 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij dit besluit.
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 31 maart 2020.
Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 april 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE