gepubliceerd op 20 augustus 2014
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van hoofdstuk IIter van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging
9 MEI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van hoofdstuk IIter van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, artikel 32quaterdecies, § 2 en § 3, ingevoegd bij het decreet van 28 februari 2014;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 februari 2014;
Gelet op advies nr. 55.861/1 van de Raad van State, gegeven op 23 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° gracht: een gracht van algemeen belang als vermeld in artikel 32quaterdecies van de wet van 26 maart 1971;2° wet van 26 maart 1971: de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging.
Art. 2.§ 1. Het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 32quaterdecies, § 3, eerste lid, van de wet van 26 maart 1971, wordt door de gemeente georganiseerd.
De gemeente legt gedurende dertig dagen de volgende documenten ter inzage: 1° een plan waarop de gracht duidelijk zichtbaar is, met vermelding van de ligging en de breedte van de erfdienstbaarheidszone;2° een motiveringsnota die aangeeft wat de erfdienstbaarheid inhoudt, waarom de overname van het beheer nuttig is voor het watersysteem en/of waarom een bepaalde erfdienstbaarheidszone aangewezen is. Als de gemeente over een eigen website beschikt, worden de documenten, vermeld in het eerste lid, ook elektronisch beschikbaar gesteld op die website.
Bezwaren en opmerkingen over de ter inzage gelegde documenten kunnen schriftelijk met een aangetekende brief ingediend worden, of kunnen tegen ontvangstbewijs afgegeven worden op het gemeentehuis.
De gemeentesecretaris of zijn gemachtigde stelt een proces-verbaal op van het openbaar onderzoek. Het proces-verbaal omvat ten minste een inventaris van de bezwaren en opmerkingen die ingediend zijn tijdens het openbaar onderzoek. § 2. Het gemeentebestuur hangt gedurende dertig dagen vanaf de aanvang van het openbaar onderzoek op de gewone aanplakplaatsen en in ieder geval aan het gemeentehuis, alsook op de plaats waar de gracht uitkomt op de openbare weg of aan de dichtstbijzijnde openbare weg als de gracht niet op de openbare weg uitkomt, een bekendmaking uit die ten minste de volgende gegevens bevat: 1° de aanvangsdatum en de einddatum van het openbaar onderzoek;2° een korte omschrijving van het doel van het openbaar onderzoek;3° de plaats waar de documenten ter inzage liggen;4° de termijn waarin bezwaren en opmerkingen over de ter inzage gelegde documenten ingediend kunnen worden, en de wijze waarop dat gebeurt. Als de gemeente beschikt over een eigen website, wordt de bekendmaking, vermeld in het eerste lid, ook op die website opgenomen.
Art. 3.De beslissing tot overname van het beheer en de beslissing om een erfdienstbaarheid op te leggen, wordt gedurende dertig dagen bekendgemaakt op dezelfde plaatsen als de bekendmaking van het openbaar onderzoek, vermeld in artikel 2, § 2.
De gemeentesecretaris of zijn gemachtigde stelt een proces-verbaal op van de bekendmaking van de beslissing. Het proces-verbaal omvat een overzicht van de aanvangs- en de einddata van de verschillende vormen van de bekendmaking.
Een afschrift van de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt, met inbegrip van de bijbehorende plannen, door de gemeente bezorgd aan de provincie.
Art. 4.§ 1. De eigenaar of de gebruiker van het perceel waarop de erfdienstbaarheid, vermeld in artikel 32quaterdecies, § 2, van de wet van 26 maart 1971, rust, kan om de stopzetting van de overname van het beheer door de gemeente of de gehele of gedeeltelijke opheffing van die erfdienstbaarheid verzoeken. Daarvoor stuurt de eigenaar of gebruiker een gemotiveerde aangetekende brief naar het college van burgemeester en schepenen.
Het college van burgemeester en schepenen beslist op basis van het gemotiveerde verzoek om de procedure al dan niet op te starten.
Het college van burgemeester en schepenen brengt de eigenaar of de gebruiker, vermeld in het eerste lid, met een aangetekende brief op de hoogte van zijn beslissing. § 2. Als de gemeente de overname van het beheer wenst stop te zetten of de erfdienstbaarheid geheel of gedeeltelijk wenst op te heffen, zijn de procedures van artikel 2 en 3 van toepassing.
In afwijking van artikel 2 liggen de volgende documenten ter inzage gedurende het openbaar onderzoek: 1° een plan waarop de gracht duidelijk zichtbaar is, met vermelding van de huidige en toekomstige breedte en de ligging van de erfdienstbaarheidszone;2° een motiveringsnota die aangeeft waarom de overname van het beheer of de erfdienstbaarheidszone geheel of gedeeltelijk opgeheven wordt.
Art. 5.§ 1. Tegen de beslissingen, vermeld in artikel 3, kan elke belanghebbende beroep instellen bij de gouverneur van de provincie in kwestie.
Het beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de kennisname van de bestreden beslissing overeenkomstig artikel 32quaterdecies, § 3, van de wet van 26 maart 1971. De kennisname wordt vermoed te hebben plaatsgevonden uiterlijk de laatste dag van de termijn van de bekendmaking van de beslissing, vermeld in artikel 3, eerste lid.
Het beroep wordt ingediend met een aangetekende brief of wordt afgegeven tegen ontvangstbewijs. Het beroep is gemotiveerd en bevat een kopie van de bestreden beslissing. § 2. De gouverneur stuurt binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van het beroep een kopie ervan naar het college van burgemeester en schepenen. Het college van burgemeester en schepenen kan binnen dertig kalenderdagen die volgen op de dag van de verzending van het beroepschrift door de gouverneur een verweernota indienen. Bij overschrijding van die termijn is de gouverneur niet verplicht rekening te houden met de verweernota.
De gouverneur beslist binnen zestig dagen na de ontvangst van het beroep overeenkomstig artikel 32quaterdecies, § 3, van de wet van 26 maart 1971. Die beslissing wordt binnen tien dagen met een aangetekende brief bezorgd aan de beroepsindiener en aan het college van burgemeester en schepenen. Een kopie van de beslissing wordt met een gewone brief bezorgd aan de deputatie.
Beslissingen waarbij de gouverneur de bestreden beslissing wijzigt, worden door de gemeente bekendgemaakt op de wijze, vermeld in artikel 3.
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 mei 2014.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE